Aldous Huxley

BRAVE NEW WORLD REVISITED

WE E RZ I E N M ET MIJN NIEUWE WERELD

( 1958 )

A. J. G. STRENGHOLT's UITGEVERSMAATSCHAPPIJ N.V.
AAN DE LEIDSEGRACHT 11 TE AMSTERDAM


Oorspronkelijke titel:
BRAVE NEW WORLD REVISITED

Geautoriseerde Nederlandse vertaling: C. DE DOOD

Inhoud

Voorwoord .
I - Overbevolking
II - Kwantiteit, kwaliteit, moraliteit
III - Overorganisatie
IV - Propaganda in een Demokratische Maatschappij
V - Propaganda onder een diktatuur
VI - De kunst van het verkopen
VII - Hersenspoeling
VIII - Chemische Overredingstechniek
IX - Onderbewuste overredingstechniek
X - Hypnopedie
XI - Opvoeding tot vrijheid
XII - Wat kan er worden gedaan

VOORWOORD

In Hamlet zegt Polonius: ,,...brevity is the soul of wit" - kortheid is de ziel der geestigheid - maar de ziel van geestigheid kan juist het lichaam van onwaarheid worden. Hoe elegant en gedenkwaardig ook, toch kan kortheid door het eigen wezen ervan nooit recht doen wedervaren aan de feiten van een ingewikkelde toestand. Men kan over een dergelijk onderwerp alleen maar kort zijn, wanneer men weglaat of vereenvoudigt. Weglaten en vereenvoudigen zijn een proces, dat ons helpt begrijpen - maar in vele gevallen helpt het ons het verkeerde te begrijpen, want het kan zijn, dat ons begrijpen alleen maar betrekking heeft op de keurig geformuleerde denkbeelden van de kortschrijver en niet op de ontzaglijke, wijdvertakte werkelijkheid, waaraan deze denkbeelden zo eigengereid zijn ontleend.
Maar het leven is kort en het vergaren van kennis heeft geen grenzen: er bestaat niemand, die overal tijd voor heeft. In het algemeen zijn wij in de praktijk gedwongen te kiezen tussen het geven van een min of meer onjuiste korte uiteenzetting of helemaal geen. Kortheid is een noodzakelijk kwaad en de kortschrijver staat ervoor zoveel mogelijk terecht te brengen van een taak, die - evenals Samuel Johnsons inakkuraat lopende horloge - in wezen slecht is maar toch nog beter dan in het geheel geen. Hij moet leren vereenvoudigen maar niet zozeer, dat hij vervalst. Hij moet leren zich te koncentreren op de hoofdzaken van een toestand, maar zonder al te veel nevenkwesties, die de werkelijkheid beïnvloeden, te verwaarlozen. Op deze manier is hij in staat nu wel niet de hele waarheid te geven (immers de hele waarheid over vrijwel alle onderwerpen van enig belang is niet te verenigen met kortheid), maar toch aanmerkelijk meer dan de gevaarlijke halve waarheden en kwart waarheden, die altijd de verkondiging zijn geweest van wat voor denken doorgaat. Het vraagstuk van de vrijheid en haar vijanden is ontzagwekkend omvangrijk en wat ik heb geschreven is stellig te kort om het onderwerp ten volle te geven wat het toekomt, maar ik heb ten minste talrijke kanten van het probleem aangeroerd.
Ieder van deze kanten is in de uiteenzetting misschien ietwat bovenmatig vereenvoudigd, maar deze opeenvolgende bovenmatige vereenvoudigingen vormen tezamen een beeld, dat, naar ik hoop, ten minste enig idee geeft van de uitgebreidheid en de verwikkeldheid van de oorspronkelijke werkelijkheid.
De mechanische en militaire vijanden van de vrijheid zijn uit het beeld weggelaten (niet omdat zij onbelangrijk zouden zijn, maar eenvoudig voor het gemak en omdat ik ze bij vorige gelegenheden heb besproken) - ik bedoel de wapens en andere werktuigen, die de overmacht van de heersers over onze wereld zo geweldig hebben vergroot, en ook de ruïneus kostbare voorbereiding voor oorlogen, die voortdurend waanzinniger worden en gelijk staan met zelfmoord. De hoofdstukken, die volgen, moeten als het ware gelezen worden tegen een achtergrond van gedachten over de Hongaarse opstand en zijn onderdrukking, over de H-bom, over de bedragen die iedere natie besteedt aan wat "verdediging" wordt genoemd, over die eindeloze kolonnes geuniformeerde jongens, blanke, zwarte, bruine, gele, die ge- dwee voortmarcheren naar het gemeenschappelijke graf.

A.H.





.

I. Overbevolking

In 1931, toen ik mijn Nieuwe Wereld (,,Brave New World") schreef, was ik ervan overtuigd, dat er nog ruimschoots tijd was. De volledig georganiseerde maatschappij, het wetenschaplijke kastestelsel, de opheffing van de vrije wil door een metodisch ,,conditioning" - innerlijke toebereiding - , de knechtschap, aanvaardbaar gemaakt door geregelde doses van een chemisch verwekt geluksgevoel, de ortodoxe leerstellingen, ingehamerd in nachtelijke cursussen van onderwijs-in-de-slaap - al deze dingen zouden er zeker komen, maar niet in mijn dagen en zelfs niet in de dagen van mijn kleinkinderen. De nauwkeurige datum van de gebeurtenissen, die ik heb geschetst in de Nieuwe Wereld, ben ik vergeten, maar ze gebeurden zo ongeveer in de zesde of zevende eeuw n.F. (na Ford). Wij, die in het tweede kwart van de twintigste eeuw leefden, waren - dit zij toegegeven - de inwoners van een afschuwelijk soort heelal, maar de nachtmerrie van die jaren van malaise verschilde radikaal van de nachtmerrie van de toekomst, zoals die beschreven is in de Nieuwe Wereld. Onze nachtmerrie was er een van te weinig orde; de hunne, in de zevende eeuw n.F., van te veel orde. Ik verbeeldde me, dat de overgang van het ene uiterste naar het andere een lange tijd in beslag zou nemen, gedurende welke tussenpoos het meer fortuinlijke derde deel van de mensheid zou kunnen profiteren van beide werelden tegelijk - de wanordelijke wereld van het liberalisme en de veel te ordelijke Nieuwe Wereld, waar de volmaakte efficiency geen ruimte meer zou laten voor vrijheid en persoonlijk initiatief.

Zevenentwintig jaar later, in het derde kwart van de twintigste eeuw, en lang voor het einde van de eerste eeuw n.F., voel ik me aanmerkelijk minder optimistisch dan toen ik bezig was de Nieuwe Wereld te schrijven. De voorspellingen, die ik in 1931 deed, worden veel eerder verwerkelijkt, dan ik had gedacht. De gezegende tussenpoos tussen de tijd van te weinig orde en de nachtmerrie van te veel orde is nog niet begonnen en er zijn geen tekenen, die op het begin ervan wijzen. Wel genieten in het Westen individuele mannen en vrouwen nog een grote mate van vrijheid. Maar zelfs in die landen, die volgens de traditie demokratisch worden geregeerd, schijnen deze vrijheid en zelfs het verlangen naar deze vrijheid weg te kwijnen. In de rest van de wereld is de individuele vrijheid al verdwenen, of staat blijkbaar op het punt te verdwijnen. De nachtmerrie van de totale organisatie, die ik in de zevende eeuw na Ford heb geplaatst, is uit de veilige, verre toekomst opgedoken om als het ware morgen werkelijkheid te worden.

George Orwell's boek ,,1984" was een vergrote projektie, op het beeldscherm van de toekomst, van een Heden, dat Stalin bevatte, en van een onmiddellijk verleden, dat getuige was geweest van de bloei van het nazisme. De Nieuwe Wereld was geschreven vóór de machtsovername door Hitler en toen de Russische tiran nog niet helemaal op dreef was. Het stelselmatige terrorisme was in 1931 nog niet het obsederende feit-van-de-dag, dat het in I948 iS geworden - en de toekomstige diktatuur van mijn fantasiewereld was aanmerkelijk minder beestachtig dan de toekomstige diktatuur, die Orwell zo schitterend heeft uitgebeeld. In de samenlevingskonstellatie van 1948 scheen "1984" afgrijselijk overtuigend. Maar ten slotte zijn tirannen sterfelijk en de omstandigheden veranderen. De jongste ontwikkeling in Rusland en de laatste vooruitgang op het gebied van wetenschap en technologie hebben Orwells boek gedeeltelijk van zijn waarschijnlijkheid beroofd. Een oorlog met kernwapens zal natuurlijk de gek steken met de voorspellingen van iedereen. Maar, als wij voor een ogenblik aannemen, dat de Grote Mogendheden er om de een of andere reden van afzien om ons allemaal te verdelgen, dan ziet het er nu toch naar uit, dat de feiten van de Nieuwe Wereld een betere kans maken dan zoiets als die in "1984".

In het licht van wat wij in de jongste tijd hebben geleerd omtrent het gedrag van dieren in het algemeen en van mensen in het bijzonder, is het duidelijk geworden, dat beheersing door middel van het bestraffen van ongewenst gedrag op de lange duur minder doeltreffend is dan beheersing door het opdwingen van gewenst gedrag door middel van beloningen, en dat over het algemeen het regeren met terreurmaatregelen minder goed werkt dan het regeren met behulp van de niet-gewelddadige manipulaties van de omgeving en van de gedachten en gevoelens van individuele mannen, vrouwen en kinderen. Straf maakt tijdelijk een einde aan ongewenst gedrag, maar brengt geen permanente vermindering van de neiging van het slachtoffer om zich eraan over te geven teweeg. Bovendien kan het zijn, dat de psycho-fysische bijprodukten van straf precies zo ongewenst zijn als het gedrag, waarvoor de individu bestraft is. Een groot deel van de psychoterapie heeft tot doel de ontkrachtende of antisociale gevolgen van vroegere bestraffingen op te heffen.

In "1984" wordt een maatschappij beschreven, die bijna uitsluitend wordt beheerst door straf en de angst voor straf. In de fantasiewereld van mijn fabel komt bestraffing maar zelden voor en is dan over het algemeen zachtmoedig. De bijna volmaakte beheersing door de regering wordt tot stand gebracht door een systematisch opdwingen van gewenst gedrag, door vele soorten bijna ongewelddadige manipulaties, fysisch zowel als psychisch, en door standaardisatie van de geboorten. Ongeboren kindertjes in flessen en de gecentraliseerde beheersing van de vermenigvuldiging zijn misschien niet onmogelijk, maar er kan geen twijfel aan bestaan, dat wij nog een lange tijd een levendbarende soort zullen blijven, die maar raak voortteelt.Voor praktische doeleinden kunnen wij de genetische standaardisatie uitschakelen. De verschillende maatschappijen zullen beheerst blijven door beïnvloeding na de geboorte - door bestraffing, zoals in het verleden, - en in steeds sterkere mate door de meer doeltreffende metoden van beloning en wetenschappelijke manipulatie.

In Rusland is de verouderde diktatuur stij1-1984 bezig het veld te ruimen voor een moderne vorm van tirannie. In de bovenste lagen van de hiërarchische maatschappij van de Sowjets is het opdwingen van wenselijk gedrag bezig de plaats in te nemen van de oudere metoden van beheersing door bestraffing van ongewenst gedrag. Ingenieurs, wetenschappelijke werkers, leerkrachten en administrateurs worden royaal beloond voor goed werk en betalen zo'n bescheiden bedrag aan belastingen, dat zij voortdurend worden aangespoord om nog meer te presteren en dus een nog hoger loon te bereiken. Op bepaalde gebieden hebben zij de vrijheid om min of meer naar goeddunken te denken en te handelen. Hun wacht uitsluitend straf, wanneer zij de voorgeschreven grenzen overschrijden en het rijk der ideologie en politiek betreden. Omdat zij, wat hun beroep betreft, een zekere mate van vrijheid hebben gekregen, hebben de Russische leerkrachten, wetenschapsmensen en technici zulke merkwaardige successen bereikt. Zij, die in de onderste lagen van de sowjetpyramide leven, genieten geen van de voorrechten, die aan de fortuinlijke en speciaal begaafde minderheid zijn toegekend. Hun lonen zijn schraal en zij betalen in de vorm van hoge prijzen een onevenredig groot deel van de belastingen. Het terrein, waarop zij kunnen doen wat zij willen, is uiterst nauw begrensd en hun regeerders beheersen hen meer door straf en de bedreiging met straf dan door ongewelddadige manipulatie of het opdwingen van gewenst gedrag door middel van beloningen. In het Sowjetsysteem vinden wij een kombinatie van de elementen in "1984" met de elementen van het gebeuren onder de hogere kasten, zoals het profetisch is beschreven in de Nieuwe Wereld.

Intussen schijnt het of onpersoonlijke krachten, die wij vrijwel niet kunnen beheersen, ons allen dringen in de richting van de nieuwwereldse nachtmerrie; en dit onpersoonlijke voortdringen wordt nog voortdurend versneld door vertegenwoordigers van kommerciële en politieke organisaties, die een reeks nieuwe technieken hebben ontwikkeld voor het manipuleren - ten voordele van de een of andere minderheid - van de gedachten en gevoelens van de grote massa. De manipulatietechnieken zullen in latere hoofdstukken worden behandeld. Laat ons voor het ogenblik onze aandacht alleen richten op die onpersoonlijke krachten, die bezig zijn de wereld zo ontzettend ,,unsafe for democracy" - onveilig voor demokratie - te maken, zo erg weinig gastvrij voor individuele vrijheid. Wat zijn deze krachten? En waarom is de nachtmerrie, die ik eenmaal heb geplaatst in de zevende eeuw n.F., ons zo snel genaderd? Het antwoord op deze vragen moet daar beginnen, waar het bestaan van zelfs de hoogst beschaafde maatschappij zijn oorsprong heeft - op het terrein van de biologie.

Op de eerste Kerstdag van onze jaartelling bedroeg de bevolking van onze planeet ongeveer tweehonderdvijftig miljoen - minder dan de helft van de bevolking van het tegenwoordige China. Zestien eeuwen later, toen de Pilgrim Fathers voet aan wal zetten op Plymouth Rock in Amerika, was het aantal mensen gestegen tot iets meer dan vijfhonderd miljoen. Toen in Amerika de Onafhankelijkheidsverklaring werd ondertekend in 1776, was de wereldbevolking de zevenhonderd miljoen gepasseerd. In I931, toen ik mijn Nieuwe Wereld schreef, stond de bevolking precies op twee miljard. Nu, niet meer dan zevenentwintig jaar later, zijn er tweeduizend achthonderd miljoen medemensen. En morgen? - hoeveel? Penicilline, DDT en zuiver water zijn goedkope goederen, waarvan de invloed op de algemene gezondheid in geen enkele verhouding staat tot de kosten. Zelfs de armste regering is rijk genoeg om haar onderdanen tot op grote hoogte een middel tot doodsbeheersing te schenken. Geboortebeheersing, geboortebeperking, is iets heel anders. Doodsbeheersing is iets, dat aan een heel volk kan worden gegeven door het werk van enkele technici, betaald door een menslievende regering. Geboortebeheersing is afhankelijk van de medewerking van het hele volk. Geboortebeperking moet worden toegepast door ontelbare individuen, van wie dan meer intelligentie en wilskracht worden geëist, dan de meeste analfabeten, waarvan het in de wereld wemelt, bezitten, - gepaard gaande (wanneer chemische of mechanische voorbemoedmiddelen worden gebruikt) met het uitgeven van meer geld dan waarover de meeste van al die miljoenen mensen beschikken. Bovendien bestaan er nergens godsdienstige tradities met betrekking tot onbeperkt sterven, terwijl godsdienstige en maatschappelijke tradities ten gunste van onbeperkte vermenigvuldiging wijdverbreid zijn. Om al deze redenen wordt doodsbeperking gemakkelijk bereikt; geboortebeperking daarentegen met de grootste moeite. In de laatste jaren zijn de sterftecijfers verrassend plotseling gedaald. Maar de geboortecijfers hebben of hun oude, hoge peil gehandhaafd, of, als ze al gedaald zijn, dan zijn ze in ieder geval heel weinig en in een heel langzaam tempo gedaald. Bij gevolg stijgt het aantal mensen nu sneller dan ooit in de geschiedenis van het mensengeslacht.

En daarbij komt, dat de jaarlijkse stijgingen zelf ook weer stijgen. Zij stijgen geregeld volgens de wet van de samengestelde interest; en bovendien stijgen zij ongeregeld door iedere toepassing, vanwege een technologisch achterlijke maatschappij, van de openbare gezondheidsprincipes. Op het ogenblik neemt de wereldbevolking met zo'n drieënveertig miljoen per jaar toe. Dat wil zeggen, dat de mensheid iedere vier jaar aan haar getal evenveel mensen toevoegt als er nu in de Verenigde Staten wonen, iedere acht jaar evenveel als er in Indie wonen. Bij het toenametempo, dat gold in de tijd tussen de geboorte van Christus en de dood van Koningin Elisabeth van Engeland, waren er zestien eeuwen nodig om de wereldbevolking te verdubbelen. Op het ogenblik komt die verdubbeling in minder dan een halve eeuw tot stand. En deze fantastisch snelle verdubbeling van onze mensenmassa geschiedt op een planeet, waarvan de meest begerenswaardige en produktieve gedeelten alreeds dicht bevolkt zijn, waarvan de grond wordt uitgeput door de dolzinnige pogingen van slechte landbouwers om steeds meer voedsel te oogsten, en waarvan de gemakkelijk toeganke- lijke voorraad delfstoffen wordt verkwist met de roekeloze onverantwoordelijkheid van een dronken zeeman, die zijn hele gage verpassagiert.

In de Nieuwe Wereld van mijn fabel was het probleem van het aantal mensen in verhouding tot de natuurlijke hulpbronnen doeltreffend opgelost. Een hoogste getal voor de wereldbevolking was berekend en de cijfers werden op dit peil gehouden (wat minder dan twee miljard, als ik me wel herinner) voor de opeenvolgende generaties. In onze tegenwoordige wereld is het bevolkingsprobleem niet opgelost. Integendeel, met ieder jaar wordt het ernstiger en beangstigender. Het is tegen deze akelig sombere biologische achtergrond, dat al de politieke, ekonomische, kulturele en psychologische drama's van onze tijd zich afspelen. Naarmate de twintigste eeuw voortschrijdt, naar- mate nieuwe miljarden worden toegevoegd aan de reeds aan- wezige miljarden (tegen de tijd, dat mijn kleindochter vijftig jaar is, zullen het er vijf en een half miljard zijn), zal deze biologische achtergrond naar voren komen, voortdurend nadrukkelijker, voortdurend dreigender, om de voorgrond en het midden van het historische toneel in te nemen. Het probleem van het snel groeiende aantal mensen in verhouding tot de natuurlijke hulpbronnen, de sociale stabiliteit en de welstand van de individuen - ziehier het centrale probleem van de mensheid; - en het zal het centrale probleem blijven, misschien voor nog wel een eeuw en misschien nog verscheidene eeuwen daarna. Men veronderstelt, dat op 4 oktober 1957 een nieuw tijdperk is begonnen. Maar onder de tegenwoordige verhoudingen is al het uitbundige gepraat over de na-spoetnik ontwikkeling niet ter zake doende en zelfs onzinnig. Wat de mensheid betreft, is de aanbrekende tijd niet die van het Ruimtetijdperk maar van het Overbevolkingstijdperk. Wij kunnen de woorden van het oude liedje parodieren en vragen:

Will the space that you're so rich in
Light a fire in the kitchen,
Or the little god of space turn the spit, spit, spit ?

(Zal de ruimte, waaraan gij zo rijk zijt, een vuur in de keuken ontsteken, of het godje van de ruimte het spit draaien ?)

Het ligt voor de hand, dat het antwoord ontkennend is. Een nederzetting op de maan kan een militair voordeel opleveren voor de natie, die de nederzetting vestigt. Maar gedurende de vijftig jaar, die er nodig zijn om de tegenwoordige wereldbevolking te verdubbelen, zal zo'n nederzetting geen steek uitwerken om het leven dragelijker te maken voor de ondervoede en mateloos voorttelende miljarden op aarde. En zelfs wanneer, ergens in de toekomst, emigratie naar Mars mogelijk zou worden - en zelfs als een aanmerkelijk aantal mannen en vrouwen wanhopig genoeg zou worden om een nieuw leven te kiezen in een toestand, die te vergelijken is met die, welke zou heersen op een berg, die tweemaal zo hoog is als de Mount Everest, wat zou dit dan nog uitmaken? In de loop van de laatste vier eeuwen is een flink aantal mensen van de Oude naar de Nieuwe Wereld gegaan. Maar noch hun heengaan noch de stroom van voedsel en grondstoffen, die ervoor terug kwam, heeft de problemen van de Oude Wereld kunnen oplossen. Op dezelfde manier zal het uitzenden van een paar overtollige mensen naar Mars ( met verscheidene miljoenen onkosten per hoofd voor transport en ontwikkeling van het nieuwe gebied) niets doen om het probleem van de spanning van de groeiende bevolking op te lossen. En zolang dit probleem niet is opgelost, zijn alle andere problemen onoplosbaar. Erger nog, er zullen toestanden ontstaan, waarin de individuele vrijheid en de maatschappelijke waardigheid van de demokratische levenswijze onmogelijk, ja, bijna ondenkbaar worden.

Niet alle diktaturen ontstaan langs dezelfde weg, maar misschien is de rechtste en breedste weg die, waarop wij nu voortschrijden, de weg, die ons zal voeren door reusachtige aantallen en steeds sneller wordende toename. Laat ons even in het kort de redenen overzien voor het nauwe verband, dat er bestaat tussen een teveel aan mensen, een te snelle voortplanting en de formulering van autoritaire wijsgerige stelsels, de opkomst van totalitaire regeringsvormen.

Naarmate enorme en nog groeiende massa's de aanwezige hulpbronnen zwaarder belasten, wordt de ekonomische toestand van de maatschappij, die deze zware beproeving ondergaat, voortdurend hachelijker. Dit geldt vooral voor de onderontwikkelde gebieden, waar een plotselinge verlaging van het sterftecijfer door DDT, penicilline en zuiver drinkwater niet wordt begeleid door een overeenkomstige verlaging van het geboortecijfer. In sommige gedeelten van Azie en Centraal en Zuid Amerika groeit de bevolking zo snel, dat het aantal inwoners in iets meer dan twintig jaar wordt verdubbeld. Wanneer de produktie van voedsel en fabrieksgoederen, van huizen, scholen en leerkrachten op grotere schaal kon worden opgevoerd dan de groei van het aantal mensen, zou het mogelijk zijn verbetering te brengen in het ellendige lot van hen, die deze onderontwikkelde en overbevolkte gebieden bewonen. Maar, helaas, het ontbreekt deze landen niet alleen aan de nodige landbouwmachines en het industriele apparaat om deze machines te leveren, maar ook aan het kapitaal om zo'n apparaat te scheppen. Kapitaal is dat, wat overblijft, wanneer aan de eerste levensbehoeften van een bevolking is voldaan. Maar de eerste levensbehoeften van de meeste mensen in onderontwikkelde gebieden worden nooit volledig bevredigd. Aan het einde van ieder jaar is er bijna niets over en dus is er geen kapitaal beschikbaar voor het scheppen van het industriele en agrarische apparaat, waarmee de behoeften van het volk zouden kunnen worden bevredigd. Bovendien heerst er in die onderontwikkelde gebieden een ernstig tekort aan geschoolde arbeidskrachten, die onmisbaar zijn voor het op gang brengen en houden van een modern industrieel en agrarisch apparaat. De tegenwoordige onderwijsfaciliteiten zijn ontoereikend, en hetzelfde geldt voor de financiële en kulturele hulpbronnen, nodig voor het verbeteren van de bestaande faciliteiten in het snelle tempo, dat de toestand eist. En intussen groeit de bevolking van somrnige van deze onderontwikkelde gebieden met drie procent per jaar.

Deze tragische situatie vormt het onderwerp van een in 1957 verschenen, belangrijk boek: De Volgende Honderd Jaar van de hand van de professoren Harrison Brown, James Bonner en John Weir van het Californische Instituut voor Technologie. Hoe pakt de mensheid het probleem van de snel groeiende bevolkingscijfers aan? Niet op een erg afdoende manier. "De gegevens leiden tot de tamelijk sterke indruk, dat in de meeste onderontwikkelde landen het lot van de gemiddelde individu gedurende de laatste halve eeuw aanmerkelijk slechter is geworden. De mensen worden ellendig slecht gevoed. Per hoofd zijn er minder verbruiksgoederen beschikbaar. En iedere poging om de toestand te verbeteren is praktisch vernietigd door de meedogenloze druk van de aanhoudende bevolkingsaanwas."
Zodra het ekonomische leven van een natie hachelijk wordt, is de centrale regering verplicht extra verantwoordelijkheden voor het algemene welzijn op zich te nemen. Zij moet ingewikkelde plannen uitwerken om de kritische toestand het hoofd te bieden; zij moet aan het doen en laten van de onderdanen steeds grotere beperkingen opleggen; en wanneer - wat waarschijnlijk is - de ekonomische achteruitgang tot politieke onrust leidt, is de centrale regering verplicht in te grijpen ten behoeve van het handhaven van de openbare orde en het eigen gezag. Aldus wordt meer en meer macht gegeven aan de bewindslieden en hun bureaukratische bedrijfsleiders. Maar het ligt in de aard van de macht, dat zelfs zij, die er niet naar hebben gestreefd, maar aan wie die macht is opgedrongen, de neiging hebben ,,de smaak ervan te pakken te krijgen". Wij bidden: "Leid ons niet in de verzoeking," - en daar hebben we alle reden voor, want wanneer mensen al te zeer en al te lang aan verleiding blootstaan, bezwijken zij gewoonlijk voor de verzoeking. Een demokratische grondwet is een middel, dat de plaatselijke bewindslieden verhindert te bezwijken voor de bijzonder gevaarlijke verzoeking, die ontstaat, wanneer te veel macht is gekoncentreerd in te weinig personen. Een dergelijke grondwet funktioneert tamelijk goed in die landen, waar, zoals in Engeland en de Verenigde Staten, een traditionele eerbied voor de konstitutionele procedures bestaat. Waar de republikeinse of konstitutioneel-monarchale traditie zwak is, zal de beste grondwet eerzuchtige politici niet verhinderen met blijdschap en wellust te bezwijken voor de verzoeking van machtsuitoefening. En in alle landen, waar de mensenmassa's een zware belasting beginnen te vormen voor de beschikbare hulpbronnen, moet die verzoeking ontstaan. Overbevolking roept ekonomische onzekerheid en sociale onrust op. Onrust en onzekerheid leiden tot een grotere machtsuitoefening door de centrale regeringen en een vergroting van hun werkelijke macht. Bij ontstentenis van een konstitutionele traditie zal deze vergrote macht waarschijnlijk op diktatoriale manier worden uitgeoefend. Zelfs als het kommunisme nooit was uitgevonden, zou dit waarschijnlijk toch gebeuren. Maar het kommunisme is uitgevonden. Gezien dit feit, wordt de waarschijnlijkheid, dat overbevolking onrust zal oproepen en die onrust weer de diktatuur, praktisch een zekerheid. Men kan er veilig zijn hoofd onder verwedden, dat over een jaar of twintig al de overbevolkte en onderontwikkelde lan- den van de wereld de een of andere vorm van totalitair bestuur zullen krijgen - waarschijnlijk in handen van de Kommuni~ tische Partij.

Welke invloed zal deze ontwikkeling hebben op de overbevolkte, maar sterk geindustrialiseerde en alsnog demokratische landen van Europa? Wanneer de nieuw gevormde diktaturen hun vij- andig gezind zouden zijn, wanneer de normale aanvoer van grondstoffen uit de onderontwikkelde gebieden opzettelijk zou worden stopgezet, zouden de Westerse naties er heel slecht aan toe zijn. Hun industriele stelsel zou in elkaar kraken en de hoog ontwikkelde techniek, die hen voordien in staat had gesteld een veel grotere bevolking in leven te houden, dan de plaatselijk aanwezige hulpbronnen mogelijk zouden hebben gemaakt, zou de inwoners niet langer beschermen tegen de gevolgen van een te grote bevolking op een te klein gebied. Als dit zou gebeuren, dan kan het zijn dat de geweldige macht, die de ongunstige omstandigheden noodgedwongen in de handen leggen van de centrale regeringen, ten slotte wordt gebruikt volgens de metode van een totalitaire diktatuur.

Op het ogenblik zijn de Verenigde Staten geen overbevolkt land. Maar als de bevolking blijft toenemen in het tegenwoor- dige tempo (de bevolkingsaanwas is groter dan de groei van de bevolking in India, ofschoon gelukkig aanmerkelijk kleiner dan die, welke nu Mexico en Guatemala te zien geven), dan zou het vraagstuk van de bevolking in verhouding tot de be- schikbare hulpbronnen gemakkelijk tegen het begin van de eenentwintigste eeuw zorgwekkend kunnen worden. Voor het ogenblik vorrnt de overbevolking nog geen bedreiging voor de persoonlijke vrijheid van de Amerikanen. Maar toch steekt er een indireckte bedreiging in, een gevaar, dat om de hoek loert. Wanneer de overbevolking de onderontwikkelde landen aan het totalitarisme zou overleveren en deze nieuwe diktaturen een bondgenootschap met Rusland zouden aangaan, dan zou de militaire positie van Amerika onzekerder worden en de voor- bereidingen voor afweer en vergelding nog intensiever moeten worden getroffen. Maar wij weten allen, dat de vrijheid niet kan bloeien in een land, dat permanent op voet van oorlog of bijna op voet van oorlog is. Een permanente krisis rechtvaar- digt de permanente beheersing van allen en alles door de orga- nen van de centrale regering. En wij moeten voorbereid zijn op een perrnanente krisis in een wereld, waarin overbevolking een toestand schept, die een diktatuur onder kommunistische leiding vrijwel onvermijdelijk maakt. .

II. Kwantiteit, Kwaliteit, Moraliteit

In de Nieuwe Wereld, die ik heb uitgedacht, werden eugenetiek en dysgenetiek, geslachtsverbetering en geslachtsverslechtering, stelselmatig toegepast. In een groep flessen werd aan biologisch superieure eicellen, bevrucht met biologisch superieur spemma, de best mogelijke voorgeboortelijke behandeling gegeven, zodat zij ten slotte ter wereld kwamen als Beta's, Alfa's en zelfs Alfa-plussen. In een andere, veel talrijker groep flessen werden biologisch inferieure eicellen, bevrucht met biologisch inferieur spemma, onderworpen aan het Bokanowsky-proces (zesennegentig identieke ,,tweelingen" uit een enkele eicel) en v60r de geboorte behandeld met alkohol en proteinevergiften. De aldus geproduceerde schepsels waren bijna ondemmenselijk; maar zij waren geschikte ongeschoolde arbeiders en, als zij behoorlijk gekonditioneerd, - geestelijk en lichamelijk toebereid, - waren, van innerlijke spanningen ontheven door een vrije en veelvuldige omgang met het andere geslacht, verder voortdurend ontspannen door allerlei soort gratis amusement en versterkt in hun goede gedrag door de toediening van dagelijkse doses soma. Zo was het zeker, dat zij hun superieuren geen last zouden bezorgen.

In de tweede helft van de twintigste eeuw doen wij niets stelselmatigs aan onze voortplanting; maar op onze lukrake en ongeregelde manier zijn wij niet alleen bezig onze planeet over te bevolken, doch blijkbaar ook met ons ervan te verzekeren, dat de massa's van biologisch slechtere kwaliteit zullen zijn. In de slechte oude tijd bleven kindertjes met emstige of ook maar lichte erfelijke defekten zelden in leven. Heden ten dage echter bereiken de meeste kinderen, die geboren zijn met erfelijke defekten, dank zij de modeme artsenijkunde en het sociale geweten, de volwassen leeftijd en planten dan hun geslacht voort. Onder de tegenwoordige omstandigheden staat tegenover iedere vooruitgang in de medische wetenschap een waarschijnlijke, overeenkomstige vooruitgang in het aantal individuen, die de vloek van de genetische onvolwaardigheid overleven. Ondanks de nieuwe wondergeneesmiddelen en de betere behandeling ( ja zelfs in zekere zin juist daardoor) zal de lichamelijke gezondheid van de bevolking in het algemeen geen verbetering te zien geven - en kan zelfs achteruitgaan. En met de achteruitgang van de gemiddelde gezondheid kan heel goed een achteruitgang van de gemiddelde intelligentie gepaard gaan. In feite zijn enige kompetente deskundigen er reeds van overtuigd, dat die achteruitgang al is begonnen en zal doorgaan. Dr. W. H. Sheldon schrijft: ,,Onder omstandigheden, die tegelijk menslievend en ongeordend zijn, dreigt het beste deel van het mensengeslacht te worden overwoekerd door een deel, dat in ieder opzicht minderwaardig is. Het is in akademische kringen mode de studenten te verzekeren, dat de alarmerende mededelingen over de gedifferentieerde geboortecijfers ongegrond zijn; dat deze problemen enkel maar ekonomisch, enkel maar opvoedkundig, enkel maar religieus, enkel maar kultureel of iets van die aard zijn. Dit is struisvogeloptimisme. Misdaden tegen de voortplanting zijn biologisch en fundamenteel." En hij voegt eraan toe, dat ,,niemand weet, in welke mate de gemiddelde intelligentie-quota in dit land (de Verenigde Staten) is achteruitgegaan sedert I916, toen Terman probeerde de betekenis van intelligentie-quota IOO (de normale dus) te standaardiseren." Kunnen er in een onderontwikkeld en overbevolkt land, waar viervijfde van de bevolking minder dan 2000 kalorien per dag krijgt en eenvijfde behoorlijk wordt gevoed, demokratische instellingen spontaan tot stand komen? En als ze van buitenaf worden opgelegd, is het dan mogelijk, dat zij in leven blijven? En laat ons nu het geval bezien van de rijke, geindustrialiseerde en demokratische maatschappij, waar, ten gevolge van de lukrake maar vreselijk doeltreffende praktijk van de dysgenetiek, de intelligentie-quota en de lichamelijke kracht achteruitgaan. Hoe lang kan zo'n maatschappij haar tradities van individuele vrijheid en demokratische regeringsvorm in stand houden? Over vijftig of honderd jaar zullen onze kinderen het antwoord op deze vraag vernemen.

Intussen worden wij geplaatst tegenover een hoogst onrustbarend moreel probleem. Wij weten dat het goede doel slechte middelen niet heiligt. Maar wat moeten wij zeggen van die situaties, - die nu zo vaak voorkomen, - waarin goede middelen eindresultaten hebben, die op iets slechts uitdraaien?

Bij voorbeeld: wij gaan naar een tropisch eiland en wij onderdrukken met behulp van DDT de malaria, waarbij wij binnen twee of drie jaar honderdduizenden mensenlevens redden. Klaarblijkelijk is dit goed. Maar de honderdduizenden menselijke wezens en de miljoenen, die zij verwekken en ter wereld brengen, kunnen geen behoorlijke kleren, woningen, onderwijs en zelfs voedsel krijgen uit de hulpbronnen, die op het eiland aanwezig zijn. Een snelle dood door malaria is uitgebannen, maar daarvoor is als regel in de plaats gekomen een bestaan, dat rampzalig wordt gemaakt door ondervoeding en overbevolking - en steeds groter aantallen worden bedreigd door wat ronduit een langzame hongerdood is.

En hoe staat het met de genetisch minderwaardige organismen, die onze geneeskunde en sociale diensten nu in leven houden, zodat zij hun soort kunnen voortplanten? Ongelukkige schepsels te helpen is blijkbaar goed. Maar het overbrengen op grote schaal van de gevolgen van ongunstige mutaties op onze nakomelingen en het voortschrijdende bederf van het voortplantingsmateriaal, waarop de instandhouding van ons mensengeslacht is aangewezen - dat alles is even blijkbaar slecht. Wij zijn als zeelieden in het noodweer van een etisch dilemma en wij zullen al onze intelligentie en goede wil nodig hebben om een uitweg en een middenweg te vinden. .

III. Overorganisatie

Zoals ik heb uiteengezet, voert de kortste en breedste weg naar de nachtmerrie van de Nieuwe Wereld door het verschrikkingsoerwoud van overbevolking en de voortdurend versnelde groei van het aantal mensen - vandaag achtentwintighonderd miljoen, bij het begin van de nieuwe eeuw vijfenvijftighonderd miljoen, terwijl het grootste deel van de mensheid zal staan voor de keuze tussen anarchie en totalitaire overheersing. Maar de toenemende uitputting van de beschikbare hulpbronnen door de mensenmassa's is niet de enige kracht, die ons drijft in de richting van totalitaire stelsels. De blinde biologische vijand van de vrijheid is nauw verbonden met de enorme krachten, die zijn verwekt juist door de technologische vooruitgang, waarop wij zo bij uitstek trots zijn. En laat me hieraan toevoegen: met recht trots, want deze vooruitgang is de vrucht van het genie en van volhardende zware arbeid, - van logika, verbeeldingskracht en zelfopoffering - in een woord: van zedelijke en verstandelijke deugden, waarvoor wij alleen maar bewondering kunnen voelen. Maar het is met de Aard der Dingen zo gesteld, dat niemand in deze wereld iets voor niets krijgt. De verbazingwekkende en bewonderenswaardige vooruitgang moet worden betaald. Het gaat er mee als met de verleden jaar gekochte wasmachine: er moet nog altijd op worden afbetaald - en iedere termijnbetaling is hoger dan de vorige. Vele geschiedkundigen en vele sociologen hebben uitvoerig en met diepe bezorgdheid geschreven over de prijs, die de Westerse mens heeft moeten betalen en zal blijven betalen voor de technologische vooruitgang. Zij wijzen er bij voorbeeld op, dat men nauwelijks kan verwachten, dat de demokratie zal bloeien in volksgemeenschappen, waarin de politieke en ekonomische macht steeds meer gekoncentreerd en gecentraliseerd wordt. Maar het is een feit, dat de technologische vooruitgang juist heeft geleid en zal blijven leiden tot een dergelijke koncentratie en centralisatie van de macht. Naarmate het mechanisme van de massaproduktie efficienter wordt gemaakt, vertoont het de neiging voortdurend ingewikkelder en kostbaarder te worden en dus - minder toegankelijk voor de ondernemer met bescheiden middelen. Daarbij komt, dat massaproduktie niet kan funktioneren zonder massadistributie; maar de massadistributie roept problemen te voorschijn, die alleen de grootste producenten op bevredigende wijze kunnen oplossen. In een wereld van massaproduktie en massadistributie is de Kleine Man met zijn onvoldoende bezit aan werkkapitaal ernstig in het nadeel. In zijn konkurrentiestrijd met de Grote Mannen verliest hij zijn geld en ten slotte zijn hele bestaansmogelijkheid als onafhankelijke producent; de Grote Mannen ,,vreten hem op". Naarmate de Kleine Man verdwijnt, zal een aanhoudend grotere macht door steeds minder mensen worden gehanteerd. Onder een diktatuur wordt ,,Big Business", worden de Grote Ondernemingen, die worden mogelijk gemaakt door de technologische vooruitgang en die dus de ondergang van de Kleine Man bewerkstelligen, beheerst door de staat - dat wil zeggen: door een kleine groep van partijleiders, geholpen door de soldaten, politieagenten en burgerlijke ambtenaren, die hun bevelen uitvoeren. In een kapitalistische demokratie, zoals de Verenigde Staten, wordt ,,Big Business" beheerst door wat Professor C. Wright Mills de ,,Machtselite" heeft genoemd. Deze Machtselite heeft het arbeidspotentieel van verscheidene miljoenen werknemers in den lande direkt in dienst in de fabrieken, kantoren en pakhuizen, en beheerst daarnaast nog vele miljoenen door het verstrekken van leningen om de produkten te kopen - en daarbij, door het bezit van de massale kommunikatiemiddelen, beheerst deze Machtselite praktisch de gedachten, gevoelens en handelingen van iedereen. Om de woorden van Winston Churchill te parodieren: nooit zijn zo velen in zulke mate gemanipuleerd door zo weinigen. Inderdaad, wij zijn ver verwijderd van Jefferson's ideaal van een waarlijk vrije maatschappij, gevormd door een hierarchie van zelfbesturende eenheden, - "de elementaire republieken van de gemeenten en stadswijken, de provinciale republieken, de republieken van de afzonderlijke staten en de republiek van de Unie, die samen een trapsgewijze organisatie van het gezag vormen."

Wij zien dus, dat de moderne technologie heeft geleid tot de koncentratie van ekonomische en politieke macht en tot de ontwikkeling van een maatschappij, die wordt beheerst (meedogenloos in de totalitaire staten, vriendelijker en bedekter in de demokratieen) door de Grote Zakenlieden en door de Grote Regering. Maar de verschillende maatschappijen zijn samengesteld uit individuen en deugen alleen maar voor zover zij de individuen helpen met hun eigenschappen iets werkelijks tot stand te brengen en een gelukkig, vruchtbaar leven te leiden. Welke invloed heeft de technologische vooruitgang de laatste jaren op de individuen gehad? Ziehier het antwoord op deze vraag, gegeven door de filosoof-psychiater, dr. Erich Fromm:>br> ,,Ondanks de materiele, intellektuele en politieke vooruitgang is onze Westerse samenleving in steeds verminderde mate bevorderlijk voor de geestelijke gezondheid; - en zij heeft de neiging in de individu de innerlijke zekerheid, het geluk, de rede en het vermogen lief te hebben te ondermijnen; zij heeft de neiging hem te veranderen in een automaat, die voor zijn falen als mens betaalt met een steeds toenemende geestesziekte, een automaat met wanhoop verborgen achter een waanzinnige werkdrift en een snakken naar zogenaamde genoegens."

Onze ,,steeds toenemende geestesziekte" kan zich uiten in neurotische symptomen. Deze symptomen tekenen zich duidelijk af en zijn uiterrnate kwellend. ,,Maar," zegt dr. Fromm, ,,we moeten ervoor oppassen geestelijke hygiene te definieren als het voorkomen van symptomen. Symptomen zijn niet onze vijanden maar onze vrienden: waar symptomen zijn daar is een konflikt, en een konflikt wijst er altijd op, dat de levenskrachten, die streven naar integratie en geluk, nog altijd aan het strijden zijn." De werkelijk hopeloze slachtoffers van de geestesziekte moet men zoeken onder hen, die er het meest normaal uitzien. ,,Velen van hen zijn normaal, omdat zij zo goed zijn aangepast aan onze levenswijze, omdat de stem van hun menszijn al in hun vroege jeugd tot zwijgen is gebracht en wel in die mate, dat zij zich zelfs niet meer verzetten of lijden of symptomen ontwikkelen zoals de neuroticus." Zij zijn niet normaal in de absolute betekenis van het woord; zij zijn alleen maar normaal met betrekking tot een in de grond abnormale samenleving. Hun vol maakte aanpassing aan die abnormale samenleving is een maatstaf voor hun geestesziekte. Deze miljoenen abnormaal normale mensen, die zonder lastig te zijn leven in een maatschappij, waaraan zij, wanneer zij volledig mens waren, niet behoorden te zijn aangepast, koesteren nog steeds de ,,illusie van de individualiteit", maar in werkelijkheid zijn zij in hoge mate gedesindividualiseerd. Hun konfornniteit ontwikkelt zich tot iets als uniformiteit. Maar ,,uniformiteit en vrijheid zijn niet te verenigen. Uniformiteit en geestelijke gezondheid zijn evenmin te verenigen... De mens is niet geschapen als automaat, en wordt hij er toch een, dan is de grondslag voor zijn geestelijke gezondheid vernietigd."

In de loop van de evolutie van het leven heeft de natuur zich eindeloze moeite gegeven om te bereiken, dat iedere individu verschilt van alle andere individuen. Wij bestendigen ons geslacht door de genen van de vader in aanraking te brengen met die van de moeder. Deze erfelijke faktoren kunnen op vrijwel oneindig veel manieren worden gekombineerd. Ieder van ons is lichamelijk en geestelijk een unicum. Een kultuur, die, - hetzij ten behoeve van efficiency hetzij in naam van het een of ander politiek of religieus dogma, - de menselijke individu tracht te standaardiseren, begaat een misdaad jegens de biologische natuur van de mens.

Men kan de wetenschap definieren als de herleiding van veelheid tot eenheid. Zij tracht de eindeloos verschillende natuurverschijnselen te verklaren door het unieke wezen van de afzonderlijke gebeurtenissen te negeren; zij koncentreert zich daarbij op wat zij gemeen hebben om er tenslotte in abstracto de een of andere ,,wet" uit af te leiden, waarvan de termen een redelijke betekenis hebben en met goed gevolg kunnen worden toegepast. Bij voorbeeld: appelen vallen van de boom en de maan beweegt langs de hemel. Sedert onheugelijke tijden hebben de mensen deze feiten waargenomen. Met Gertrud Stein waren zij ervan overtuigd, dat "een appel een appel is een appel is", terwijl "de maan de maan is de maan is."

Het was Isaac Newton gegeven waar te nemen, wat deze sterk uiteenlopende verschijnselen met elkaar gemeen hebben, en een gravitatieteorie te formuleren, waarmee zekere aspekten van het gedrag van appelen, van de hemellichamen en in feite van al het andere in het fysieke heelal, konden worden verklaard en behandeld met de begrippen van een enkel ideeenstelsel. In dezelfde geest verbindt de kunstenaar de oneindige verscheidenheid en eenmaligheid van de buitenwereld met zijn eigen verbeeldingskracht, en schenkt er zo een betekenis aan binnen het kader van een geordend systeem van plastische, literaire of muzikale vormen. De wens om orde te scheppen in verwarring, wanklanken te herleiden tot harmonie, veelheid tot eenheid, is een soort verstandelijk instinkt, een primaire en fundamentele innerlijke drang. In het rijk van de wetenschap, de kunst en de filosofie is het funktioneren van wat ik wil noemen ,,de Wil om te Ordenen" voornamelijk goedaardig van karakter. Zeker, de Wil om te Ordenen heeft het aanzijn gegeven aan talrijke voorbarige syntesen, die gebaseerd waren op onvoldoende feitenmateriaal, talrijke dwaze stelsels van metafysiek en teologie, heel veel schoolmeesterachtig verwarren van denkbeelden met werkelijkheden, van symbolen en abstrakties met de gegevens van de onmiddellijke ervaring. Hoe betreurenswaardig ook, toch doen deze fouten weinig kwaad, althans direkt - hoewel het soms kan voorkomen, dat een ondeugdelijk wijsgerig stelsel indirekt kwaad kan doen, omdat het wordt gebruikt voor de rechtvaardiging van onzinnige en onmenselijke handelingen. Het is in de maatschappelijke sfeer, op het terrein van de politiek en de ekonomie, dat de Wil om te Ordenen werkelijk gevaarlijk wordt.

Hier wordt de teoretische herleiding van de onhanteerbare veelvoudigheid tot een begrijpelijke eenheid in de praktijk de herleiding van de menselijke verscheidenheid tot een ondermenselijke uniformiteit, van vrijheid tot knechtschap. In de politiek is het equivalent van een volledig ontwikkelde teorie of wijsgerig stelsel de totalitaire diktatuur. Op ekonomisch gebied is het equivalent van een schoon gevomnd kunstwerk de glad funktionerende fabriek, waarin de arbeiders volmaakt zijn aangepast aan de machines. De Wil om te Ordenen kan van mensen, die alleen maar de bedoeling hebben rommel op te ruimen, tirannen maken. Het mooie, dat in netheid steekt, wordt gebruikt als rechtvaardiging van despotisme.

Organisatie is onmisbaar; immers de vrijheid ontstaat alleen en krijgt alleen betekenis in een zelfregulerende gemeenschap van vrij samenwerkende individuen. Maar al is ze nog zo onmisbaar, toch kan de organisatie noodlottig worden. Te veel organisatie verandert mannen en vrouwen in automaten, verstikt het scheppende vemmogen en vemietigt ieder spoor van een mogelijke vrijheid. Zoals gewoonlijk is de enige veilige weg de middenweg - tussen de uitersten van het laissez-faire enerzijds en aan de andere kant het stelsel van totale beheersing.

In de afgelopen eeuw zijn de successieve schreden van de technologische vooruitgang gepaard gegaan met een overeenkomstige vooruitgang in de organisatie. Bij een gekompliceerde machinerie behoort een ingewikkelde maatschappelijke ordening, zodanig ontworpen, dat ze even glad en efficient funktioneert als de produktiemiddelen. Om zich te voegen naar deze organisatievommen hebben de individuen zich moeten desindividualiseren, hebben zij afstand moeten doen van hun aangeboren verscheidenheid om zich te schikken in de navolging van een standaardpatroon, dat is: zij hebben hun best moeten doen om automaten te worden.

De ontmenselijkende gevolgen van overorganisatie worden versterkt door de ontmenselijkende gevolgen van overbevolking. Naammate de industrie zich uitbreidt, trekt zij een steeds groter deel van de voortdurend toenemende mensenmassa's samen in grote steden. Maar het leven in grote steden is niet bevorderlijk voor de geestelijke gezondheid ( wij vememen, dat onder de krioelende bewoners van industriële krotbuurten het grootste aantal gevallen van krankzinnigheid voorkomt); en evenmin bevordert het die soort verantwoordelijke vrijheid binnen zelfbesturende groepen, die de eerste voorwaarde is voor echte demokratie. Het grotestadsleven is anoniem en, als het ware, abstrakt. De mensen onderhouden betrekkingen met elkaar, niet als totale persoonlijkheden, maar als de belichamingen van ekonomische funkties - of, als ze niet aan het werk zijn, als onverantwoordelijke wezens op zoek naar vermaak. Individuen, die onderworpen zijn aan dit soort leven, zullen ertoe neigen zich eenzaam en onbeduidend te voelen. Hun bestaan heeft niet langer zin of betekenis.

Van biologisch standpunt bezien, is de mens een gematigd gezelschapswezen, geen volkomen sociaal dier - meer een wezen als een wolf of, laat ons zeggen, een olifant, dan als een bij of een mier. In hun oorspronkelijke vomm vertoonden de mensengemeenschappen geen gelijkenis met de bijenkorf of de mierenkolonie; zij waren niet meer dan horden, troepen. Beschaving is onder meer het proces, waardoor de oorspronkelijke troepen vervormd worden tot iets, dat, ofschoon grof en mechanisch, lijkt op de organische gemeenschap van de sociaal levende insekten. In de tegenwoordige tijd versnellen de spanningen van overbevolking en technologische veranderingen dit proces. De termietenheuvel heeft de schijn gekregen van een ideaal, dat te verwezenlijken en, volgens sommigen, te wensen is. Onnodig te zeggen, dat dit ideaal nooit in feite zal worden verwezenlijkt. Een afgrond scheidt het sociaal levende insekt van het zoogdier met zijn grote hersenen en zijn niet al te grote neiging tot een gezelschapsleven; en zelfs, wanneer het zoogdier zijn best zou doen om het insekt in dit opzicht te imiteren, blijft de afgrond bestaan. Al doen zij nog zoveel moeite, toch kunnen de mensen geen sociaal organisme scheppen, alleen maar een organisatie. Bij hun pogingen om een organisme te scheppen zullen zij alleen maar een totalitair despotisme te voorschijn brengen.
De Nieuwe Wereld geeft aan fantastisch, min of meer kolderachtig beeld van een maatschappij, waarin de poging om menselijke wezens te herscheppen in iets als termieten bijna de uiterste grens van het mogelijke bereikt. En het is duidelijk te zien, dat wij nu worden voortgestuwd in de richting van de Nieuwe Wereld. Maar even duidelijk te zien is het feit, dat, als wij dit wensen, wij kunnen weigeren mee te doen met de blinde krachten, die ons voortstuwen. Evenwel, op het ogenblik lijkt het verlangen om weerstand te bieden noch erg sterk noch erg wijdverbreid te zijn. Zoals William Whyte in zijn merkwaardige boek ,,De Organisatiemens" heeft aangetoond, treedt een nieuwe Sociale Etiek in de plaats van ons oorspronkelijke etische stelsel - het stelsel, waarin de individu voorop staat. De trefwoorden van deze Sociale Etiek zijn "aanpassing", "volgzaamheid", "sociaal gericht gedrag", "saamhorigheid", "het verkrijgen van sociale bekwaamheden", "teamwork", "groepsleven", "groepssolidariteit", "groepsdynamiek", "groepensdenken", "groepsvoortbrenging". Dit alles berust op de fundamentele veronderstelling, dat het maatschappelijk geheel meer waarde en betekenis heeft dan de individuele delen, dat aangeboren biologische verschillen moeten worden opgeofferd aan een kulturele gelijk- en gelijkvormigheid, dat de rechten van het kollektief de voorrang hebben boven de Rechten van de Mens, zoals de achttiende eeuw ze noemde. Volgens de Sociale Etiek sloeg Jezus de plank volkomen mis, toen hij beweerde, dat de sabbath er was voor de mensen. Integendeel, de mensen zijn er voor de sabbath en zij moeten hun overgeerfde eigenaardigheden opofferen en voorwenden, dat zij een soort gestandaardiseerde vriendschappelijke metgezellen zijn, - al hetgeen de organisatoren van de groepswerkzaamheid als ideaal beschouwen voor hun doeleinden. Deze ideale mens is iemand, die ,,dynamische konformiteit" (is dat geen heerlijke uitdrukking?) en een innige solidariteit met de groep ten toon spreidt, een onvermoeibaar streven om zich ondergeschikt te maken, in het geheel op te gaan. En deze ideale man moet een ideale vrouw hebben, in hoge mate een gezelschapswezen, met een oneindig aanpassingsvermogen, niet alleen berustend in het feit, dat de voornaamste loyaliteit van haar echtgenoot toebehoort aan de gemeenschap, maar zelf ook aktief loyaal. Zoals Milton van Adam en Eva zei: ,,Hij slechts voor God, zij voor God in hem." En in een belangrijk opzicht is de vrouw van de ideale organisatieman er een heel stuk slechter aan toe dan onze Eerste Moeder. De Heer stond Haar en Adam toe volkomen ongeremd te zijn terzake van ,,youthful dalliance" - jeugdige vrijage.

Nor turned, I ween,
Adam from his fair spouse, nor Eve the rites
Mysterious of connubial love refused...

(Noch keerde Adam, naar ik meen, zich af van zijn schone gade, noch weigerde Eva (zich te onderwerpen aan) de ge- heimzinnige riten van de huwelijksliefde...)

Volgens een artikelschrijver in de Harvard Business Review, moet tegenwoordig de vrouw van de man, die tracht te leven volgens het ideaal, aangeprezen door de Sociale Etiek, "niet te veel eisen van haar ega's tijd en belangstelling. Tengevolge van zijn volstrekt devote koncentratie op zijn taak, moet zelfs zijn sexuele aktiviteit naar een sekundaire plaats worden verwezen." De monnik legt een gelofte van arrnoede, gehoorzaamheid en kuisheid af. De organisatieman mag rijk zijn, maar hij belooft gehoorzaamheid ("Hij aanvaardt gezag zonder wrok, hij ziet op tot zijn meerderen" - Mussolini ha sempre ragione ofwel ,Mussilini heeft altijd gelijk') en hij moet, tot meerdere glorie van de organisatie, die hem in dienst heeft, zelfs van de huwelijksliefde plechtig afstand doen (1).

(1) Onder Mao Tse-Toeng zijn deze kapitalistische wenken voor het bereiken van volmaaktheid geboden geworden en veranderd in vaste gedragsregels. In de nieuwe Volkscommunes is de huwelijkse staat afgeschaft. Er mag geen wederzijdse tederheid zijn, de gehuwde mannen en vrouwen zijn onder- gebracht in aparte kazernes en mogen alleen om de andere zaterdagavond bij elkaar slapen (voor een of twee korte uurtjes, precies als prostituees en hun klanten).

Hierbij is het van belang op te merken, dat in ,,1984" de leden van de Partij gedwongen worden zich te onderwerpen aan een sexuele etiek van meer dan puriteinse strengheid. Hiertegenover staat, dat in de Nieuwe Wereld allen ongehinderd en ongeremd mogen toegeven aan hun sexuele impulsen. De samenleving, beschreven in Orwells fantasie, verkeert in een permanente oorlogstoestand, en in de eerste plaats is het natuurlijk het doe] van de heersers macht uit te oefenen terwille van het genot daarvan zelf, maar in de tweede plaats toch ook om hun onderdanen in een toestand van voortdurende spanning te houden, zoals de oorlogstoestand eist van hen, die oorlogvoeren. Door hun kruistocht tegen de sexualiteit kunnen de machthebbers de vereiste spanning bij hun volgelingen in stand houden en tegelijkertijd hun machtswellust op de aangenaamste wijze bevredigen. De samenleving, die beschreven is in de Nieuwe Wereld, is een wereldstaat, waarin de oorlog is afgeschaft en waarin het het voornaamste streven van de heersers is hun onderdanen te weerhouden lastig te worden. Afgezien van andere metoden bereiken zij dit door een zekere mate van sexuele vrijheid ( mogelijk gemaakt door de afschaffing van het gezin) wettelijk toe te staan; deze sexuele vrijheid beschermt de Nieuwe-Wereldburgers praktisch volkomen tegen enige vorm van destruktieve (of kreatieve) emotionele spanning. In ,,1984" wordt de machtswellust bevredigd door het doen ondergaan van pijn, in de Nieuwe Wereld door het doen ondergaan van genoegens, die nauwelijks minder vernederend zijn.

Het is duidelijk, dat de tegenwoordige Sociale Etiek niets anders is dan een als mosterd na de maaltijd komende rechtvaardiging van de minder wenselijke gevolgen van overorganisatie. Het komt neer op een zielige poging van de nood een deugd te maken, uit een onaangenaam feit iets van positieve waarde te halen. Het is een zeer onrealistisch, en daarom zeer gevaarlijk, zedelijkheidsstelsel. Het maatschappelijke geheel, waarvan men aanneemt, dat zijn gezamenlijke waarde groter is dan die van de onderdelen, is geen organisme in de betekenis van een bijenkorf of een termietenheuvel. Het is niet meer dan een organisatie, een stuk sociale machinerie. Het kan alleen maar waarde hebben met betrekking tot het leven en het klare menselijke bewustzijn. Een organisatie is noch bewust noch levend. Zij ontleent haar waarde aan dat waarvoor zij dient. Op zichzelf is zij niet goed; zij is alleen maar in zoverre goed als zij het welzijn bevordert van de individuen, die deel uitmaken van het kollektieve geheel. Organisaties te stellen boven personen komt daarop neer, dat men het doel ondergeschikt maakt aan de middelen. Wat er gebeurt, wanneer men het doel ondergeschikt maakt aan de middelen, hebben Hitler en Stalin duidelijk gedemonstreerd. Onder hun afschuwelijke bewind werden persoonlijke doelstellingen ondergeschikt gemaakt aan organisatorische maatregelen met behulp van een mengsel van geweld en propaganda, systematische terreur en systematische geestelijke manipulatie. In de meer efficiente diktaturen van Morgen zal er waarschijnlijk minder geweld worden gebruikt dan onder Hitler en Stalin. De onderdanen van de toekomstige diktator zullen als rekruten pijnloos worden afgericht door een korps voortreffelijk geschoolde sociale ingenieurs. "In onze tijd is de strijdkreet van het sociale ingenieurschap," schrijft een geestdriftige voorstander van de nieuwe wetenschap, ,,gelijk aan de strijdkreet van het technische ingenieurschap vijftig jaar geleden. Zoals de eerste helft van de twintigste eeuw het tijdperk was van de technische ingenieurs, zo zal zeer waarschijnlijk de tweede helft het tijdperk van de sociale ingenieurs worden," - en ik veronderstel, dat de eenentwintigste eeuw het tijdperk zal worden van de Wereldbeheersers, het wetenschappelijke kastestelsel van de Nieuwe Wereld. Op de vraag quis custodiet custodes? - wie zal onze bewakers bewaken, wie zal de ingenieur zijn van onze ingenieurs - krijgt men het beminnelijke antwoord, dat zij geen toezicht nodig hebben. Onder zekere doctores in de sociologie schijnt het aandoenlijke geloof te heersen, dat doctores in de sociologie nooit zullen worden verdorven door machtswellust. Hun kracht is gelijk die van Sir Galahad, die de kracht van tien anderen had, omdat zijn hart rein was - en hun hart is rein, omdat zij wetenschapsmensen zijn en zesduizend collegeuren in de sociologie hebben uitgezeten.

Maar helaas, hoger onderwijs is niet noodzakelijk een waarborg voor hogere deugd of hogere politieke wijsheid. En aan deze etische en psychologische twijfel moet twijfel van zuiver wetenschappelijke aard worden toegevoegd. Kunnen wij de teorieen, waarop de sociale ingenieurs hun praktijken baseren en waarvan zij de termen gebruiken om hun manipulaties van menselijke wezens te rechtvaardigen, zomaar aanvaarden? Bij voorbeeld: Professor Elton Mayo beweert kategorisch, dat ,,'s mensen verlangen om aanhoudend betrokken te zijn bij werk in vereniging met zijn medemensen een sterke, zoniet de sterkste menselijke karaktertrek is." Ik zou zeggen, dat dit kennelijk onwaar is. Sommige mensen hebben het door Mayo beschreven verlangen, andere niet. Het is een kwestie van temperament en erfelijke konstitutie. Een sociale organisatie, van welke aard ook, die zou zijn gebaseerd op de stelling, dat "de mens" (daargelaten wie ,,de mens" is) voortdurend in vereniging met zijn medemensen zou willen werken, zou voor menige individuele man en vrouw niets anders zijn dan een Procrustesbed. Alleen als er stukken van het lichaam worden afgehakt of het lichaam als op een pijnbank wordt uitgerekt, zal de aanpassing tot stand komen.

En verder, hoeveel romantische misleiding steekt er in de lyrische beschrijvingen van de Middeleeuwen, waarmee de hedendaagse sociale teoretici hun werken versieren! "Het aangesloten zijn bij een gilde, bij een in zich besloten landgoed, bij een dorpsgemeenschap beschermde de middeleeuwse mens gedurende zijn hele leven en schonk hem vrede en sereniteit." Beschermd tegen wat? zouden wij kunnen vragen. Toch zeker niet tegen het onbarmhartige koejeneren door zijn meerderen. En tegelijk met al die ,,vrede en sereniteit" was er, door de hele Middeleeuwen heen, ontzettend veel gevoel van mislukking en remming, van ongelukkig-zijn, en een hartstochtelijke wrok tegen het strakke hierarchische stelsel, dat geen vertikale beweging op de maatschappelijke ladder toestond, en voor hen,die gebonden waren aan de grond, heel weinig horizontale beweging buiten de grenzen van de agrarische gemeenschap. De onpersoonlijke krachten van de overbevolking en de overorganisatie, tezamen met de sociale ingenieurs, die deze krachten trachten te leiden, zijn bezig ons in de richting van een nieuw middeleeuws stelsel te dringen. Deze herleving zal meer aanvaardbaar worden gemaakt door het Nieuwwereldse inner- lijke en lichamelijke ,,toebereiden", het konditioneren, van kinderen, door onderwijs-gedurende-de-slaap, en een euforie, verwekt door verdovende middelen; maar voor de meerderheid van de mannen en vrouwen zal het toch een soort lijfeigenschap zijn.

.

IV. Propaganda in een Democratische Maatschappij

Jefferson schreef: ,,De grondstellingen van Europa waren, dat mensen in hun veeltallige onderlinge betrekkingen niet binnen de grenzen van orde en recht konden worden gehouden behalve door middel van fysieke en morele krachten, die worden gehanteerd door gezagsinstanties, die onafhankelijk waren van hun wil... Wij (de stichters van de nieuwe Amerikaanse demokratie) geloven, dat de mens een redelijk wezen is, door de natuur begiftigd met rechten en met een aangeboren rechtvaardigheidszin, en dat hij van het kwade kan worden afgehouden en in rechte beschermd door gematigde krachten, toevertrouwd aan personen van zijn eigen keus, die, afhankelijk van zijn eigen wil, hun plichten moeten vervullen." Dit soort taal klinkt na-Freudiaanse mensen aandoenlijk onwerelds en argeloos in de oren. De mensen zijn heel wat minder redelijk en van nature rechtvaardig dan de achttiende-eeuwse optimisten veronderstelden. Aan de andere kant zijn zij noch zo zedelijk blind noch zo hopeloos onredelijk als de twintigste-eeuwse pessimisten ons zouden willen doen geloven. Ondanks het ,,Het" en het onbewuste, ondanks de endemische neurose en het overheersen van een lage intelligentie-quota zijn de meeste mannen en vrouwen fatsoenlijk en verstandig genoeg om de leiding van hun eigen levenslot in handen te kunnen nemen.

Demokratische instellingen zijn middelen om de maatschappelijke ordening te verzoenen met vrijheid en persoonlijk initiatief en om de onmiddellijke macht van de gezagsdragers te onderwerpen aan de uiteindelijke macht van de geregeerden. Het feit, dat deze middelen in West-Europa en Amerika welbe- schouwd niet al te slecht hebben gefunktioneerd, bewijst voldoende, dat de achttiende-eeuwse optimisten zich niet helemaal hebben vergist. Wanneer zij een eerlijke kans krijgen, kunnen menselijke wezens zichzelf regeren, ja, zichzelf beter regeren, zij het ook met minder mechanische efficiency, dan "gezagsinstanties, die onafhankelijk zijn van hun wil" hen kunnen regeren. Ik herhaal: "wanneer zij een eerlijke kans krijgen," want een eerlijke kans is een onmisbare voorwaarde. Men kan niet zeggen, dat enig volk, dat plotseling uit een toestand van knechtschap onder de overheersing van een despoot wordt overgeplaatst in een volslagen ongewone toestand van politieke onafhankelijkheid, een eerlijke kans heeft gekregen om de demokratische instellingen goed te laten funktioneren. En bovendien, geen volk in hachelijke ekonomische omstandigheden krijgt een eerlijke kans om zichzelf demokratisch te regeren. Het liberalisme bloeit alleen in een sfeer van welvaart en kwijnt naarmate de kwijnende welvaart de regering dwingt steeds vaker en steeds krachtdadiger in de aangelegenheden van de onderdanen tussenbeide te komen. Overbevolking en overorganisatie zijn twee omstandigheden die, zoals ik al heb gezegd, een maatschappij de eerlijke kans ontnemen de demokratische instellingen doeltreffend te laten funktioneren. Wij zien dus, dat er zekere historische, ekonomische, demografische en technologische toestanden bestaan, die het Jeffersons redelijke wezens, door de natuur begiftigd met onvervreemdbare rechten en een aangeboren gerechtigheidszin, erg moeilijk maken hun verstand te gebruiken, hun rechten op te eisen en rechtvaardig te leven in een demokratisch georganiseerde maatschappij. Wij in het Westen zijn bovenmatig fortuinlijk geweest in zoverre, als wij een eerlijke kans hebben gekregen om het grootste experiment in zelfbestuur te volbrengen. Ongelukkigerwijze ziet het er nu naar uit, alsof die oneindig kostbare eerlijke kans ons door recente veranderingen in onze omstandigheden gaandeweg zal worden ontnomen. En natuurlijk is dit niet alles. Deze blinde onpersoonlijke krachten zijn niet de enige vijanden van de individuele vrijheid en de demokratische instellingen. Er zijn ook krachten van een andere, minder abstrakte aard, krachten, die opzettelijk kunnen worden gebruikt door machtswellustige individuen om een gedeeltelijke of algehele overheersing van hun medemensen te bewerkstelligen. Vijftig jaar geleden, toen ik een jongen was, leek het zo klaar als een klontje, dat de slechte oude tijd voorbij was, dat folteringen en mensenslachtingen, dat slavernij en heksenvervolgingen tot het verleden behoorden. Voor mensen, die hoge hoeden droegen, in treinen reisden en iedere morgen een bad namen, waren zulke verschrikkingen eenvoudigweg ondenkbaar. Wij leven toch immers in de twintigste eeuw! Enkele jaren later begonnen deze mensen, die dagelijks een bad namen en met een hoge hoed op naar de kerk gingen, gruwelen op een schaal te bedrijven, waarvan onwetende Afrikanen en Aziaten zich geen voorstelling hadden kunnen maken. In het licht van de jongste geschiedenis gezien is het dwaasheid te veronderstellen, dat zulke dingen niet meer zullen gebeuren. Zij kunnen en ongetwijfeld zullen zij gebeuren. Maar er is enige reden om aan te nemen, dat in de nabije toekomst de bestraffingsmetoden van "1984'' zullen worden vervangen door de geestelijke beïnvloeding en de manipulaties van de Nieuwe Wereld.

Er zijn twee soorten propaganda - ten eerste de rationele propaganda ten behoeve van een werkzaamheid, die overeenstemt met het verlicht rationele eigenbelang van hen, die de propaganda maken en van hen, tot wie ze gericht is, - ten tweede irrationele propaganda, die niet overeenstemt met het verlicht rationele eigenbelang van enige mens, die wordt ingegeven door en die zich richt tot hartstochten, blinde impulsen, onbewuste verlangens of angsten. Wat de handelingen van individuen betreft, zijn er verhevener beweegredenen dan verlicht rationeel eigenbelang, maar waar op het gebied van ekonomie en politiek kollektief moet worden gehandeld, daar is verlicht rationeel eigenbelang waarschijnlijk de hoogste effektieve beweegreden. Wanneer de politici en hun kiezers altijd handelden ten gunste van het eigenbelang-op-lange-termijn van henzelf en hun land, zou deze wereld een aards paradijs zijn. Zoals het nu is, handelen zij vaak tegen hun eigen belangen in, alleen maar om hun ongelooflijkste hartstochten bot te vieren - en bijgevolg is de wereld een hel van ellende. Propaganda ten gunste van handelingen, die in overeenstemming zijn met het verlicht rationele eigenbelang, doet een beroep op de rede door middel van argumenten, gebaseerd op de beste beschikbare ervaringsfeiten en ten volle en eerlijk uiteengezet. Propaganda voor handelingen, die worden ingegeven door impulsen, die beneden het eigenbelang liggen, beroept zich op vervalste, verwrongen en onvolledige ervaringsfeiten, vermijdt een logische redenering en tracht haar slachtoffers te beinvloeden door een eindeloze herhaling van dezelfde leuzen, door woedende aanklachten tegen buiten- of binnenlandse zondebokken en door op sluwe manier de laagste hartstochten in verband te brengen met de hoogste idealen, zodat gruwelen worden begaan in Gods naam en de meest cynische soort "reaalpolitiek" een zaak wordt van godsdienstige beginselen en vaderlandslievende plicht. Zoals John Dewey zegt: ,,een vernieuwing van het geloof in de gewone menselijke natuur, in haar algemene verrnogens en haar bijzonder vermogen om gehoor te geven aan de inspraken van rede en waarheid is een veiliger bolwerk tegen totalitaire systemen dan een demonstratie van materieel succes of een vrome verering van bijzondere wettelijke en politieke vormen." Wij allen bezitten het vermogen gehoor te geven aan de inspraken van rede en waarheid. Maar ongelukkigerwijze is dit ook het geval met de neiging om gehoor te geven aan de inspraken van onredelijkheid en leugen - vooral wanneer de leugen de een of andere genotsontroering verwekt of het beroep op de onrede- lijkheid een of andere soortgelijke snaar in de primitieve, ondermenselijke diepten van de psyche aanroert. Op sommige terreinen van zijn handelen heeft de mens geleerd tamelijk konsekwent gehoor te geven aan de inspraken van rede en waarheid. De schrijvers van wetenschappelijke artikelen doen geen beroep op de hartstochten van hun medegeleerden of -technologen. Zij betogen wat naar hun beste weten de waarheid is omtrent een bepaald aspekt van de werkelijkheid; zij gebruiken hun rede om de waargenomen feiten te verklaren; zij ondersteunen hun opvatting met argumenten, die een beroep doen op de rede in anderen. Dit alles is tamelijk gemakkelijk op het terrein van de wetenschap en de technologie. Hetzelfde is veel moeilijker op het gebied van politiek, godsdienst en zedelijkheid. Hier ontgaan ons vaak de terzake doende feiten. En wat de betekenis van die feiten betreft, deze is natuurlijk afhankelijk van het bijzondere ideeenstelsel, dat de termen oplevert, waarin wij die feiten wensen te interpreteren. En dit zijn niet de enige moeilijkheden, waarmee de zoeker naar waarheid te kampen heeft. In het openbare en partikuliere leven komt het vaak voor, dat er eenvoudig geen tijd is om de terzake doende feiten te verzamelen en hun betekenis te bepalen. Dan zijn wij gedwongen te handelen volgens ontoereikende ervaringsfeiten en worden wij voorgelicht door iets, dat aanmerkelijk minder stevig is dan de logica. Met de beste wil van de wereld kunnen wij niet altijd stipt waarheidsgetrouw of konsekwent rationeel zijn. Het uiterste wat wij kunnen bereiken is zo waarheidslievend en rationeel te zijn als de omstandigheden toelaten en zo goed mogelijk gehoor te geven aan de beperkte waarheid en de gebrekkige redeneringen, die anderen aan onze beoordeling voorleggen.

Jefferson zei: ,,Wanneer een natie verwacht tegelijkertijd onwetend en vrij te zijn, verwacht zij iets wat er nooit is geweest en nooit zal komen... Het volk kan niet veilig zijn zonder kennis. Waar er persvrijheid is en iedereen kan lezen, zijn allen veilig." Aan de andere kant van de oceaan - in Engeland - dacht ongeveer in dezelfde tijd nog een hartstochtelijk gelover in de rede in bijna gelijkluidende terrnen. Ziehier wat John Stuart Mill schreef over zijn vader, de utilitaristische filosoof James Mill: ,,Zo volledig was zijn vertrouwen op de invloed van de rede op de geest der mensen, zodra het de rede vergund was hen te bereiken, dat hij voelde, dat het pleit gewonnen zou zijn, als de hele bevolking kon lezen, en het allerlei meningen vergund was zich in woord en geschrift tot de mensen te richten en wanneer zij door middel van verkiezingen een wetgevend lichaam konden benoemen, dat de meningen, die zij hadden aanvaard, zou verwerkelijken." Allen zijn v!eilig, het pleit zou gewonnen zijn! Opnieuw horen wij de toon van het achttiende- eeuwse optimisme. Zeker, Jefferson was zowel een realist als een optimist. Bittere ervaring had hem geleerd, hoe schandelijk de vrijheid van drukpers kan worden misbruikt. "Niets kan men geloven," verklaarde hij, ,,van wat men tegenwoordig in een krant ziet." En toch, hield hij vol (en wij kunnen het alleen maar met hem eens zijn), ,,binnen het kader van de waarheid is de pers een edele instelling, een vriend van de wetenschap zowel als van de burgerlijke vrijheid." In een woord: massakommunikatiemiddelen zijn evenmin goed als slecht; ze vormen alleen maar een kracht en zij kunnen precies als iedere andere kracht goed of slecht worden gebruikt. Op een bepaalde manier gebruikt, zijn de pers, de radio en de bioskoop onmisbaar voor de instandhouding van de demokratie. Op een andere manier gebruikt, behoren zij tot de machtigste wapens in het arsenaal van de diktator. Op het gebied van de massa-kommunikatie- middelen, zoals vrijwel op het hele gebied van de ekonomische ondernemingen, heeft de technologische vooruitgang de Kleine Man benadeeld en de Grote Man bevoordeeld. Nog maar vijftig jaar geleden kon ieder demokratisch land zich beroemen op het bezit van een groot aantal kleine kranten en lokale bladen. Duizenden provinciale redakteuren verkondigden duizenden onafhankelijke meningen. Bijna iedereen kon ergens bijna al wat hij wilde gedrukt krijgen. Tegenwoordig is de pers vrij volgens de wet, maar de meeste kleine bladen zijn verdwenen. De prijs van het krantenpapier, van de moderne krantenpersen en de berichten van de nieuwsagentschappen is te hoog voor de Kleine Man. In het totalitaire Oosten heeft men een politieke censuur en de massa-kommunikatiemiddelen worden beheerst door de staat. In het demokratische Westen heeft men een ekonomische censuur en de massakommunikatiemiddelen worden beheerst door leden van de Machtselite. Censuur door stijgende kosten en de koncentratie van de kommunikatiemiddelen in handen van enkele grote maatschappijen is minder afkeurenswaardig dan staatseigendom en regeringspropaganda, maar stellig is zo'n censuur iets wat een demokraat a la Jefferson nooit zou kunnen goedkeuren.

Met betrekking tot de propaganda zagen de vroege voorstanders van de algemene leerplicht en vrijheid van drukpers maar twee mogelijkheden: de propaganda kon waarheidlievend of leugenachtig zijn. Zij konden niet voorzien wat in werkelijkheid is gebeurd, vooral in onze Westerse kapitalistische demokratieën: - de ontwikkeling van een enorme massa-publiciteitsindustrie, die zich in hoofdzaak helemaal niet bekommert om waarheid of leugen, maar uitsluitend om het onwerkelijke, om wat neerkomt op het volslagen bijkomstige. Of kort gezegd, zij hielden geen rekening met 's mensen bijna onbegrensd verlangen naar afleiding, naar rekreatie.

Vroeger kregen de meeste mensen nooit een kans dit verlangen volledig te bevredigen. Al verlangden ze nog zozeer naar afleiding, die afleiding werd niet verschaft. Kerstmis kwam maar eenmaal per jaar, feesten waren "solemn and rare" - plechtig en zeldzaam - er waren weinig lezers en heel weinig leesstof en wat nog het meeste leek op de buurtbioskoop was de buurtkerk, waar de vertoningen, hoe talrijk ook, ietwat eentonig waren. Om toestanden te vinden, die ook maar in de verte kunnen worden vergeleken met de tegenwoordige, moeten wij teruggaan naar het keizerlijke Rome, waar het volk in een goed humeur werd gehouden door vaak herhaalde, gratis doses vermakelijkheden - van dichterlijke drama's af tot gladiatorengevechten toe, van de deklamatie van de verzen van Vergilius af tot dodelijke arenaduels toe~ van koncerten af tot militaire parades en openbare terechtstellingen toe. Maar zelfs in Rome bestond niets als de non-stop vermakelijkheden, die nu worden geleverd door kranten en tijdschriften, door radio, televisie en bioskoop. In de Nieuwe Wereld werden non-stop vermakelijkheden van de verleidelijkste soort (de ,feelies', orgy-porgy en het zalige duizeligheid verwekkende ,,centrifugaal kindertennis' ) voorbedachtelijk gebruikt als politieke hefbomen met het doel de mensen te beletten te veel aandacht te besteden aan de reali- teiten van de sociale en politieke toestand. De andere wereld van de godsdienst verschilt van de andere wereld van de vermakelijkheden, maar zij hebben dit met elkaar gemeen, dat zij beslist niet "van deze wereld" zijn. Zij zijn beide vormen van afleiding, en wanneer men er zich te aanhoudend aan over- geeft, worden zij beide, zoals Marx zei, "opium voor he~ volk" en dus een bedreiging van de vrijheid. Alleen zij, die voortdurend op hun hoede zijn, kunnen hun vrijheidsrechten handhaven en alleen zij, die konstant en intelligent middenin de werkelijkheid staan, kunnen hopen zichzelf doeltreffend te regeren door middel van demokratische metoden. Een maatschappij, waarvan de leden grotendeels niet middenin de werkelijkheid staan, nog hier, noch nu, noch in een berekenbare toekomst, maar ergens anders, in de volkomen bijkomstige werelden van sport en stroperige radiohoorspelen in eindeloze vervolgen, van mytologie en metafysische fantasterij, zal het alles behalve gemakkelijk afgaan zich te verzetten tegen die gevaarlijke indringers, die haar willen manipuleren en beheersen.

De hedendaagse diktatoren verlaten zich grotendeels op herhaling, onderdrukking en rationalisatie - de herhaling van leuzen, die zij als waar willen aanvaard zien, de onderdrukking van feiten, die zij genegeerd willen zien, het opwekken en rationaliseren van hartstochten, die in dienst kunnen worden gesteld van de Partij en de Staat. Naarmate de kunst en de wetenschap van de manipulatie beter bekend worden, zullen de toekomstige diktatoren ongetwijfeld leren, hoe zij deze technieken moeten kombineren met de non-stop vermakelijkheden, die bij ons in het Westen de rationele propaganda, die volstrekt noodzakelijk is voor de handhaving van de individuele vrijheid en het voortbestaan van de demokratische instellingen, dreigen te laten verzwelgen door een zee van niet ter zake doende bijkomstigheden.

.

V. Propaganda onder een diktatuur

Tijdens het proces na de Tweede Wereldoorlog hield Hitlers bewapeningsminister, Albert Speer, een rede, waarin hij met merkwaardige scherpzinnigheid de nazitirannie beschreef en haar metoden analyseerde. Hij zei: “Hitlers diktatuur verschilde in een fundamenteel opzicht van al haar voorgangsters in de geschiedenis. Ze was de eerste diktatuur in het tegenwoordige tijdperk van moderne technische ontwikkeling, een diktatuur, die volledig gebruik maakte van al de technische middelen voor het overheersen van het eigen land. Met behulp van technische middelen als de radio en de luidspreker werden tachtig miljoen mensen beroofd van onafhankelijk denken. Daardoor werd het mogelijk hen te onderwerpen aan de wil van een man. . . Vroegere diktatoren hadden tot in de onderste lagen van de bevolking uiterst bekwame assistenten nodig - mannen, die onafhankelijk konden denken en handelen. Het totalitaire stelsel in het tijdperk van de moderne technische ontwikkeling kan het zonder zulke mannen stellen; dank zij de moderne kommunikatiemetoden is het mogelijk de lagere leidersassistentie te mechaniseren. Ten gevolge hiervan is er een nieuw type onkritische bevelopvolgers ontstaan."

In de stoere nieuwe wereld van mijn toekomstfantasie was de technologie het punt, dat in Hitlers dagen was bereikt, ver voorbijgestreefd; bij gevolg waren de bevelopvolgers veel minder kritisch dan hun nationaalsocialistische soortgenoten, veel gehoorzamer aan de bevelende elite. Bovendien waren zij voorgeboortelijk gestandaardiseerd en nageboortelijk ,,gekonditioneerd" voor het vervullen van ondergeschikte funkties, waardoor men erop kon vertrouwen, dat zij zich even strikt-planmatig zouden gedragen als de machines. Zoals wij in een later hoofdstuk zullen zien, wordt dit ,,konditioneren van de lagere leidersassistentie" al toegepast onder de kommunistische diktaturen. De Chinezen en Russen verlaten zich niet alleen op de indirekte effekten van de voortschrijdende technologie; zij werken ook direkt op de psychofysische organismen van de lagere leiders, wier geesten en lichamen zij onderwerpen aan een stelsel van meedogenloos en in alle opzichten hoogst doeltreffend ,,konditioneren". ,,Menigeen," zei Speer, ,,wordt vervolgd door de door het nachtmerrievisioen van naties, die eens zouden kunnen worden beheerst met technische middelen. Deze nachtmerrie is bijna werkelijkheid geworden in Hitlers totalitaire systeem." Bijna, niet helemaal. De nazis hadden geen tijd - en misschien evenmin de intelligentie en de nodige kennis - om hun lagere leidersassistenten te onderwerpen aan hersenspoeling en ,,conditioning". Mogelijk is dit een van de redenen, waarom zij zijn mislukt.

Sedert de dagen van Hitler zijn er aanmerkelijke veranderingen gekomen in het arsenaal van technische middelen, die de would- be diktator tot zijn beschikking heeft. Zo goed als van de radio, de luidspreker, de filmkamera en de rotatiepers kan de hedendaagse propagandist gebruik maken van de televisie om het beeld en de stem van zijn klant uit te zenden en hij kan zowel het beeld als de stem vastleggen op de magnetische bandspoel. Dankzij de technologische vooruitgang kan de Grote Broer bijna zo alomtegenwoordig zijn als God. En de macht van de would-be diktator is niet alleen versterkt op het technische front. Sedert Hitlers tijd is er een massa werk verricht op die gebieden van toegepaste psychologie en neurologie, die het bijzondere domein zijn van de propagandisten en de technici, die zich bezighouden met het instampen van leerstellingen en hersenspoeling. Vroeger waren deze specialisten in de kunst van het veranderen van het menselijke innerlijk niet meer dan empirici. Aan de hand van proefnemingen en lerende van hun fouten, werkten zij een aantal technieken en procedés uit, die zij heel doeltreffend gebruikten zonder evenwel precies te weten, waar- om zij doeltreffend waren. Op het ogenblik is de kunst van de geestesbeheersing bezig een wetenschap te worden. De praktici van deze wetenschap weten wat zij doen en waarom. Zij laten zich in hun werk leiden door teorieën en hypotesen, die rotsvast rusten op een fundament van experimentele ervaring. Dankzij de nieuwe inzichten en de nieuwe technieken, die deze inzichten mogelijk maken, kan de nachtmerrie, ,,die bijna werkelijkheid is geworden in Hitlers totalitaire systeem," weldra volledig worden verwerkelijkt.

Maar laat ons, voor wij die nieuwe inzichten en technieken bespreken, eerst een blik slaan op de nachtmerrie, die op zo'n kleine beetje na in Nazi-Duitsland werd verwerkelijkt. Wat waren de metoden, die Hitlers en Goebbels gebruikten, ,,om tachtig miljoen mensen te beroven van onafhankelijk denken en hen te onderwerpen aan de wil van een man"? En wat was de teorie omtrent de menselijke natuur, waarop deze angstwekkend succesvolle metoden waren gebaseerd? Deze vragen kunnen grotendeels worden beantwoord in Hitlers eigen woorden. En wat zijn het duidelijke en scherpzinnige woorden! Wanneer hij schrijft over zulke verstrekkende abstrakties als het Ras, de Geschiedenis, de Voorzienigheid, is Hitler volstrekt onleesbaar. Maar wanneer hij over de Duitse massa's schrijft en de metoden, die hij gebruikte om ze te overheersen en te leiden, verandert zijn stijl. Onzin maakt plaats voor zin, bombast voor een hardvochtige en cynische helderheid. In zijn filosofische pennevruchten was Hitler of wolkerig aan het dagdromen of hij gaf de halfbakken denkbeelden van anderen weer. In zijn beschouwingen over massa's en propaganda schreef hij over dingen, die hij uit onmiddellijke ervaring kende. Om de woorden van zijn bekwaamste biograaf, Allan Bullock, aan te halen: ,,Hitler was de grootste demagoog in de geschiedenis. Zij, die eraan toevoegen ,,alleen maar een demagoog", hebben geen inzicht in de aard van massapolitiek. Zoals hij zelf zei: ,Leider zijn betekent de massa in beweging te kunnen brengen.' " Hitlers doel was ten eerste de massa's in beweging te brengen en ten tweede - na ze te hebben losgerukt van hun traditionele loyaliteiten en moraliteiten - een nieuwe autoritaire orde van zijn eigen maaksel aan ze op te leggen. ,,Hitler," schreef Hermann Rauschning in 1939, ,,heeft een diep respekt voor de Katolieke Kerk en de orde der Jesu;eten, niet om hun christelijke leer, maar om de ,,machinerie", die zij zo zorgvuldig hebben opgebouwd en zo volmaakt beheersen, om hun hierarchische stelsel, hun uiterst knappe taktiek, hun kennis van de menselijke natuur en het wijze gebruik, dat zij van menselijke zwakheden maken om de gelovigen te beheersen." Kerkelijkheid zonder christendom, kloosterdiscipline niet om Gods wil of om de eigen zaligheid te verwerven, maar ter wille van de staat en ter meerdere glorie en macht van de demagoog, die Leider is geworden - dit was het doel, waartoe het systematische in beweging brengen van de massa moest leiden.

Laat ons eens zien, wat Hitler dacht van de massa's, die hij in beweging bracht en hoe hij dat in beweging brengen klaarspeelde. Het eerste principe, waar hij van uitging, was een waardeoordeel: de massa's zijn volstrekt verachtelijk. Zij zijn niet in staat abstrakt te denken en zij interesseren zich voor geen enkel feit buiten de kring van hun onmiddellijke ervaring. Hun gedrag wordt niet bepaald door kennis en verstand maar door gevoelens en onbewuste driften. ,,Zowel hun positieve als hun negatieve houdingen wortelen in deze driften en gevoelens." Om te slagen moet een propagandist leren deze instinkten en emoties te manipuleren. ,,De drijfkracht, die de geweldigste revoluties op aarde heeft teweeggebracht, is nooit een wetenschappelijk onderwijslichaam geweest, dat macht heeft gekregen over de massa's, maar altijd een innerlijke toewijding, waardoor zij werden geïnspireerd en vaak een soort hysterie, die ze tot daden heeft aangezet. Degeen, die de massa's aan zijn kant wil krijgen, moet de sleutel kennen, die de deur van hun hart opent." Of in het na-Freudiaanse jargon: van hun onbewuste.

Zijn sterkste beroep deed Hitler op die leden van de lagere middenstand, die door de inflatie van 1923 waren geruïneerd en dan nog eens opnieuw geruïneerd door de depressie van 1929 en de volgende jaren. ,,De massa's," waar hij over spreekt, waren deze verbijsterde, geremde en chronisch beangstigde miljoenen. Om ze nog massa-achtiger, nog meer gelijkgeschakeld ondermenselijk te maken bracht hij ze bij duizenden en tienduizenden samen in grote zalen en stadions, waar de individuen hun persoonlijke identiteit konden verliezen, zelfs hun elementair menszijn, en opgaan in de massa. Op twee manieren komt een man of een vrouw in direkt kontakt met de samenleving: als lid van een familie-, beroeps- of godsdienstgroep of als onderdeel van een menigte. Groepen kunnen even moreel en intelligent zijn als de individuen, waaruit zij bestaan: een menigte is chaotisch, heeft geen eigen doel en is tot alles in staat, behalve tot intelligent handelen en realistisch denken. Mensen, die verenigd zijn in een menigte, verliezen het vermogen te redeneren en moreel een keuze te doen. Hun vatbaarheid voor suggestie is zodanig vergroot, dat zij ophouden enig eigen oordeel, enige eigen wil te hebben. Zij worden uiterst snel geprikkeld, zij ver- liezen ieder besef van individuele of kollektieve verantwoordelijkheid, zij zijn onderhevig aan plotselinge aanvallen van woede, geestdrift of paniek. Kortom, de mens in een menigte gedraagt zich, alsof hij een grote dosis van een of ander bedwelmend middel had geslikt. Hij is het slachtoffer van wat ik "hordevergiftiging" heb genoemd. Precies als alkohol is hordevergif een werkzaam, extravert bedwelmingsmiddel. De individu, die dronken is van een menigte, vlucht uit de intelligentie, verantwoordelijkheid en zedelijkheid in een soort razende dierlijke geesteloosheid.

In zijn lange loopbaan van agitator had Hitler de uitwerking van hordevergif bestudeerd en geleerd het te exploiteren voor zijn eigen doeleinden. Hij had ontdekt, dat de redenaar veel doeltreffender een beroep kan doen op de ,,verborgen krachten," die het menselijke handelen in beweging brengen, dan een schrijver dit kan. Lezen is een individuele, geen kollektieve bezigheid. De schrijver spreekt uitsluitend tot afzonderlijke personen, die alleen zitten in een toestand van normale nuchterheid. De redenaar spreekt tot menigten individuen, die al flink onder de invloed staan van hordevergif. Zij zijn aan hem overgeleverd en, als hij zijn vak verstaat, kan hij met ze doen wat hij wil. Als redenaar verstond Hitler zijn vak uitmuntend. Om zijn eigen woorden aan te halen, was hij in staat ,,zich op zodanige wijze te laten leiden door de grote massa, dat de levende emotie van zijn toehoorders hem het geschikte woord, dat hij nodig had, ingaf en dat omgekeerd dit woord zijn toehoorders recht in het hart trof." Otto Strasser noemde hem "een luidspreker, die luidkeels uiting gaf aan de geheimste verlangens, de ontoelaatbaarste instinkten, het lijden en de persoonlijke opstandigheid van een hele natie." Twintig jaar vóór de dolle reklamepromotors van Madison Avenue (in New York), het centrum van de reklame-industrie, begonnen aan ,,Motivational Research", - onderzoek van wat de menselijke drijfveren zijn, - exploreerde en exploiteerde Hitler al systematisch de geheime angsten en verlangens, de smachtende lusten, de beduchtheden en de geremdheden van de Duitse menigten. Door het manipuleren van ,,verborgen krachten" krijgen de reklame- experts ons ertoe hun waren te kopen - een tandpasta, een bepaald merk sigaretten, een politieke kandidaat. Door een beroep te doen op dezelfde ,,verborgen krachten" - en andere, die zó gevaarlijk zijn, dat Madison Avenue zich er niet mee durft inlaten - kreeg Hitler de Duitse massa's ertoe een Führer, een krankzinnige filosofie en de Tweede Wereldoorlog te kopen.

Anders dan de massa's hebben intellektuelen een neiging tot rationaliteit en een belangstelling voor feiten. De gewoonte van de geestelijke kritiek doet hen het soort propaganda, dat zoveel succes heeft bij de ,,meerderheid", weerstaan. Bij de massa's ,,is het instinkt oppermachtig en uit het instinkt komt geloof voort... Terwijl het gezonde gewone volk zich instinktief aaneensluit om een gemeenschap te vormen (onder een Leider, dat spreekt vanzelf ! ), rennen de intellektuelen her en der als kippen zonder kop. Met deze mensen kan men geen historie maken; zij zijn onbruikbaar als elementen, die een gemeenschap vormen." Intellektuelen zijn mensen, die op bewijsmateriaal staan en die zich stoten aan inkonsekwenties en drogredenen. Zij beschouwen overmatige vereenvoudiging als ,,de" geestelijke doodzonde en zij hebben niets op met leuzen, ongegronde beweringen en grove generalisaties, die de munitie van de propagandist vormen. ,,Alle werkzame propaganda," schreef Hitler, ,,moet zich beperken tot enkele doodeenvoudige noodzakelijkheden en moet dan geuit worden in een paar stereotiepe formules." Deze stereotiepe formules moeten aanhoudend worden herhaald, want ,,alleen aanhoudende herhaling zal er ten slotte in slagen het geheugen van een massa een denkbeeld in te prenten." De filosofie leert ons, dat wij onzekerheid moeten voelen bij dingen, die te zeer vanzelf spreken. Aan de andere kant leert de propaganda ons vanzelfsprekende zaken zomaar aan te nemen, zaken, die ons redelijkerwijze moesten nopen ons oordeel op te schorten of te twijfelen. Het doel van de demagoog is onder zijn eigen leiding een sociale samensmelting tot stand te brengen. Maar zoals de grote Engelse filosoof Bertrand Russell heeft betoogd, ,,hebben dogrnatische stelsels zonder een empirische grondslag, zoals scholastiek, Marxisme en fascisme het voordeel onder hun volgelingen een verregaande sociale samensmelting tot stand te brengen." De demagogische propagandist moet daarom konsekwent dogmatisch zijn. Hij doet al zijn beweringen zonder enig voorbehoud. Er bestaan geen grijzen in het wereldbeeld: alles is of duivels zwart of engelachtig wit. Om Hitler weer te citeren: de propagandist ,,moet een systematisch eenzijdige houding aannemen tegenover ieder probleem, dat moet worden behandeld." Hij moet nooit toegeven, dat hij zich kan vergissen of dat mensen met een ander gezichtspunt ook maar gedeeltelijk gelijk kunnen hebben. Met tegenstanders moet niet worden geredeneerd; zij moeten worden aangevallen, overschreeuwd en, als ze te hinderlijk worden, ,,gelikwideerd". De zedelijk teergevoelige intellektueel moge aanstoot nemen aan zoiets, maar de massa's zijn er altijd van overtuigd, dat ,,de aktieve aanvaller het recht op zijn kant heeft."

Dus dit was Hitlers mening over de massamens. Het was een uitermate slechte mening. Maar was het ook een onjuiste mening? Aan de vruchten kent men de boom en een teorie over de menselijke natuur, die de inspiratie leverde voor die technieken, die zo afschuwelijk doeltreffend zijn gebleken, moet op zijn minst een element van waarheid bevatten. Deugd en intelligentie behoren bij individuele mensen, die zich met andere individuele mensen vrij verenigen tot kleine groepen. Maar zonde en domheid doen hetzelfde. De ondermenselijke geesteloosheid echter, waarop een demagoog een beroep doet, het morele idiotisme, waar hij op vertrouwt om zijn slachtoffers tot handelen te prikkelen, zijn niet kenmerkend voor mannen en vrouwen als individuen maar voor mannen en vrouwen, opgegaan in een massa. Geesteloosheid en moreel idiotisme zijn geen karakteristiek menselijke eigenschappen; het zijn symptomen van hordevergiftiging. In al de hoger ontwikkelde godsdiensten van de wereld zijn verlichting des geestes en heil voor individuen weggelegd. Het koninkrijk der hemelen is in de individuele mens, niet in de kollektieve geesteloosheid van een massa. Christus beloofde, dat hij tegenwoordig zou zijn, als twee of drie tezamen waren. Hij heeft niets gezegd over zijn tegenwoordigheid, wanneer duizenden elkaar vergiftigen met hordevergif. Onder de nazi's werden ontzaglijke mensenmenigten gedwongen in gesloten gelederen van punt A naar punt B en dan weer terug naar punt A te marcheren. ,,De hele bevolking voortdurend te laten marcheren leek een zinneloze verspilling van tijd en energie. Maar," voegt Hermann Rauschning hieraan toe, "veel later werd onthuld, dat er een sluwe bedoeling in stak, die gebaseerd was op een weloverwogen onderlinge aanpassing van doeleinden en middelen. Marcheren leidt de gedachten van de mens af. Marcheren doodt het denken. Marcheren maakt een einde aan de individualiteit. Marcheren is de onmisbare goochelhandgreep, die wordt uitgevoerd om het volk te wennen aan een mechanische, pseudorituele aktiviteit, tot ze een tweede natuur is geworden."

Van dit standpunt bezien en op het peil, waarop hij verkozen had zijn afschuwelijke werk te doen, had Hitler volkomen gelijk in zijn waardering van de menselijke natuur. Voor ons, die mannen en vrouwen eerder als individuen beschouwen dan als leden van een menigte of van in het gelid gezette kollektieven, had hij op afzichtelijke manier ongelijk. Hoe kunnen wij in een tijdperk van steeds snellere overbevolking en steeds snellere overorganisatie en steeds efficiëntere kommunikatiemiddelen, de integriteit van de menselijke individu in stand houden en zijn waarde en waardigheid weer tot gelding brengen? Nog is het mogelijk deze vraag te stellen en misschien doeltreffend te beantwoorden. Een generatie later is het wellicht te laat om een antwoord te vinden en, in het verstikkende kollektieve klimaat van de toekomst, misschien zelfs onmogelijk deze vraag te stellen.

.

VI. De kunst van het verkopen

Het behoud van de demokratie is afhankelijk van het vermogen van grote aantallen mensen om realistische keuzen te doen op grond van voldoende voorlichting. Aan de andere kant handhaaft een diktatuur zich door de feiten te censureren of te verdraaien en door een beroep te doen - niet op de rede, niet op het verlicht rationele eigenbelang, - maar op de hartstochten en vooroordelen, op, zoals Hitler zei, de machtige ,,verborgen krachten", die in de onbewuste diepten van iedere menselijke psyche aanwezig zijn. In het Westen worden demokratische principes verkondigd en veel bekwame en nauwgezette publicisten doen hun best de kiezers voldoende inlichtingen te verschaffen en hen door redelijke argumenten over te halen een realistische keuze te doen op grond van deze inlichtingen. Dit alles is voortreffelijk. Maar ongelukkigerwijze heeft de propaganda in het Westen, vooral in Amerika, twee aangezichten en een gespleten persoonlijkheid. In de redaktionele afdeling zit vaak een demokratische dr. Jekyll, een propagandist, die zich heel gelukkig zou voelen, als hij kon bewijzen, dat John Dewey met zijn beschouwing over het vermogen van de mens om gehoor te geven aan waarheid en rede gelijk had. Maar deze achtenswaardige man beheerst maar een deel van de machinerie van de kommunikatiemiddelen. Aan het hoofd van de advertentieafdeling vinden wij een antidemokratische, immers antirationele, Meneer Hyde - of juister gezegd een Doctor Hyde, want Hyde is nu een doctor in de psychologie met als bijvak de sociale wetenschappen. Deze dr. Hyde zou zich heel ongelukkig voelen, wanneer iedereen leefde in overeenstemming met John Deweys geloof in de menselijke natuur. Waarheid en redelijkheid zijn Jekylls aange legenheid, niet de zijne. Hyde is een ,,Motiveringsanalyst" - hij analyseert de drijfveren - en het is zijn taak menselijke zwakheden en karakterfouten te bestuderen, die onbewuste verlangens en angsten te onderzoeken, waardoor zoveel van het bewuste denken en openlijke handelen van de mens wordt gedetermineerd. En hij doet dit, niet in de funktie van moralist, die de mensen beter wil maken, of van de dokter, die hun gezondheid wil verbeteren, maar eenvoudig om het beste middel te vinden om voordeel te trekken uit hun onwetendheid en irrationaliteit ten einde voor zijn lastgevers geldelijke winst te maken. Maar ten slotte kan men het argument te berde brengen: ,,het kapitalisme is dood, het konsumentisme is koning" - en het konsumentisme eist de diensten van een deskundige verkoper, van een meester in alle overredingskunsten (de listigste inbegrepen ) . Onder het stelsel van de vrije onderneming is kommerciële propaganda met alle middelen onmisbaar. Maar wat onmisbaar is, is nog niet altijd wenselijk. Wat aantoonbaar goed is in de sfeer van ekonomie kan alles behalve goed zijn voor mannen en vrouwen als kiezers of zelfs als menselijke wezens. Een vroegere, meer moralistische generatie zou diep geschokt zijn geweest door het stroperige cynisme van de Motiveringsanalysten. Tegenwoordig lezen wij een boek als "de verborgen Overreders" (The Hidden Persuaders) van Vance Packard, dat ons meer amuseert dan met afschuw vervult, dat ons meer berustend dan verontwaardigd maakt. Met het oog op Freud, met het oog op "behaviourism", met het oog op het feit, dat de massaproducent chronisch een wanhopige behoefte heeft aan massakonsumptie, kan men iets dergelijks alleen maar verwachten. Maar, mogen wij vragen, wat is het "iets dergelijks", dat ons in de toekomst te wachten staat? Is Hydes aktiviteit op den duur te verenigen met die van Jekyll? Kan een kampagne ten gunste van het rationalisme slagen tegen de macht van een nog krachtiger kompagne ten gunst van irrationalisme in? Dit zijn vragen, die ik op het ogenblik niet zal trachten te beantwoorden; ik zal ze om zo te zeggen in de lucht laten hangen bij wijze van achterdoek op het toneel van onze bespreking van de metoden van massa-overreding in een technologisch vergevorderde demokratische samenleving.

De taak van de kommerciële propagandist in een demokratie is in sommige opzichten gemakkelijker en in andere opzichten moeilijker dan die van een politieke propagandist, die in dienst staat van een stevig gevestigde diktator of een diktator in spe. De taak is gemakkelijker, omdat bijna iedereen begint met de een of andere voorkeur voor bier, sigaretten en koelkasten, terwijl vrijwel niemand begint met een voorkeur voor tirannen. De taak is moeilijker, omdat het de kommerciële propagandist, op grond van de bijzondere spelregels, niet is toegestaan een beroep te doen op de meer wreedaardige, ,,wilde" instinkten van het publiek. De reklamemakers voor melkprodukten zouden het verrukkelijk vinden om de hoorders en lezers te vertellen, dat al hun moeilijkheden worden veroorzaakt door de kuiperijen van een bende goddeloze internationale margarinefabrikanten en dat het hun vaderlandslievende plicht is er in massa op uit te trekken en de fabrieken van de knevelaars te verbranden. Maar zoiets kan niet en daarom moeten zij zich tevredenstellen met een zachtmoediger aanpak. Maar de zachtmoedige aanpak is minder zinneprikkelend dan de aanpak door middel van oratorisch of lichamelijk geweld. Op den duur zijn woede en haat zelfvernietigende emoties. Maar op korte termijn werpen zij kostelijke vruchten af in de vorm van psychologische en zelfs (immers zij laten grote hoeveelheden adrenaline en noradrenaline vrijkomen ) fysiologische bevrediging. Het kan zijn, dat mensen beginnen met een fundamentele afkeer te hebben van tirannen; maar a]s de tirannen of tirannen in spe hen trakteren op adrenalineproducerende propaganda omtrent de laaghartigheid van hun vijanden - vooral als die vijanden zwak genoeg zijn om te worden vervolgd - zijn zij bereid hem met geestdrift te volgen. Hitler ging maar door in zijn redevoeringen woorden te herhalen als "haat", "kracht", "hard", "onbarmhartig", "neerslaan", "verpletteren"; en hij begeleidde deze woeste woorden met nog woestere gebaren. Hij gilde, hij krijste, zijn aderen zwollen op, zijn gezicht liep paars aan. Zoals iedere toneelspeler en toneelschrijver weet, is een sterke emotie in de hoogste mate besmettelijk. Ge;nfekteerd met de kwaadaardige dolheid van de redenaar, kermde, gromde, snikte en krijste zijn publiek in een orgie van ongeremde hartstocht. En deze orgieën waren zo genotrijk, dat de meesten, die er aan hadden meegedaan, er belust op waren om er nog meer van te genieten. Wij verlangen bijna allemaal naar vrede en vrijheid; maar heel weinigen onder ons kunnen veel geestdrift opbrengen voor de gedachten, gevoelens en daden, die op vrede en vrijheid aansturen. Omgekeerd wenst bijna niemand oorlog of tirannie; maar een massa mensen schept een intens behagen in de gedachten, gevoelens en daden, die op oorlog en tirannie aansturen. Deze gedachten, gevoelens en daden zijn zo gevaarlijk, dat zij niet kunnen worden geëxploiteerd voor kommerciële doeleinden. Rekening houdend met dit nadeel moet de reklamemaker zoveel mogelijk zien te bereiken met minder zinbedwelmende emoties, met rustiger vormen van irrationaliteit.

Doeltreffende rationele propaganda wordt alleen maar mogelijk, wanneer er bij alle betrokkenen een klaar inzicht bestaat in de aard van de symbolen en hun verhouding tot de zaken en gebeurtenissen, die worden gesymboliseerd. Om doeltreffend te zijn is irrationele propaganda afhankelijk van een algemene onmacht om de aard van symbolen te begrijpen. Eenvoudige zielen hebben de neiging het symbool gelijk te stellen met wat het vertegenwoordigt, aan de zaken en gebeurtenissen enige van de hoedanigheden toe te schrijven, die worden uitgedrukt in de termen, die de propagandist voor zijn eigen bedoelingen bezigt. Neem een voorbeeld. De meeste huidmiddelen worden gemaakt van lanoline, een mengsel dus van gezuiverd wolvet en water, geklutst tot een emulsie. Deze emulsie heeft vele waardevolle eigenschappen: ze dringt door in de huid, ze wordt niet ransig, ze is enigszins antiseptisch en zo voort. Maar de kommerciële propagandisten spreken niet over de werkelijke deugden van de emulsie. Zij geven er een schilderachtig wulpse naam aan; praten in geestvervoering en met misleidende woorden over vrouwelijke schoonheid en vertonen afbeeldingen van weelderige blondines, die bezig zijn hun weefsels te verrijken met huidvoedsel. Een van de heren heeft het zo uitgedrukt: "De fabrikanten van kosmetische middelen verkopen geen lanoline, zij verkopen hoop." Voor deze hoop, voor de valse voorspiegeling van een belofte, dat zij zullen worden herschapen, zullen er vrouwen zijn, die tien- of twintigmaal zoveel betalen als de waarde is van de emulsie, waarvan de propagandisten door middel van misleidende symbolen zo handig het verhaaltje hebben verbreid, dat ze een diepgewortelde en welhaast universele hartewens van de vrouw is - de hartewens om aantrekkelijker te worden voor de leden van het andere geslacht. De principes, die aan dit soort propaganda ten grondslag liggen, zijn uitermate eenvoudig. Zoek naar een algemeen verlangen, de een of andere wijdverbreide angst, denk een middel uit om dit verlangen of deze angst in verband te brengen met het produkt, dat men wil verkopen... bouw dan een brug van woorden en afbeeldingen, waarover de klant kan lopen van de feitelijkheid naar de bevredigende wensdroom, en dan van de wensdroom naar de illusie, dat het artikel, indien gekocht, werkelijkheid van de droom zal maken. ,,Wij kopen niet langer sinaasappelen, wij kopen vitaliteit; wij kopen niet zo maar een auto, wij kopen prestige." En zo is het met al het andere. Als we bij voorbeeld tandpasta kopen, dan willen wij geen reinigend en antiseptisch middel, maar verlossing van de angst sexueel afstotelijk te zijn. Wanneer wij wodka en whisky kopen, dan willen wij geen vergif voor het protoplasma, dat, in kleine doses ingenomen, het zenuwstelsel op een psychologisch waardevolle wijze kan verzwakken; wij kopen vriendelijkheid en kameraadschap, de hartelijke warmte van Dickens' gezellige hereboerderij Dingley Dell en de briljante glans van die Londense kroeg-voor-intellektuelen, de Mermaid Taxern. Met onze laxeermiddelen kopen wij de gezondheid van een Griekse god, de stralende schoonheid van Diana's nimfen. Met de maandelijkse "best-seller" kopen wij kultuur, de afgunst van onze minder geletterde buren en het respekt van de precieuze geesten. In elk van deze gevallen heeft de motiveringsanalyst een diepgewortelde wens of angst ontdekt, waarvan de kracht kan worden gebruikt om de konsument ertoe te brengen zijn geld uit te geven en daardoor, indirekt, de raderen van de industrie te laten draaien. Deze kracht, deze energie, die in voorraad is in de psyches en lichamen van talloze individuen, wordt vrijgemaakt door, en overgebracht langs, een reeks symbolen, die met zorg worden uitgestald om de aandacht van de rationaliteit af te leiden en het werkelijke doel te verdonkeremanen.

Soms hebben de symbolen uitwerking, omdat zij op zichzelf onevenredig indrukwekkend, spookachtig verontrustend en boeiend zijn. Hiertoe behoren de plechtigheden en praal van de godsdienst. De ,,schoonheden van de heiligheid" versterken het geloof, waar het al aanwezig is, en waar het geloof ontbreekt, bevorderen zij de bekering. Omdat zij alleen maar een beroep doen op de zin voor schoonheid, waarborgen zij noch de waarheid noch de zedelijke waarde van de leerstellingen, waarmee zij volkomen willekeurig in verband zijn gebracht. Heel gewoon historisch gezien, zijn de schoonheden van de heiligheid vaak geevenaard en in feite overtroffen door de schoonheden van de onheiligheid. Zo waren onder Hitler de jaarlijkse samenkomsten in Neurenberg meesterstukken van ritueel vertoon en teatraliteit. ,,Ik heb voor de oorlog zes jaar in St. Petersburg doorgebracht in de beste jaren van het oude Russische ballet," schrijft Sir Neville Henderson, de Britse ambassadeur in Hitlerduitsland, ,,maar wat grandiose schoonheid betreft heb ik geen enkel ballet gezien, dat kan tippen aan de Neurenbergse samenkomst van de partij." Men denkt aan Keats: - "schoonheid is waarheid, waarheid schoonheid." Helaas, deze gelijkheid bestaat alleen op het een of ander alleruiterst, bovenwerelds niveau. Op het niveau van politiek en godsdienst, is schoonheid volmaakt verenigbaar met onzin en dwingelandij. Wat een erg gelukkige omstandigheid is, want als schoonheid onverenigbaar was met onzin en dwingelandij, wat zou er dan akelig weinig kunst in de wereld zijn! De meesterstukken van de schilderkunst, de beeldhouwkunst en de architektuur zijn geschapen als godsdienstige of politieke propaganda ter verheerlijking van een god, een regering of een priesterkaste. De meeste koningen en priesters zijn despotisch geweest en alle godsdiensten overvloedig doorspekt met bijgeloof. Het genie is de dienaar geweest van tirannie en de kunst heeft reklame gemaakt voor de plaatselijke eredienst. Naarmate de tijd voortschrijdt, scheidt hij de goede kunst van de slechte metafysiek. Kunnen wij die scheiding ook leren maken, niet nakaartend, maar als de gebeurtenissen werkelijk plaatsgrijpen? Dat is de vraag !

Het principe van het onevenredig fascinerende symbool is in de kommerciële propaganda volkomen duidelijk. Iedere propagandist heeft zijn kunstafdeling en voortdurend wordt er gepoogd meer luister bij te zetten aan de reklamezuilen en -muren door middel van opvallende affiches en aan de advertentiepagina's van kranten en tijdschriften door middel van levendige tekeningen en foto's. Het zijn geen meesterwerken, want meesterwerken richten zich alleen tot een beperkt publiek en de kommerciële propagandist is erop uit de meerderheid te bekoren. Voor hem is gematigde deugdelijkheid het ideaal. Van hen, die deze niet al te goede, maar voldoende opvallende kunst waarderen, kan worden verwacht, dat zij ook de produkten waarderen, waarmee die kunst in verband staat en die zij symbolisch vertegenwoordigt.

Nog een onevenredig fascinerend symbool is de “Singing Commercial”, het gezongen reklamelied, de handelssong. “Singing Commercials” zijn een uitvinding van jonge datum, maar de ”Singing Theological” en de “Singing Devotional”, de religieuze en vrome songs, - de psalm en het gezang - zijn zo oud als de godsdienst zelf. “Singing Militaries” of marsliederen staan gelijk met oorlog, “Singing Patriotics”, patriottische liederen, de voorlopers van de z.g. volksliederen, zijn oorspronkelijk stellig door de zwervende horden van paleolitische jagers en voedselzoekers gebruikt om de groepssolidariteit te bevorderen, om de nadruk te leggen op het onderscheid tussen “ons" en “hen". Voor de meeste mensen is muziek in wezen aantrekkelijk. Bovendien hebben melodieën de neiging zich vast te hechten in de geest van de toehoorder. Een wijsje kan een heel leven lang in het geheugen blijven spoken. Bij voorbeeld, hier hebben we een volkomen oninteressante bewering of beoordeling. Zoals ze er staan, zal niemand er aandacht aan besteden. Maar geef die woorden nu eens de toonzetting van een leuk, populair en gemakkelijk te onthouden wijsje. Dan worden die woorden onmiddellijk krachtige woorden. En daarbij komt, dat deze woorden de neiging hebben automatisch te worden herhaald, telkens als de melodie wordt gehoord of spontaan in het geheugen opdoemt. Orpheus heeft een bontgenootschap aangegaan met Pavlov - de macht van het geluid met het ,,gekonditioneerde" reflex. Evenals voor zijn kollega's op het gebied van politiek en godsdienst heeft de muziek voor de kommerciële propagandist nog een ander voordeel. Onzin, waarvan het neerschrijven, uitspreken of aanhoren beschamend zou zijn voor een redelijk wezen, kan met genoegen en zelfs met iets als verstandelijke overtuiging door hetzelfde redelijke wezen worden gezongen of aangehoord. Kunnen wij leren een scheiding te maken tussen het genoegen van het zingen of het luisteren naar gezang en de al te menselijke neiging om geloof te schenken aan de propaganda, die het liedje opdringt? Nogmaals: dat is de vraag!
Dankzij de leerplicht en de rotatiepers is de propagandist al vele jaren in staat geweest zijn evangelie te verkondigen aan praktisch iedere volwassen burger van ieder beschaafd land. Maar vandaag de dag is hij, dankzij radio en televisie, in de gelukkige positie zich te richten tot ongeletterde volwassenen en tot kinderen, die nog niet kunnen lezen en schrijven.

Zoals men kan verwachten, zijn kinderen uiterst gevoelig voor propaganda. Zij weten niets van de wereld en haar wijze van doen en hebben daarom niet de minste achterdocht. Hun kritisch vermogen is onontwikkeld. De jongsten onder hen hebben de leeftijd van het oordeel des onderscheids nog niet bereikt en de ouderen missen de ervaring, die nodig is om de pas ontdekte rationaliteit doeltreffend te laten funktioneren. In Europa werden eenmaal de rekruten bij wijze van grap “kanonnenvlees" genoemd. Hun kleine broertjes en zusjes zijn nu radiovlees en televisievlees geworden. Toen ik jong was, leerden we kinderliedjes en in vrome huisgezinnen godsdienstige gezangen. Tegenwoordig kwinkeleren de kleintjes Singing Commercials, handelssongs. Wat is beter: - ,,Rheingold is mijn bier, het pittige bier" of ,,Hey diddle-diddle, the cat and the fiddle" of om iets Nederlands te noemen, “Een muisje speelde dicht bij de poes..."; wat is beter: - ,,Toen onze mop een mopje was..." of “Geen stof of roet of rook - Met Dinges' oliestook"? Wie zal het zeggen?

,,Ik zeg niet, dat kinderen moeten worden gedwongen hun ouders net zo lang te plagen, tot zij de dingen kopen, die op het televisiescherm worden aangeprezen, maar toch kan ik mijn ogen niet sluiten voor het feit, dat het iedere dag gebeurt," schrijft het sternummer van een van de vele programma's, die op de kinderen worden losgelaten. En hij voegt eraan toe: “Kinderen zijn levende, sprekende grammofoonplaten van wat we ze iedere dag vertellen." En in de loop van de jaren zullen deze levende, sprekende platen van de televisiereklame volwassen worden, goed verdienen en de industrieprodukten kopen. ,,Denk eens," schrijft de heer Clyde Miller in geestvervoering, ,,denk eens, hoeveel winst het voor uw onderneming betekent, wanneer wij een miljoen of tien miljoen kinderen, die volwassen zullen worden, kunnen ,,konditioneren" om uw produkten te kopen, zoals soldaten te voren worden afgericht te lopen, wanneer het knallende bevel ,,voorwaarts, mars!" op hen wordt afgevuurd!" Ja, denk er eens over! En denk er dan tevens aan, dat de diktators en diktators in spe al jarenlang over dit soort dingen hebben gedacht en dat miljoenen, tientallen miljoenen, honderdtallen miljoenen kinderen bezig zijn op te groeien om de produkten van de landelijke despoot te kopen en, als goed afgerichte soldaten, prompt met het passende gedrag te reageren op de knallende leuzen, die in de jonge geesten zijn ingehamerd door de propagandisten van de despoot.

Zelfbestuur is omgekeerd evenredig met de aantallen. Hoe groter het kiezerskorps, hoe kleiner de waarde van de stem van enige afzonderlijke kiezer. Wanneer hij niet meer is dan een onder een miljoen anderen, voelt de kiezer zich machteloos, een quantite ne'gligeable. De kandidaten, die hij voor een funktie heeft gekozen, zijn ver weg - op de hoogste top van de machtspiramide. Teoretisch zijn zij de dienaren van het volk, maar in de praktijk delen deze dienaren de bevelen uit en het volk, heel ver weg aan de voet van de machtspiramide, moet gehoorzamen. De toenemende bevolking en de technologische vooruitgang zijn uitgelopen op een toename van het aantal organisaties en hun gekompliceerdheid, een toename van de macht, gekoncentreerd in de handen van ambtenaren, en een evenredige afname van de kontrole, die de kiezers kunnen uitoefenen, tegelijk met een afname van de achting van het publiek voor demokratische metoden. De demokratische instellingen, alreeds verzwakt door de geweldige onpersoonlijke krachten, die in de moderne wereld aan het werk zijn, worden nu bovendien van binnen uitgehold door de politici en hun propagandisten.

Menselijke wezens gedragen zich op zeer veelsoortige irrationele manieren, maar het schijnt toch of, als zij een eerlijke kans krijgen, die wezens in staat zijn een redelijke keuze te doen op grond van het beschikbare feitenmateriaal. Men kan demokratische instellingen alleen maar laten funktioneren, wanneer allen, die erbij betrokken zijn, hun best doen kennis te verspreiden en rationaliteit aan te moedigen. Maar heden ten dage geven de politici en hun propagandisten - in de machtigste demokratie van de wereld - er de voorkeur aan de spot te drijven met de demokratische instellingen door bijna uitsluitend een beroep te doen op de onwetendheid en irrationaliteit van de kiezers. ,,Beide partijen (de Republikeinse en de Demokratische in de V.S.)," vernamen wij in 1956 van de redakteur van een toonaangevend handelstijdschrift, ,,zullen hun kandidaten en grondstellingen kommercialiseren met dezelfde metoden, die het zakenleven heeft ontwikkeld om artikelen te verkopen. Tot deze metoden behoren de wetenschappelijke keuze van verlokkingsmiddelen en een weloverwogen herhaling... Radio-slagzinnen en advertenties zullen bepaalde frazes met vooraf berekende intensiteit herhalen. Aanplakbiljetten zullen het publiek leuzen, waarvan de uitwerking verzekerd is, instampen. Naast een klinkende stem en een goede uitspraak moeten de kandidaten beschikken over het vermogen met een ”eerlijke uitdrukking" in de lens van de televisiekamera te kijken."

De kommercialisatoren van de politiek doen alleen maar een beroep op de zwakheden van de kiezers, nooit op hun potentiële kracht. Zij doen geen enkele poging de massa's zodanig op te voeden, dat zij geschikt worden voor zelfbestuur; zij stellen zich er enkel maar mee tevreden ze te manipuleren en te exploiteren. Voor dit doel worden alle hulpbronnen van de psychologie en de sociale wetenschappen gemobiliseerd en aan het werk gezet. Zorgvuldig uitgekozen exemplaren van het kiezerskorps worden opgeroepen voor “interviews in depth", dieptepsychologische gesprekken. Deze “interviews in depth" onthullen de onbewuste angsten en verlangens, die ten tijde van de verkiezingen overheersend zijn in een bepaalde samenleving. Dan kiezen de deskundigen de leuzen en beeldspraak, die ten doel hebben deze angsten te kalmeren of, zo nodig, aan te wakkeren, en om de verlangens, althans symbolisch, te bevredigen, met welke kunstgrepen geëxperimenteerd wordt op groepen lezers en toehoorders, opdat de leuzen enz. eventueel veranderd en verbeterd kunnen worden aan de hand van de zo verkregen inlichtingen. Dan is de verkiezingscampagne klaar voor de massa- propagandisten. Al wat er tegenwoordig nodig is zijn geld en een kandidaat, die na de nodige repetities kan leren er ,,eerlijk" uit te zien. Door deze nieuwe systematiek zijn de politieke principes en plannen voor bepaalde regeringsdaden grotendeels onbelangrijk geworden. De persoonlijkheid van de kandidaat en de manier, waarop hij door de reklamedeskundigen wordt vooruitgeschoven, zijn de dingen, die er alleen maar op aan komen.

Op de een of andere manier, als een krachtige manskerel of als een goedige vader, moet de kandidaat gehuld zijn in een stralenkrans. Hij moet ook een onderhoudende conferencier zijn, die zijn publiek nooit verveelt. Opgevoed door televisie en radio is het publiek gewend te worden geamuseerd en het heeft er een hekel aan zich te koncentreren of zich langdurig verstandelijk in te spannen. Alle redevoeringen van de amuserende kandidaat moeten daarom kort en pittig zijn. De grote politieke vraagstukken van de dag moeten binnen ten hoogste vijf minuten worden afgehandeld - en (omdat het publiek erg naar iets verlangt, dat een beetje leuker is dan de inflatie of de waterstofbom) nog veel liever binnen krek zestig sekonden. Het ligt in de aard van de welsprekendheid, dat politici en geestelijken altijd de neiging hebben gehad ingewikkelde vraagstukken bovenmatig te vereenvoudigen. Het valt zelfs de nauwgezetste redenaars heel moeilijk om vanaf de kansel of de redenaarstribune de hele waarheid te spreken. De metoden, die tegenwoordig worden toegepast om de politieke kandidaat te kommercialiseren, alsof hij een deodorant, een middel tegen onaangename lichaamsgeuren was, waarborgen op de beslistste manier, dat het kiezerskorps nooit over iets, wat dan ook, de waarheid zal horen.


Hoofdstukken 7 t/m 12