De oud-Egyptische tijd

Tot daar het eerste deel van het Titanic-drama van Albert Steffen.
In afwachting dat het tweede deel verschijnt - in december 2003- kunnen we de lezer zeker aanbevelen om Rudolf Steiners "Egyptische mythen en mysteriën" (GA 106) te bestuderen.
Van alle inzichten die ons daar geboden worden, en die Albert Steffen zo mooi verwerkt heeft in zijn toneel, geven we er u twee mee.

Het spiegelen der cultuurperiodes

In de eerste voordracht somt Rudolf Steiner de zeven cultuurperiodes op die samen het na-Atlantische tijdvak uit-maken. Wij leven nu in de vijfde na-Atlantische cultuurperiode:

" Wij zullen zien dat er een eigenaardige wetmatigheid bestaat die ons laat begrijpen dat wonderbaarlijke krachten werken doorheen die tijdvakken en dat er een verband is tussen de verschillende cultuurperiodes. Blikken wij op de eerste cultuurperiode, die van de Indische cultuur, dan zullen we zien dat deze eerste cultuur later terug zal oplichten in een nieuwe vorm in de zevende periode. In een nieuwe vorm zal het oude Indische optreden. Zeer geheimzinnige krachten werken daar.
En de tweede cultuurperiode, die we de Perzische noemden, die zullen we in de zesde periode terug zien oplich-ten. Nadat onze cultuur zal ondergegaan zijn, zullen we in de cultuur van de zesde periode de Zarathoestra-religie zien opleven.
En verder in onze voordrachten zult u zien hoe in onze - vijfde- cultuurperiode een soort wederopwekking van het derde, Egyptische tijdvak plaatsvindt.
Het vierde tijdvak staat in het midden, het staat op zich; het heeft noch ervoor, noch erna zijns gelijke."


Mummies en materialisme


" Wij kunnen hier vandaag nog op een andere samenhang wijzen. Wij herinneren ons hoe de Egyptenaren hun doden behandelden, wij herinneren ons de mummies, hoe de Egyptenaar er belang aan hechtte dat de uiterlijke fysieke vorm lang geconserveerd werd, en wij weten dat de Egyptenaar zijn graven vulde met dergelijke mummies waarin hij de uiterlijke vorm bewaard had; en dat hij de gestorvenen in het graf bepaalde gebruiksvoorwerpen meegaf, bezittingen, als herinnering aan het afgelopen fysieke leven, ook gereedschap dat nodig was voor de no-den van het fysieke leven. Aldus moest dat wat de mens in het fysieke had, bewaard blijven.
Zo smeedde de Egyptenaar een band tussen zijn doden en het fysieke niveau. Dit gebruik breidde zich voortdurend uit. Precies dat is een kenmerk van de Egyptische cultuur.
Zoiets blijft echter niet zonder gevolgen voor de ziel. Bedenken wij dat onze zielen ooit in Egyptische lichamen zaten. Het is zeker zo dat onze zielen in deze lichamen, die dan mummies zijn geworden, geïncarneerd waren. We weten uit vroegere voordrachten dat, wanneer de mens na zijn dood los komt van zijn fysieke en zijn etherlichaam, dat hij dan een ander bewustzijn heeft, dat hij geenszins in een bewusteloze toestand in de astrale wereld leeft. Hij kan uit de geestelijke wereld neerkijken, hoewel hij er nu geen zicht op heeft; maar dan kan hij neerkijken op de fysieke wereld. En dan is het niet om het even of het lichaam als mummie geconserveerd is, of dat het verbrand is of ontbindt in de grond. Er ontstaat daardoor een bepaald soort samenhang. Wij zullen zien wat voor geheimzinnige samenhang er ontstaat. Doordat in het oude Egypte de lichamen lange tijd geconserveerd bleven, hebben de zielen in de tijd na hun dood iets zeer bepaalds beleefd. Zij wisten, toen ze neerkeken: dat is mijn lichaam. Ze waren eraan gebon-den, aan dat fysiek lichaam, ze hadden vóór zich de vorm van hun lichaam. Dat lichaam werd voor de zielen be-langrijk. Want de ziel kan ook na de dood indrukken opdoen. De indruk die het gebalsemde lichaam maakte, ging zeer diep, en de ziel werd volgens deze indruk gevormd.
Nu ging deze ziel door belichamingen in de Grieks-Latijnse cultuur, en ze leeft vandaag in onze tijd in ons. Het is niet zonder werking dat die zielen na de dood hun gebalsemd lichaam gezien hebben, dat hun aandacht steeds weer naar dat lichaam getrokken werd. Dat is zeer zeker niet onwezenlijk. Ze hebben het in hun sympathie opgenomen, en de vrucht van dit neerblikken treedt vandaag op, in de vijfde cultuurperiode, als de neiging die de zielen tegen-woordig vertonen, om grote waarde te hechten aan het uiterlijke materiële leven. Alles wat we vandaag een hang naar de materie noemen, dat komt doordat de zielen toentertijd vanuit de geestelij-ke wereld hun eigen belichaming konden aanschouwen. Daardoor heeft de mens geleerd om de fysieke wereld te beminnen, daardoor wordt vandaag zo dikwijls gezegd dat alleen dit fysieke lichaam tussen geboorte en dood be-langrijk is."

De maatschappijstructuur van het oude Egypte in de 21ste eeuw

Over een andere "erfenis" uit de derde, Egyptische cultuurperiode heeft Rudolf Steiner het o.m. in "Geschichtliche Symptomatologie" (GA 185), tweede voordracht.
Het gaat om Oosterse esoterische inzichten die met de Tempelridders naar Europa gekomen zijn. De Tem-peliers werden uitgeroeid, maar een aantal van die Oosterse inzichten bleef in occulte loges doorwerken. Het hoge geestelijke gehalte van die kennis verdween samen met de Tempeliers, wat bleef was een soort ideologie die door bepaalde elites gebruikt wordt om de maatschappij in een vorm te houden die weliswaar paste bij het Egyptisch-Assyrisch tijdvak, maar die tegengesteld is aan het streven van de mensheid in het vijfde na-Atlantische tijdvak. In de derde, Egyptische cultuurperiode kon de maatschappij georganiseerd zijn als een piramide met aan de top de ingewijden en aan de basis de amorfe massa: de mensen moesten nog hun gewaarwordingsziel ontwikkelen. Tegenwoordig moeten wij de bewustzijnsziel ontwikkelen. Iedereen wil nu een persoonlijkheid zijn. In principe zijn we niet tegen het pausdom of het koningsschap: we willen allemaal zélf paus of koning zijn ! De mens wil zelf vorm kunnen geven aan zijn samenleving.
Bepaalde belangengroepen verhinderen dit.
Zo zien we als idealen opduiken: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid. Maar het verband van die idealen met lichaam, ziel en geest wordt versluierd. En dus is nog altijd niet doorgedrongen dat de mens als fysiek wezen met fysieke behoeften broederlijk moet zijn (in het economische dus). Dat hij als wezen met een ziel vrijheid moet hebben, en dat hij als wezen met een geest gelijk is aan anderen.
Maar de realiteit is nu:
- dat de waarheid niet voor allen gelijk is, ze hangt af van de plaats die men bewoont. Een Amerikaan of Israëliet heeft een andere waarheid dan een Palestijn of een Irakees; - dat de vrijheid in het cultuurleven ons grotendeels door de Staat ontfutseld is. Die permitteert zich verregaande ingrepen in ons onderwijs en in onze opinievorming;
- dat in het economische slechts voor de behoeften van een kleine minderheid gezorgd wordt.

Een groot deel van de mensheid voelt dat de maatschappijvorm niet overeenstemt met de noden van deze tijd. Tegelijkertijd werken velen actief mee aan het in stand houden van de starre piramidestructuur omdat - volkomen uit de tijd - hun inkomen ervan afhangt.
Deze paradox vertaalt zich in het toenemend geweld in de maatschappij, het groot aantal zelfmoorden, en vooral in het explosief gebruik van antidepressiva.*

Een fundamentele koerswijziging is nodig, maar vruchtbare ideeën zijn niet voldoende bekend. Dat bekend maken is onze taak, de taak van de antroposoof. Zo ongeveer zullen we het zien in het tweede deel van "Reis naar het andere land", waar de symboliek van de Titanic nog duidelijker wordt.
Eerst de ondergang, en dan: nieuwe hoop voor de radeloze mens.



* Volgens La Dernière Heure van 3 augustus 2003 is de verkoop van antidepressiva in de V.S. van 1999 tot 2002 gestegen met 36 %, in Spanje met 48 %, in Italië met 57 %, in België met 28%. Gemiddeld heeft elke Belg vorig jaar 23 doosjes geslikt. (Bron: Journaal nr. 401 van Mark Grammens)




*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*



Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*