Inhoudstafel van Brug 118 ( december 2022)


Willi Seiß - jeugd

Willi Seiß – in Camphill

Willi Seiß – aan de Bodensee

Willi Seiß – maretak en Helixor

Willi Seiß - scholingsweg

Willi Seiß – Freie Hochschule am Bodensee

Valentin Tomberg - rehabilitatie

Willi Seiß – een uitvinding

Willi Seiß - vorige levens ?



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,




Deze aflevering van De Brug gaat volledig over Willi Seiß, een Duitse antroposoof van wie we tot vorige zomer nog nooit gehoord of gelezen hadden.
Enkele maanden geleden maakte een lezer van dit tijdschrift ons attent op hem en stuurde de tekst door van een interview met deze man. We vonden het interessant genoeg om het te vertalen voor De Brug.

Willi Seiß heeft in de loop van zijn leven ( geboren op 12 november 1922 en overleden op 25 januari 2013 ) vele andere bekende en minder bekende antroposofen ontmoet. In het interview noemt hij er verschillende en daarom hebben we zelf een groot aantal voetnoten toegevoegd met enkele gegevens over deze mensen.

Het gesprek met hem werd in 2000 gevoerd door Monika Neve. Deze vrouw hebben we lang geleden aan het woord gelaten in Brug 31 toen we een en ander overnamen uit haar boek "New Age als Ablenkung".
Monika Neve werd in 1946 geboren in Kiel. Ze studeerde scheikunde, Duits en kunst en was leerkracht.
Ze stond mee aan de wieg van Lazarus, een tijdschrift voor antroposofie, kunst en sociale driegeleding. Sinds 1985 was ze daar eindredacteur.
Dit tijdschrift schijnt ondertussen niet meer te bestaan, maar Monika Neve is nog altijd zeer actief op Facebook !

De tekst van het interview staat op de website van de Vrije Hogeschool aan de Bodensee ( Duits : Freie Hermetisch-Christliche Studienstätte am Bodensee). www.fhab.de
Dit studiecentrum was een initiatief van Willi Seiß, dat na zijn dood verder gezet werd door Christina Barker.





François De Wit.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.


Willi Seiß




Monika Neve : Herr Seiß, u bent geboren in 1922 in Stuttgart. Kunt u iets over uw levensloop vertellen ?

Willi Seiß : Mijn kindertijd was zeer harmonisch hoewel ik veel alleen was omdat door de moeilijke tijdsomstandigheden mijn beide ouders uit werken moesten gaan.

Monika Neve : Was u enig kind ?

Willi Seiß : Nee, ik had een broer maar die heeft nooit met mij een goede band gehad. Hij was twee jaar ouder en probeerde mij altijd door zijn kracht te domineren. Daarom besloot ik om sterker te worden dan hij. Ik kocht mij halters en oefende daar iedere dag mee. Daarna ging ik acht km lopen en dan zwom ik nog ongeveer een kilometer. Vaak reed ik daarna nog eens met de fiets een rit rond Stuttgart. Dat was toen 42 km. Dat heb ik volgehouden tot hij niet meer sterker was dan ik. Daarnaast heb ik ook een hele rij sporttakken actief beoefend. Ik heb gebokst, ook in competitie, ik deed veel aan atletiek.

Monika Neve : Boksen ? Dat is toch ongewoon !

Willi Seiß : Inderdaad, maar dat deed mij veel plezier. Minder het boksen zelf als de training, bvb. het touwtje springen. Wij deden toen een weddenschap wie het langst kon touwtje springen en ik weet nu nog dat ik meer dan 1600 keer gesprongen heb zonder dat het touw haperde. Maar de mooiste tijd van mijn jeugd was eigenlijk toen ik ging roeien.. Na mijn schooltijd – aan de technische school van Stuttgart-Cannstadt – deed ik stage bij de Frankfurter Verzekeringen AG en was daar altijd de eerste die het kantoor verliet om direct naar het clubhuis van de roeivereniging te gaan. Daar nam ik een éénzit, roeide acht km, en dan kwam mijn vriend en wij roeiden verder met een tweezit, dan met de vierzit en ten slotte met de achtzitter. Dat waren dus vier etappes van telkens acht km. Wij hebben het daarin zeer zeer ver gebracht, zodat wij als jeugdploeg ook seniorenwedstrijden wonnen, want wij hadden een zeer uitzonderlijke starttechniek bij iedere wedstrijd. Dat was technisch belangrijk om een goede start te hebben. En toen werd ik vroegtijdig opgeroepen ...

Monika Neve : Kon u door dit sportief engagement vermijden om bij de Hitlerjeugd te moeten gaan ?

Willi Seiß : Neen, maar ik kon mij daardoor vaak onttrekken aan de wekelijkse actieve dienst door te zeggen : ik moet naar de training.

Monika Neve : En dat werd geaccepteerd ?

Willi Seiß : Wat konden ze doen ? Ik zei hun : ik doe voor jullie toch mee aan de wedstrijden, dan moet ik toch trainen ?
En toen op een dag moesten wij allemaal aantreden en werden we door officieren van de Waffen-SS geïnspecteerd. Die liepen langs de rijen en wezen hier en daar iemand aan : “Naar voor ! Naar de Waffen-SS !” Toen ze bij mij kwamen klonk het ook “naar de Waffen-SS”. Het lot heeft mij daarvoor bewaard want ik werd vrijwilliger bij de U-boot marine en zo kon ik niet gedwongen worden om bij de Waffen-SS te gaan.

Monika Neve : U bent dus als landrat bij de zeemacht gegaan ?

Willi Seiß : Ja, ik wist innerlijk dat ik bij dat zeemachtonderdeel zou terecht komen. Ik werd vroeg opgeroepen. Mijn opleiding begon in Eckernförde en het einde van de oorlog was voor mij in Tallin, Estland toen onze U-boot een voltreffer kreeg van een Russisch vliegtuig waardoor wij niet meer ingezet konden worden. Wij konden niet meer duiken en sukkelden langs de kust van de Oostzee van werf naar werf zonder dat de U-boot terdege kon gerepareerd worden.

Monika Neve : Hoe hebt u dat ervaren, de oorlog in een U-boot ? Hebt u de dramatiek van de oorlog onder water mee beleefd ?

Willi Seiß : Een onderzeeër met al zijn gecompliceerde en onderling samenhangende bedieningen was voor mij niet zo zeer dramatisch als interessant, ik leerde al de verschillende werkstations bedienen, ook de machinekamer hoewel ik in feite chef van de radioverbinding was. Deze functie vond ik zo fascinerend dat ik een voorstel tot opleiding tot officier afwees, wat dan weer tot gevolg had dat ik op deze U-boot moest blijven. Het was onze taak de Russische Oostzeevloot in Petersburg vast te houden. Daardoor kwamen wij nooit in de Atlantische Oceaan en moesten wij daar ook geen schepen tot zinken brengen, wier bemanningen na een voltreffer door ons niet mochten gered worden. Zo komt het dat ik in 5 jaar actieve dienst ervan gespaard bleef om mensen te moeten doden. Was ik bij de Waffen-SS terecht gekomen, dan zou dit vermoedelijk niet mogelijk zijn geweest. Maar toen heb ik zelfs vele levens kunnen redden. In de Finse Golf lagen 6 Duitse onderzeeërs. Op een dag waren de Russen te land al zover opgerukt dat besloten werd om de Finse Golf door mijnen af te sluiten. dat ging ’s morgens om 4u gebeuren. De Duitse onderzeeërs moesten dus eerst weg. Maar de radioboodschappen met dit bevel kwamen niet aan omdat ze verkeerd versleuteld waren. Toen ben ik erin geslaagd om handmatig de berichten te ontcijferen en heb het hele eskader uit de Finse Golf geloodst. Ik nam toen de radiografie voor de hele Oostzee over omdat wij de enige onderzeeër waren die alle berichten compleet ontvingen en konden ontcijferen, beter dan de landbasis in Kiel.

Monika Neve : Waar hebt u het einde van de oorlog beleefd ?

Willi Seiß : In Flensburg, waar wij onze U-boot zelf tot zinken brachten opdat hij niet in de handen van de Engelsen zou vallen. Daarvoor lagen wij in het dok in Kiel.

Daar beleefde ik iets dat mijn leven veranderde. Op een dag kreeg ik een boekje in handen met teksten van Nietzsche. Ik zie mijzelf nu nog zitten in de zon vóór de barak op een zondag en daarin lezen. Bij mij kwam de vraag op : hoe komt deze man – van wie ik tot dan toe nog nooit gehoord had – hoe komt die ertoe om zo te denken ? – Deze manier van denken, niet de inhoud – waar ik niets van verstond – fascineerde mij. Ik leerde talloze passages uit het hoofd om mijn eigen gedachten te kunnen waarnemen, of ik ook zo zou kunnen denken. Ik nam mij voor : zoals die denkt, wil ik leren denken.

Monika Neve : Dat was dus een aha-moment voor u, deze ervaring met Nietzsche’s denken.

Willi Seiß : Jazeker. daar kwam nog iets bij. Door de dagelijkse massieve bombardementen op de werf in Kiel, ook door de oprukkende Engelsen, moest onze U-boot naar het noorden, naar Flensburg. We konden niet anders dan daar onze boot zelf tot zinken te brengen. We lagen een heel eind buiten de haven met nog vijf man aan boord. Ik stond als laatste op de toren van de langzaam zinkende boot om met de schijnwerper licht te geven aan mijn kameraden die in de donkere nacht langs de achtersteven de boot verlieten. Toen ik mij als laatste naar de reddingssloep haastte geraakte ik verstrikt in een touw en werd door de zinkende boot meegetrokken. Op het allerlaatste moment kon dat touw nog doorgehakt worden en konden ze mij in de sloep trekken. Een eigenaardig beeld van een doodservaring alsof mij van buitenaf een initiatie gegeven werd.

Monika Neve : Hoe oud was u toen u na de oorlog terug naar Stuttgart kwam ?

Willi Seiß : Ik was toen juist 22 jaar.

Monika Neve : Wat vond u thuis ? En hoe ging het dan verder ?

Willi Seiß : Thuis was alles verwoest, het ouderlijk huis platgebombardeerd. Ik had mij voorgenomen om verder te studeren. Zo probeerde ik in de Economische Hogeschool te komen. Geldzorgen had toen niemand ...

Monika Neve : Hoezo ?

Willi Seiß : Tijdens de dienst kregen wij altijd sigaretten in tropenverpakkingen van 100 stuks. Ik rookte niet. Een deel stuurde ik naar mijn broer die krijgsgevangen was in Afrika, het andere deel ruilde ik. De mensen van nu kunnen zich dat niet meer voorstellen. Daar was niets meer tijdens de laatste maanden van de oorlog en na de oorlog. Wij lagen in Kiel met onze boot in een bunker voor reparatie. Ik ging juist van boord en een Russische gevangene die op de werf werkte, passeerde dicht langs mij en keek mij aan. In zijn ogen zag ik de vraag : hebt ge iets voor ons ? – We kwamen elkaar nog eens tegen en hij zei slechts : sigaretten ? – zo kwamen we overeen. De Russen kregen geld, weliswaar niet veel, en ik had wat zij niet konden kopen. De ruilkoers was toen 5 Reichsmark voor een sigaret. Sigaretten waren het betaalmiddel. Ik had een stapel geldbriefjes zo dik (toont ). Daarmee betaalde ik dan de Economische Hogeschool in Stuttgart. Daar hadden we een leraar die stenografie en dactylo gaf. In een lesuur ging het 10 minuten daarover en de rest van de tijd sprak hij over kennistheoretische problemen, over waarneming, denken, bewustzijn enz. Dat was allemaal nieuw voor mij. Ik stelde mij slechts de vraag : hoe komt het dat iemand kan denken als Nietzsche ?

Monika Neve : Was het niet lastig voor u die vijf jaar als volwassene geleefd had om terug op de schoolbank te moeten zitten ?

Willi Seiß : Helemaal niet. Ik wilde leren. Reeds aan boord had ik mij boeken gekocht om later ooit fysica te kunnen studeren. Had ik toen “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” gehad, dan zou ik alles wat daarin staat al op mijn 15de hebben bereikt want ik had een sterke wil en een buitengewoon concentratievermogen. En zo heb ik in mijn vrije tijd zelfstandig fysica gestudeerd. In mij leefde gewoon de drang om mij verder te ontwikkelen.

Monika Neve : Dus die leraar steno zette voor de leerlingen kennistheoretische problemen uiteen ....

Willi Seiß : .... en mijn vriend en ik besloten om te achterhalen waar hij dat alles haalde en hoe hij dat kon. Toen bleek dat die leraar antroposoof was. Ik hoorde toen voor het eerst dat woord. En zo stelde ik hem tijdens de les de vraag wat is dat voor iets, die antroposofie. Hij antwoordde dat hij daar liever niet over sprak, tenzij we dat echt dringend zouden willen. Wij drongen natuurlijk aan. En toen begon hij over Rudolf Steiner te spreken, maar zeer terughoudend, zoals dat toen nu eenmaal ging, dat Rudolf Steiner een pedagogie ontwikkeld had en dat er in Stuttgart een school was, de Waldorfschool, waar men volgens deze pedagogie werkte.
De volgende dag zei ik tegen mijn vriend : weet je wat ? we gaan naar die school ! – De reden waarom we eigenlijk naar de Economische Hogeschool gegaan waren, dat telde ineens niet meer mee. We gingen naar de Waldorfschool en werden direct ontvangen door Dr. Schwebsch.

Dr. Erich Schwebsch ( 1889 – 1953 ) was leraar Engels en Duits en later voorzitter van de Bund der Freien Waldorfschulen. Hij schreef over muziek, vooral over Bach en Bruckner.

Die vroeg alleen maar wat wij wilden. En wij : “Wij willen hier naar school gaan. We hebben van Rudolf Steiner gehoord, zijn kennistheoretische beschouwingen en hoe hij over Goethe sprak.” Dr. Schwebsch nam ons direct aan.

Monika Neve : Hoelang hebt u deze school bezocht ?

Willi Seiß : Tijd en geld speelde geen rol voor mij en toen Schwebsch zei : gij komt in de 11de klas en uw vriend in de 10de, zei ik : nee, dan ga ik mee naar de 10de want wij willen samen blijven. We kregen Ernst Weißert 2als tutor. En zo leerde ik toen al de oude Waldorfleraren kennen : Herbert Hahn, Max Wolfhügel, de lieve Karl Schubert3. Deze man was een fenomeen. Hij stond meestal in de pauze aan de wand van het hoofdgebouw geleund. Ik weet niet hoe maar in ieder geval ging ik recht tegenover hem staan. Wij keken elkander minutenlang zwijgend aan. Dan gingen wij ieder onze weg.

Monika Neve : Ook een ongewone manier van ontmoeten.

Willi Seiß : Ik heb later ervaren om wie het ging bij Karl Schubert. U doet ermee wat u wil maar : hij was één van de twee Emmäusgangers. De tweede was eveneens een tijdgenoot. Ik ben beide in dit aardeleven tegen gekomen.

Ernst Weißert ( 1905 – 1981) werd de opvolger van Schwebsch als voorzitter van de Bund der Freien Waldorfschulen. Het grootste deel van de aangesloten leerkrachten ( ong. 2000) kende hij bij persoonlijk. Studeerde klassieke filologie, Duits, archaeologie en kunstgeschiedenis. Hij kon quasi alle vakken geven en speelde het klaar om aan vijf klassen tegelijk taalonderwijs te geven, rond de 100 leerlingen !

Herbert Hahn ( 1890 – 1980 ) werd als 19-jarige aan Rudolf Steiner voorgesteld. Schreef over de psychologie en talen der Europese volkeren.

Max Wolfhügel ( 1880 – 1963) gaf de kunstzinnige vakken, werkte mee aan de houtbewerking van de zuilen in het eerste Goetheanum.

Karl Schubert ( 1889 – 1949) ontmoette eveneens als 19-jarige Rudolf Steiner. Hij had de klas voor zwakbegaafde kinderen.

.
Monika Neve : Hoe is uw schoolcarrière dan verder verlopen ?

Willi Seiß : Toen kwam de devaluatie, daarmee was het geld niets meer waard en ik kon niet meer verder doen. Ik zocht en vond een betrekking. Maar ik moet zeggen : tijdens mijn schooltijd toen bezocht ik bijna iedere avond studiegroepen die door oudere antroposofen georganiseerd werden. Zo leerde ik zowel vele mensen kennen en als vele aspecten van de antroposofie. Ik zag ook mijn leraar uit de Economische Hogeschool. Vele jaren lang kwamen we iedere zondagmorgen met een klein groepje samen om de basiswerken van Rudolf Steiner te bestuderen.

Toen hoorde ik een voordracht van Dr. Karl König in Stuttgart. Tijdens de voordracht draaide hij zich wat opzij en keek mij aan. Door dit oogcontact wist ik dat wij iets met elkaar te maken hadden en nog zouden hebben. Na de voordracht ging ik naar hem. Hij had over Camphill gesproken. Ik besloot om daar naartoe te gaan. Ik doekte alles op in Stuttgart en ging naar Camphill.


Karl König

Karl König ( 1902 – 1966 ) was in Wenen geboren maar heeft tot zijn grote spijt nooit Rudolf Steiner ontmoet.
Was dokter en leerde in de kliniek van Ita Wegman in Arlesheim de heilpedagogie kennen. Ging in 1938 naar Schotland waar hij met Weense vrienden de eerste Camphill-gemeenschap stichtte ( tegenwoordig 119 gemeenschappen in 27 landen). Hij keerde in 1964 terug naar Duitsland en stierf twee jaar later in Brachenreuthe.
Hij stond bekend als een autoritair persoon.

Iets moet ik nog vermelden. Na de oorlog waren er geen werken van Rudolf Steiner. Al wat wij hadden waren enkele gestencilde bladzijden uit zijn werk. Als er nog ergens een boek van hem te vinden was, dan werd dat streng behoed. Het was niet zoals nu waar we kunnen spreken van een vloedgolf van literatuur. Toen ik Steiners “Levensweg” in handen kreeg heb ik die ’s nachts volledig overgeschreven. Wat ik daaruit leerde was voor mij een bron van geluk.

Monika Neve : Voor onze lezers : waar ligt Camphill ?

Willi Seiß : In Schotland, in de buurt van Aberdeen. Ik studeerde daar in het heilpedagogisch seminarie. Dat was ontstaan doordat een groep mensen van joodse afkomst Duitsland hadden moeten verlaten.
König vertelde later aan mij en mijn vrouw hoe hij aan de grens door een SS-controle uit de trein gehaald werd omdat één van hen zei : gij zijt toch Jood ? – Toen passeerde er een dronken SS-man en zei : dat is een vriend van mij, laat hem gerust. En zo kwam hij uit Duitsland weg. Door dit voorval kan veel in een ander licht gezien worden ....

In het heilpedagogisch werk voelde ik mij bijzonder sterk aangetrokken tot de spastisch verlamde kinderen. Dr. König stond altijd open voor bezoekers die speciale therapieën ontwikkeld hadden, hij was altijd op zoek naar manieren om deze kinderen te kunnen verder helpen. Maar met geen enkele van de voorgestelde therapieën kwamen wij vooruit. Ik had een andere methode. Die bestond erin dat ik de verlamming van het kind in mij opnam en vanuit de innerlijke beweging van mijn etherlichaam deze ban losmaakte. Zo werd een kind – al was het maar voor korte tijd – bevrijd van deze boeien, het had dan tenminste één keer ervaren wat men normaal of gezond noemt. Ik heb maar één keer voor Dr. König gedemonstreerd hoe ik een zeer gehandicapt en wild kind tot een rust in zijn lichaam bracht. König reageerde ongewoon sterk met de woorden : ik heb het ! – Hij probeerde toen vanuit het inzicht dat hij daar opgedaan had om een algemeen toepasbare methode te ontwikkelen waarbij in ieder geval ook de geboortehoroscoop van het kind moest betrokken worden. Of hij daarmee nog verder is gegaan weet ik niet.

Nog een voorbeeld wil ik geven omdat het eveneens een aanwijzing kan geven van wat het probleem is met deze gehandicapte kinderen. Ik had toen de zorg voor een kleine jongen, Barry. Die kon zich alleen als een kikker over de vloer slepen. Ik vond dat zo spijtig. Op een dag zei ik hem : Barry, sta eens recht, sta op ! Hij keek lief naar mij en zei : Willi, ik kan dat niet. Ik zei : je kunt het, je moet het alleen willen. Ik ging met mijn wil in hem en zei : en nu sta je op ! Hij keek naar mij en begon zich op te richten. Zo hield ik hem over zijn eigen wil en zei hem : zie je, je kan het, je moet het alleen willen. Daarop nam ik mijn wil terug en Barry zette zich neer in de voor hem enig mogelijke houding. Voor mij volstond dat dit kind tenminste één keer de ervaring had gehad van de oprichtende kracht in zichzelf.

Monika Neve : Het kwam er dus voor u op aan dat hij dit eens beleefde, niet dat hij achteraf op eigen kracht zou kunnen staan ?

Willi Seiß : Dat kan men niet bereiken. Daarvoor zou men het karma van dit kind moeten kennen en van daaruit beginnen om dat karma te vereffenen. Ofwel door zelf iets van dat karma op zich te nemen, ofwel door manieren te zoeken om het hem karmisch gemakkelijker te maken om met zijn lichamelijkheid te leven. Medicinaal kan men hier niet helpen. Dat heeft Dr. König ook ervaren bij zijn poging om te werken volgens de Goetheanistische methode. Hier is concreet karma-inzicht nodig en dat vereist de ontwikkeling van bepaalde capaciteiten en organen bij de heilpedagoog. Maar dat wordt niet onderwezen en aangeleerd. De reden daarvoor wil ik hier niet behandelen.

Monika Neve : Waarom bent u daar weggegaan ?

Willi Seiß : Wel, ik had daar een vriend, een Joegoslavische arts die ik later spijtig genoeg uit het oog ben verloren. Wij praatten vaak over de “Filosofie der Vrijheid”.
Op een avond laat zaten we in de keuken van Camphill-House en spraken over filosofische problemen. Langs het venster sloop daar een gestalte voorbij, de latere Mw. Müller-Wiedemann.

Hans Müller-Wiedemann ( 1924 - 1997 ) werkte in Camphill sinds 1953. Samen met zijn vrouw Susanne, heilpedagoge en euritmiste, emigreerde hij naar Zuid-Afrika om daar een Camphill-gemeenschap op te starten.
In 1966 keerden ze terug naar Duitsland waar hij van 1969 tot in de jaren 90 Camphill-Schulgemeinschaft Brachenreuthe leidde.

Die kwam dus ’s nachts om 12u in de keuken en berispte ons : of we niet wisten dat men in Camphill vóór middernacht in bed moest liggen. Wij zwegen alle twee en zetten ons gesprek verder toen ze weg was. Tien minuten later was ze daar terug om te vragen waarom wij nog niet naar bed waren. Toen vroeg ik : “Suzy, waarom ben jij nog niet in bed ? Je weet toch dat men in Camphill vóór middernacht in bed moet liggen ?” Zij kon slechts antwoorden dat ze over mij zou gaan klagen bij Dr. König. Ik repliceerde dat ik hetzelfde over haar zou doen.

Monika Neve : Dat is eigenlijk toch grof om volwassen mensen zo de les te spellen en als onmondigen te behandelen ? En blijkbaar was het dan nog een regel die niet voor iedereen gold.

Willi Seiß : Ja, zo was dat in Camphill. Daar was bvb. een bepaalde groep, die had de opdracht om te bidden, terwijl anderen het werk deden. Dat was het principe en dat is lang zo geweest.
De volgende avond had ik een lang gesprek met Dr. König. Het eindigde ermee dat ik hem zei dat ik Camphill ging verlaten. Daarop zei hij dat hij mij dat ook zou voorgesteld hebben. Tijdens dat gesprek zei hij tot mij dat hij wist wie ik was : “Ik weet wie ge zijt.”

Monika Neve : Hij wist het uit eigen inzicht ?

Willi Seiß : Ik neem aan van wel. Want wie mij zonder vooroordeel ziet kan aan mij, mijn manier van doen, mijn levensinstelling, vooral mijn activiteiten, enkele van mijn incarnaties als het ware met de handen grijpen. Men hoeft er niet helderziend voor te zijn ( Zie ons eigen fantasietje hieronder - fdw ). König sprak dan later uit, toen we van Brachenreuthe weggingen, dat ik zijn vriend was. Dat heeft men mij dan ook kwalijk genomen, dat König mij als zijn vriend benoemde.

Monika Neve : Wat deed u dan na Camphill ?

Willi Seiß : Toen ging ik naar Zuid-Engeland, naar Devonshire in een instelling voor moeilijk opvoedbare kinderen. Daar bleef ik langere tijd. Dan keerde ik terug naar Duitsland met twee voornemens :
1) een opleiding volgen in het seminarie van de Christengemeenschap ;
2) een tehuis oprichten voor verlamde kinderen.
Het eerste bleek zeer snel een illusie te zijn. Mijn ervaringen aldaar en de gesprekken met Göbel, Husemann en Bock blijven hier beter niet besproken.

Robert Göbel (1900 – 1983 ) werkte tientallen jaren als docent in het priesterseminarie in Stuttgart.

Gottfried Husemann ( 1900 -1972) directeur van het priesterseminarie.

Emil Bock ( 1895 – 1959 ) algemeen leider (Erzoberlenker) van de Christengemeenschap na de dood van Rittelmeyer in 1938, bekend van al zijn werken over religie.

Toen ik inzag dat het een illusie was, opende zich bij mij een chakra in een zee van licht, kracht en inzicht. Het tweede voornemen realiseerde ik samen met mijn vrouw aan de Bodensee.

Monika Neve : Hoe ging dat dan concreet ?

Willi Seiß : Het is interessant in dit leven om vast te stellen dat binnen een bepaalde leeftijdsfase al zaken gebeuren die pas in een volgende levensfase tot ontwikkeling komen. En zo werkte ik eerst in een bedrijf in een technische functie. Wij werkten daar aan een ander soort achteras voor vrachtwagens zodat die op eigen kracht uit eender welke modderpoel konden geraken. Wij hoopten met deze uitvinding ook de voertuigen van de Bundeswehr te kunnen uitrusten. Maar een andere firma met een ander ontwerp kreeg uiteindelijk de opdracht. Wij hadden te veel geïnvesteerd en ik moest ander werk zoeken. Ik wilde nog altijd dat tehuis voor verlamde kinderen. Maar eerst liep het nog anders.
In het sanatorium van Dr.Hessenbruch in Bad Liebenzell werd ik aangeworven voor de kunstzinnige therapie. Ik had al geëxperimenteerd met Goethe’s kleurenleer, ook bij Hebing en Walther Roggenkamp in Stuttgart.

Julius Hebing (1891-1973) stelde in 1934 tentoon in het Goetheanum en restaureerde na de oorlog Steiners kleurschetsen.

Walther Roggenkamp ( 1925 – 1995 ) veelzijdig kunstenaar, maakte sinds 1956 de Weleda-kalender. Net als Willi Seiß meldde hij zich als vrijwilliger bij de marine om niet bij de SS ingelijfd te worden.

Dat was dus niets nieuws voor mij, wel het werk met de patiënten van Dr. Hessenbruch. Mijn uitgangspunt was hoe de kleur inwerkt op de ziel of wat een ziel door kleur kan uitdrukken. Ik nam niet gewoon papier om daarop te laten schilderen. De voorbereiding, het opspannen van het papier op de houten ondergrond maakte dat de patiënt eerder terughoudend, eerbiedig, wat aarzelend begon met de kleur op het maagdelijk witte vlak aan te brengen. Er werd geen motief of onderwerp gegeven omdat we op het einde van de sessie alle schilderwerken naast elkaar bespraken. Het ene beeld gaf een elementen-stemming weer, een ander drukte een zielestemming uit, nog een ander een geestelijk beeld. Deze interpretaties ontstonden niet afzonderlijk, altijd door te vergelijken met de andere werken. De patiënten beleefden zo de betekenis van hun eigen werk voor de beoordeling van de andere en omgekeerd. Ik bekeek het als een sociaal experiment dat de mensen een sterk zelfbewustzijn meegaf. De ervaringen die de mensen maakten liet ik bewust worden doordat ik hen dit liet neerschrijven in een boekje. Dat boekje heb ik vandaag nog altijd. .

Daar in Bad Liebenzell leerde ik ook mijn vrouw kennen die daar als verpleegster werkte. Wij zagen als ons levensplan het helpen van spastische kinderen. Deze kinderen belastten door hun speciale behoeften en eisen de zorg in de heilpedagogische tehuizen, als ze daar al opgenomen werden. In de V.S., in Engeland en Zweden hebben deze kinderen al zoals men zegt hun eigen lobby, maar niet in Duitsland. Ook in de openbare instellingen was in die tijd geen plaats voor deze kinderen.
Een nieuwe levensfase begon toen we zelfstandigen werden en in Lindau aan de Bodensee een huis huurden voor deze opdracht. Daar ontmoetten wij terug Dr. Karl König die, uit Afrika komend, ons met Alix Roth bezocht. Dat kwam zo : op een dag reisden mijn vrouw en ik met de trein van Pforzheim naar Liebenzell. We reden in derde klas. Toen zei ik : ik moet eens naar de eerste klas gaan kijken. – Mijn vrouw : wat hebt ge daar te zoeken ? – Ik ging naar de eerste klas en daar zag ik König met zijn vrouw. Zo kwamen wij terug samen en hielden contact. Hij kende onze plannen, daarom zocht hij ons op in Lindau.
Camphill had geen afdeling in Duitsland. De Antroposofische Vereniging met haar eeuwig geruzie en met het uitsluiten van vele leden, ook van Dr. König, maakten het voor hem onmogelijk om ook in Duitsland een tehuis op te richten. Hij wist dat ik met spastische kinderen wilde werken. Voor deze kinderen hadden ook de gevestigde antroposofische tehuizen geen liefde ontwikkeld. Dat zag König en daarom was hij van oordeel dat wij met een dergelijk tehuis niet in concurrentie zouden geraken met de andere instituten. We kwamen dus overeen om samen te werken maar wel met Königs voorbehoud : jullie mogen in Duitsland geen kopie van Camphill maken, jullie moeten hier eigen wegen gaan en een eigen vorm vinden. Hij zei me ooit dat hij eraan twijfelde of het wel zou lukken. “Vanuit Camphill zullen wij in Duitsland nooit een voet aan grond krijgen.” Met een ondersteuning uit Schotland, uit Camphill dus, moesten we niet rekenen. Omdat het huis in Lindau smal en hoog was vond König dat we een groot gelijkvloers gebouw moesten hebben.

Hier moet ik iets persoonlijks tussenvoegen : alles wat ik ooit begonnen ben, dat lukte. Maar zodra de zaak een hoogtepunt bereikte, ook existentieel, dan werd die mij afgenomen van de ene dag op de andere. Zo stond ik altijd voor een nieuw, niet altijd gemakkelijk begin. Maar ik had het gevoel van een doelgerichte innerlijke leiding door Christian Rosenkreutz. Zeer vaak was het zo alsof ik slechts zijn instrument was. Daar was nooit dwang, maar een consequent volgen van een weg waarvan ik wist dat de richting juist was.

Terug naar de zoektocht voor een gebouw. Het gerucht had zich al verspreid dat een echtpaar aan de Bodensee een heilpedagogisch tehuis wilde starten. Toen telefoneerde ons Dr. Geraths uit Eckwalden met de melding dat er een kinderheem, het Michaëlshof, kon overgenomen worden. Wij reden met Dr. König naar dit hof, hadden een lang gesprek met de drie eigenaars en die gingen ons iets laten weten, maar we hoorden er niets meer van. Toen begon in die buurt ook Dr. Garvelman met een klein heilpedagogisch tehuis.

Dan was er nog het Hof Rengoldshausen van Frau Voith. De Waldorfschool Rengoldshausen bestond toen nog niet. Maar er leefde in de streek van de Bodensee een impuls die een plaats zocht. Men kan vandaag niet zeggen dat die impuls opgenomen werd.
En toen op de dag van mijn verjaardag stond in het tijdschrift “Die Kommenden” een aankondiging dat er een heem te huur stond bij Überlingen. Ik telefoneerde direct. Ik kwam alleen te weten dat een eigenaar een Herr Fraats uit Schorndorf bij Stuttgart was. De volgende dag waren wij al bij hem. Toen bleek dat dit heem in feite alleen via de Deutsche Edelstahlwerke in Krefeld kon gehuurd worden. Die hadden in dit huis in Brachenreuthe, iets ten noorden van Überlingen, een vakantiehuis ingericht voor de kinderen van hun personeel. De huur was 600 DM en dat toen ( 1958 ) voor ons arme mensen veel, waardoor Fraats liever zag dat de DEW het bleef huren waar hij meer vertrouwen in had dan in ons. Ik reed dan naar Krefeld om Brachenreuthe te kunnen huren. Daar had ik met drie directeurs een gesprek van drie uur over mijn plannen en visie met als resultaat : ik kreeg de volledige inrichting, bedden, beddengoed en keuken als geschenk van de DEW. Zonder deze grootmoedige schenking en hulp van een Duits staalbedrijf zou het zeer moeilijk geworden zijn om van Brachenreuthe te maken wat het nu is – ook al wordt daar nu een andere impuls gevolgd ( Het is ondertussen een Camphillgemeenschap geworden - fdw).
Wat daarbij komt : zonder problemen kreeg ik van het ministerie in Freiburg de toelating om dit tehuis te leiden en er les te geven hoewel ik geen diploma van leerkracht had, en daarbovenop eveneens zonder moeilijkheden van de gezondheidsinspectie de toelating om dit tehuis in te richten voor verlamde kinderen.

Monika Neve : Dat waren toch uitzonderlijk gunstige omstandigheden.

Willi Seiß : Ik heb toch al een wenk gegeven vanwaar deze gunstige omstandigheden kwamen. Van in mijn legertijd wist ik dat het zou lukken om een tehuis voor heilpedagogisch werk op te richten.

Monika Neve : Dus niet gunstige omstandigheden maar concrete hulp uit de geestelijke wereld.

Willi Seiß : Zonder die hulp zou het niet gegaan zijn. Maar geestelijke hulp wil ook waargenomen worden, hoe dan ook, en dan een mens vinden die bereid en capabel is om de impuls te realiseren. daar ligt altijd de moeilijkheid.
Ik maakte dan de statuten voor een “Vereniging voor bewegingsgestoorde en spraakgestoorde kinderen” en zo zijn we in Brachenreuthe met het instituut van start gegaan.

Monika Neve : Ondertussen zijn hier aan de Bodensee veel antroposofisch geïnspireerde heilpedagogische instituten.

Willi Seiß : Toen niet, behalve de twee tehuizen op de Höri ( De Höri is een schiereiland in de Bodensee, ten zuiden van Konstanz -fdw) : het Michaëlshof en het heem in Gaienhofen van Garvelmann.

Monika Neve : En zo begon u in Brachenreuthe ...

Willi Seiß : Samen met mijn vrouw.

Monika Neve : Jullie twee alleen ? Niemand om te helpen ?

Willi Seiß : We hadden nog een jonge man als tuinier en een oudere medewerkster voor enkele maanden. En dan komt de tragedie. Karl König stuurde ons Erika Sauter, die kwam naar hier en zei dat ze een hartkwaal had en niet met kinderen kon bezig zijn. Maar haar opdracht was om “de geest van Camphill” hier te incarneren. En toen beging ik een fout.

Wat ik had moeten doen : haar een treinkaartje kopen en zeggen : je kan hier één nacht slapen en morgenvroeg keer je terug naar de plaats vanwaar je gekomen bent. Waarom beging ik die fout ? Achteraf bezien zijn er twee redenen : ten eerste omdat ik iedere mens of situatie in de eerste plaats met vertrouwen tegemoet treed. Ook bij Erika Sauter, de huidige vrouw van Arnim, was dat zo. Ik hou rekening met het element tijd, het inzicht, het groeien van het begrip. Daartoe moet natuurlijk in de andere ziel een ontvankelijke bodem zijn, minstens een fond van positiviteit en onbevooroordeeldheid. Dat is één. De tweede reden ligt bij de geestelijke leiding en mijn eigen opdracht die ik vóór mijn geboorte al opgenomen heb. Ik moet, waar het gaat, iets in gang zetten. Wat de mensen er dan achteraf mee doen, is niet meer mijn zaak. Overigens was het voor mij onmogelijk om mijn geestelijke capaciteiten te ontwikkelen binnen een Camphill-gemeenschap met haar hiërarchische structuur, zoals dat bij mij in dit aardeleven aangelegd was en moest ontwikkeld worden.

Monika Neve : Wat betekende dat dan concreet, “de geest van Camphill incarneren” ?

Willi Seiß : Waarschijnlijk heeft dat te maken met een droom van König over de Herrnhuter.

In 1929 was Karl König getrouwd met Tilla Maasberg van een Herrnhuter-gemeenschap. Deze gemeenschap ontstond in Bohemen na de dood van Jan Hus en telt nu een miljoen leden. Invloeden van piëtisme, calvinisme en luthers protestantisme.

Dat was zeker een ideaal van hem. Verder was het zijn overtuiging dat in de tegenwoordige tijd een eiland moest geschapen worden waar de idee van de mens zou bewaard blijven. Daartoe probeerde hij verschillende geestelijke stromingen in Camphill te verenigen Dat is één aspect. Het andere was zijn Community : dat was een kring van 12 of 13 mensen die hij aanduidde. Ieder van hen moest alleen maar dromen wie bij hem hoorde totdat opnieuw 12 gedroomde Camphillers een nieuwe kring vormden. Die kregen dan drie voordrachten van Steiner om te bestuderen en waarmee ze moesten leven. Dat was Königs voorstelling van een toekomstige gemeenschapsvorming en dat was ook zijn eigenlijk voornemen, niet zoals gezegd wordt, de zorg en opvoeding van zielsbehoeftige kinderen. En de kring rond König voelde zich bijzonder uitverkoren en deed vlijtig mee in deze richting. Daarin leefde de zogenaamde “geest van Camphill”, een geestelijk-zijn dat dwingend werkt en waaraan het individu zich te onderwerpen heeft.

In Brachenreuthe deden wij iedere morgen samen studie over “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” Dat was niet naar de zin van de zendelinge uit Camphill. Ze besliste toen, zich gesteund wetend door König, dat “dit gelees” moest ophouden.
Ik was toen leidinggevende volgens de statuten. Tijdens een algemene vergadering van de Antroposofische Vereniging telefoneerde Dr. König vanuit Zwitserland en stelde haar aan als leidinggevende. Dat was mogelijk omdat ik, vertrouwend op zijn integriteit, in de statuten Karl König als hoofdverantwoordelijke en voorzitter van onze vereniging had opgenomen. En zo werd ik afgezet en was iedere verantwoordelijkheid van mij afgenomen.

Monika Neve : dat is straf !

Willi Seiß : König had zonder meer vanuit Zwitserland naar hier kunnen komen. Maar moedig genoeg om zijn voornemen in alle openheid voor ons uit te spreken was hij niet. Hij had mij trouwens aan de telefoon kunnen roepen .... Wij zijn dan uit Brachenreuthe weggegaan.

Monika Neve : Waarom was dat nodig ?

Willi Seiß : Het was nodig, maar het is moeilijk om dat openlijk uit te spreken. Het enige dat ik erover kwijt wil : er waren voortdurend intriges.

Monika Neve : Dat is toch hard ! U richt iets op, bouwt het samen met uw vrouw op en dan ....

Willi Seiß : .... wordt het afgenomen. waarbij, dat moet nog gezegd worden, vanuit Camphill geen rooie duit in de hele onderneming gestoken werd. Dat is allemaal opgebouwd met spaargeld en leningen van mijn ouders en familieleden.

Monika Neve : Plus uw volledige werkkracht en die van uw vrouw.

Willi Seiß : Mijn vrouw heeft in die tijd ongelooflijk veel gepresteerd.

Monika Neve : Maar al die jaren in de Camphill-beweging, heeft dat geen gevolgen gehad voor uw pensioen ?

Willi Seiß : Zeer drastische zelfs. Wij kregen per maand 10 DM zakgeld. Gelukkig waren we in Duitsland verplicht om aan te sluiten bij de pensioenverzekering, maar voor al het werk in Camphill zelf hebben we geen pensioenrechten opgebouwd.

Monika Neve : Dieter Brüll heeft in zijn boek “De sociale impuls van de antroposofie” over deze problematiek gesproken.

Willi Seiß : Dat boek ken ik niet. In ieder geval is deze praktijk in antroposofische instituten een absoluut asociaal gegeven. Bij König kwam daar nog bij dat hij medewerkers op die manier aan Camphill wilde binden, zonder geld zei hij, konden ze gewoon niet weg. Dat zeiden ze openlijk : waar willen jullie naartoe, jullie hebben toch geen geld ? – Mijn vrouw en ik hadden 300 DM spaargeld toen we daar twee jaar gewerkt hadden.

Monika Neve : Dat is toch volledig in tegenspraak met het vrijheidsprincipe. Een mens moet toch kunnen een andere richting uitgaan als hij tot het inzicht komt dat hij niet meer op het juiste spoor zit.

Willi Seiß : Ik had toen ook nog een ervaring in Brachenreuthe. Naast de ingang rechts was een boerenerf, stal en woning. De eigenaar wilde verkopen. König en ik spraken lange tijd met hem over de verkoop. Op de terugweg zei König tegen mij :”We gaan dat kopen”, en dan letterlijk : “We zetten daar enkele van onze mensen op, die betalen we niets en zo hebben we het geld om dat te kopen.” Toen kwam er een gedachte bij mij op, en die bleef hangen ...
En nog : denkt u eens aan dat bewuste ogenblik toen een SS-er die niet volledig over een helder bewustzijn beschikte aan de Oostenrijkse grens Karl König als zijn vriend aanduidde, waardoor die Oostenrijk kon verlaten en later Camphill kon stichten. Hoe zou het gegaan zijn als die SS-er er niet was geweest ? Niet alleen zou er geen Camphill zijn geweest, maar : wat werkte doorheen die SS-er en hoe voltrok zich deze werking ?

Monika Neve : Dus na de periode in Brachenreuthe was het hoofdstuk Camphill voor u afgesloten. wat deed u toen ?

Willi Seiß : Het leven ging verder. Onze dochter was in Überlingen geboren, moeder en kind gingen naar Bad Liebenzell, ikzelf naar Stuttgart. De vader van één van mijn pleegkinderen had een job voor mij. Hij was vertegenwoordiger voor de camera’s van de firma Lindhof in München en ik werd de handelsreiziger voor Zuid-Duitsland. Toen deze man overleed stapte ik over naar de Allianz-verzekeringen. Daar was juist een plaats vrij in de afdeling bouwverzekeringen. Op korte tijd ontwikkelde ik een schema om de grote metrowerken die toen in München begonnen, te verzekeren. De raamcontracten die ik ontwikkeld had, vooral voor de tunnelwerken, werden in heel het gebied van de Bondsrepubliek, zelfs in het buitenland, toegepast. En ik was geen jurist. Maar ik kon de aansprakelijkheidsclausules een voor de opdrachtgever gunstige vorm geven.

Monika Neve : Dat was dus en goed contract, ook voor u ?

Willi Seiß : Ja, het verschafte voor mijn familie een economisch gezonde basis. Tegelijk werd ik zelfstandig agent voor de Allianz-verzekering. In dit niet-antroposofisch werkgebied heersten eenvoudig klare menselijke verhoudingen, zowel binnen het bedrijf als met de klanten. Troebele overeenkomsten of problemen zoals in het gemeenschapsleven in Camphill en later met andere antroposofen bestonden er niet. Nu weet ik hoe noodzakelijk levenservaringen zijn voor mensen als ze de scholingsweg willen volgen. Ik heb alleen maar goede ervaringen gehad met de zgn. buitenwereld, menselijk en zakelijk. zowel met de Duitse Edelstaalwerken als met de Allianz. dat waren gewoon klare verhoudingen.

Monika Neve : Hebt u na Brachenreuthe nog verder gewerkt in de antroposofische beweging ?

Willi Seiß : Ik ontmoette Theodor Schwenk.

Theodor Schwenk ( 1910 – 1986) bouwde verder op het werk van Lilli Kolisko, werkte sinds 1946 ook voor Weleda. Bekend is zijn boek “Das sensible Chaos. Strömendes Formenschaffen in Wasser und Luft”.

Maar eerst wat voorgeschiedenis. Op een algemene vergadering van de Antroposofische Vereniging werd over het geldtekort gesproken door Frau Kreutzer uit Nürnberg. Terwijl ze nog aan ’t spreken was rekende ik uit wat de Vereniging ieder jaar als schenkingsgeld in handen zou hebben indien men alle contracten bij de verschillende verzekeringen zou bundelen bij één verzekeraar. Al de betaalde premies zouden daardoor wegvallen en in de kas van de Antroposofische Vereniging blijven. Ik sprak Frau Kreutzer daarover aan en ze verwees me door naar haar echtgenoot. Die begreep het idee, maar hij deed zelf een aantal van die verzekeringen en dat wilde hij niet opgeven. Ik zei : “Herr Kreutzer, wat is voor u belangrijker, de antroposofische zaak of uw verzekeringen ? “ – Er werd geen gevolg aan gegeven. Ik legde mijn idee voor aan de toenmalige voorzitter van de Antroposofische Vereniging, Rudolf Grosse. Dan moest ik meemaken hoe de intussen overleden Barkhoff firma’s waarschuwde om met mij geen zaken te doen omdat ik alleen maar geld wilde verdienen. De GLS-Bank bestond toen nog niet. Ik weet ook niet of en hoeveel schenkingsgeld er eventueel vanuit die firma’s kwam. Daarmee liet ik dat alles liggen en ging verder met Schwenk die tot dan toe door de firma Voith in Heidenheim gesteund werd. Door mijn informatie over de contracten van Voith bij de Allianz was ik in staat door het anders boeken van de polissen, een aanzienlijk bedrag naar het Instituut voor Onderzoek van Stromingen in Herrischeid om te leiden. Bedragen ga ik hier niet noemen.

Het echtpaar Kreutzer was eigenaar van de potlodenfabriek Staedtler. Ze waren grote geldschieters voor de antroposofische zaak. Ze staken een groot deel van hun vermogen in het Rudolf Steiner Fonds (1950). Meer info op
rudolfsteinerfonds.de

Rudolf Grosse (1905 1994 ) ging in 1922 naar de 10de klas van de eerste Waldorfschool in Stuttgart en begon daarna zelf als leerkracht in de school van Bazel tot hij in 1956 bestuurslid werd van A.V.
In 1965 werd hij voorzitter ( tot 1985).

Wilhelm Ernst Barkhoff (1916-1994) was advocaat en oprichter van de antroposofische GLS Gemeinschaftsbank in Bochum in 1974 (Gemeenschapsbank voor Lenen en Schenken).
Wat Willi Seiß hier vertelt klinkt negatief maar over deze man staat een lang artikel op de Duitse wikipedia dat een indrukwekkende activiteit laat zien.

.

Monika Neve : Had u ook een gemeenschappelijk antroposofisch project met Schwenk ?

Willi Seiß : Op een dag komt Schwenk bij mij. Hij had bezoek gekregen van Dr. Walther Bühler en zijn vrouw. Er werd gesproken over het ontwikkelen van een werkzaam geneesmiddel tegen kanker en of Schwenk daarbij kon helpen. Schwenk had nog bij Weleda gewerkt en daar een apparaat ontworpen waarmee geneesmiddelen konden gemengd worden. Hij had het idee om met dit apparaat te proberen om de sappen van de zomer- en wintermaretak machinaal te mengen. Hij wilde een vereniging oprichten en vroeg mij om de statuten op te stellen. Zo ontstond ( in 1971) de Vereniging voor Leukemie- en Kankertherapie, met zetel in Stuttgart. Medewerkers waren behalve Schwenk : Dr. Boie uit Marburg, Dr. Güncler uit Wenen, mijn vrouw en ik, Frau Brasch (een medewerkster van Schwenk), later het echtpaar Bühler. Dat ging allemaal door in ons huis in Stuttgart.

Walther Bühler ( 1913 – 1995) richtte in 1957 de Paracelsus-kliniek in het Zwarte Woud op, publiceerde werken over geneeskunde, kosmologie en antroposofie.

Dietrich Boie ( 1923 – 2001) richtte in 1975 de firma Helixor op waar nu 85 mensen werken. Het medicament Helixor kreeg als eerste de erkenning voor kankertherapie van het Duitse Ministerie voor Volksgezondheid.

Maria Günczler (1915– 1976) werkte met Iscador aan de door Professor Georg Salzer (1903–1995) beheerde kliniek in Wenen dat over 230 bedden beschikte. De resultaten met Iscador vonden weerklank in de Oostenrijkse en Duitse media.
Zie over Iscador : De Brug 78.

U kunt zich voorstellen welke stromingen daar samen kwamen en in botsing kwamen. En dan : wie bezat de rechten op het apparaat, wie op het preparaat ? Dat moest allemaal geregeld worden. Eerst was Wala geïnteresseerd. We onderhandelden in hun lokalen in Eckwalden. Maar de zaak ging niet door omdat Schwenk meer met Weleda sympathiseerde. Dan wilde hij per ampul een relatief hoge vergoeding voor zijn uitvinding, wat volgens mijn berekening onmogelijk was. Dan stelde hij dat de mengmachine zijn eigendom was. Maar hij was werknemer van de firma Voith dus kwamen de rechten aan de firma toe. Die besliste dat de mengmachine tegen een aanzienlijke vergoeding ter beschikking van onze vereniging kon worden gesteld. Iedereen stond paf. Daar had niemand op gerekend. Ik had nog altijd mijn handen vol met mijn verzekeringskantoor, en in de Vereniging voor Leukemie- en Kankertherapie zorgde ik voor het financieel aspect, de aankoop van de ampullen, daarnaast het oogsten van de maretak, de verwerking met alles wat daarbij komt zien. Daarbij kwam nog dat Schwenk niets losliet over de technische kant van het mengproces. Wij waren totaal afhankelijk en onze voorraad ampullen voor de behandeling van de patiënten van Dr. Boie en Dr. Günczler smolt als sneeuw voor de zon. Ik besloot om zelf een machine te ontwikkelen om uit deze financiële wurggreep te geraken. Bij al onze probeersels stond naast mijn vrouw en mij steeds een goede geest en “toonde” ons bij de experimenten hoe het moest gedaan worden. Na twee weken hadden we alles onder de knie, we waren met een eigen machine onafhankelijk geworden.

Monika Neve : Hoe hebt u dat precies gedaan ?

Willi Seiß : Het principe was eenvoudig. We moesten een goede werveling opwekken en dan het sap van de maretak een ritme van 1:4 meegeven, dus van adem en hartslag. Wegens tijd- en geldnood konden we geen eigen constructie bouwen. Ik kocht voor 7000 DM een tweedehands draaibank en samen met een goede vriend, een geniale technicus en mekanieker speelden wij het in twee weken klaar om een bruikbare machine te hebben. De vraag was dan : waar gaan we dit installeren ? Eerst konden we beschikken over een landhuis van Frau Dr. Günczler in het Burgenland, in Bernstein, waar we een labo inrichtten om het sap uit de maretak te halen. Oogsten deden we ter plekke, voor een deel in Zuid-Frankrijk. Het oogsten deed ik zelf, soms ook met Dr. Boie.

Monika Neve : Maretak hangt toch heel hoog in de bomen, hoe gebeurde die oogst ?

Willi Seiß : De mooiste maretakken bevinden zich altijd hoog in de bomen. Ik klom van tak naar tak, vaak 20 of 30 meter hoog. Het Instituut voor Kankeronderzoek in Wenen hielp Dr. Günczler om het eerste niet-gegiste maretaksap te vervaardigen. Mijn vrouw en ik kochten dan in de buurt van Pörtschach een huis aan de rand van het woud, bouwden het om en richtten daar een professioneel labo in. Daartoe gaf mij de Oostenrijkse Centrale Bank in Wenen een uitzonderlijke toelating om deviezen te kunnen transfereren. Het eigenlijke mengen van zomer- en wintermaretak gebeurde in ons huis te Stuttgart en het verpakken in ampullen deed de firma Abnoha in Pforzheim. Het mengen gebeurde in meditatief begeleide ritmes waarbij onze machine zowel bij het versnellen als bij de rustpauzes in intervallen werkte die met de planeten samenhingen.

Monika Neve : Zijn er onderzoeken die iets zeggen over het effect van de verschillende manieren van bereiden bij de kankermedicamenten ?

Willi Seiß : Die zijn er. Maar niet vanuit de antroposofie. De antroposofische methodes zijn niet geschikt om iets te zeggen over de werking van de geneesmiddelen op de verschillende soorten kanker.

Monika Neve : Bent u vandaag nog altijd op dit gebied werkzaam ?

Willi Seiß : Nee. Voor de zoveelste keer kwam hier terug nijd, afgunst, geldingsdrang in het spel, maar ook onbegrip en niet in de laatste plaats geldzucht. U moet weten dat ik toentertijd zowel in Marburg de firma Helixor oprichtte met een zaakwaarnemer en ook een firma in Pörtschach, namelijk Rhytmosan, met een meewerkende zaakvoerder. Toen ik niet akkoord was met het veranderen van het recept van het Helixor-preparaat werd ik door beide zaakvoerders op staande voet ontslagen wegens “schade aan het bedrijf”. Wat vooral meespeelde bij dat conflict was dat de nu overleden heilpedagoog Paul Hoffmann het Hof Fischermühle gekocht had en diep in de schulden zat. Hij kon de antroposofische vrienden ervan overtuigen dat hij al die gecompliceerde bewerkingen kon laten uitvoeren door elementenwezens. Maar dat was alleen mogelijk als alles zou verhuizen naar de Fischermühle. Hij spiegelde iedereen een immense omzet voor met bijhorende verdiensten.

De Fischermühle ligt ongeveer halverwege op de weg van Stuttgart naar Konstanz. Daar zijn nu al een tiental antroposofische bedrijven gevestigd waaronder Helixor, Demeter, Wala, Mellifera.

In het labo in Oostenrijk, op de grond van mijn vrouw en mij, werden ’s nachts de sloten veranderd. Dat was in feite huisvredebreuk. Maar ik heb niet geprocedeerd. Ik verkocht alles. In ieder geval was ons werk daar tot een einde gekomen.

Na dit alles moesten wij andere wegen zoeken. Zowel de Camphill-beweging als de Helixor-ontwikkeling gingen hun eigen weg. De twee geestelijke stromingen die daarmee verbonden waren zijn volgens mij doodgelopen. Maar vergeleken met al de impulsen die Rudolf Steiner gaf en die niet opgenomen werden of vervalst werden, zijn onze eigen ervaringen onbetekenend. Wij besloten : genoeg met antroposofische projecten, wij gaan eens kijken hoe het in de buitenwereld zit. Hoe ver staat de reguliere geneeskunde, zowel wat diagnostische praktijk betreft als ook de therapeutische mogelijkheden ? Daar waren een hele reeks nieuwe ontwikkelingen. Door de eigenaar van de firma Med-Tronik en diens schoonvader Dr. Morell leerde ik de bio-electronica volgens Vincent kennen. Professor Vincent was hydroloog in Frankrijk en onderzocht de kwaliteit van het drinkwater in Europa en buiten Europa, vooral in industriële gebieden. Hij ontdekte, wat ook in de statistieken terug te vinden is, dat het aantal kankerdoden in verhouding staat tot de kwaliteit van het drinkwater. Overal ter wereld stijgt het aantal kankerdoden, behalve op een plaats in Frankrijk vanwaar het water van de Volvic-bron komt. Daar verminderde het aantal kankerdoden. Vincent heeft nooit gezegd hoe de plaats heette maar het was Marsat.

Monika Neve : Het Volvic water is arm aan electrolyten. Zijn te veel electrolyten belastend voor ons organisme ?

Willi Seiß : Ja, omdat het de nieren belast. Professor Vincent had een apparaat ontwikkeld om de waterkwaliteit te meten. Ook de firma Med-Tronik ontwikkelde een eigen apparaat. Ik stond langere tijd in voor de wereldwijde verkoop en gaf opleidingen aan therapeuten en dokters over deze methode.

Monika Neve : Hoe effectief is nu eigenlijk de maretaktherapie ?

Willi Seiß : Met de Helixor hebben we een bewezen geval van een kankerpatiënt wiens tumor verdween na behandeling met het preparaat. Maar de patiënt is toch gestorven ...... door vergiftiging door de afbraakstoffen.

Monika Neve : Wablief ?

Willi Seiß : Ja, de patiënt stierf niet aan de kanker maar wegens belasting door de afvalstoffen. Het organisme kan die niet uitscheiden. Dat wil dus zeggen dat men niet alleen moet weten hoe de tumor te doen verdwijnen maar ook hoe de afgebroken tumor uit het lichaam moet verwijderd worden.

Monika Neve : Dat is nieuw voor mij. Ik dacht dat de antroposofische kankergeneesmiddelen op basis van maretak de chemotherapie konden vervangen. Een vriendin van mij die darmkanker had, kreeg na de operatie Iscador ingespoten. En dat is al zo lang geleden dat ik denk dat ze de kanker overwonnen heeft.

Willi Seiß : Werd de kanker met Iscador verwijderd ? Nee, die werd operatief verwijderd. Het andere is een nabehandeling. De maretaktherapie wordt tegenwoordig verkocht met het argument dat daarmee de chemotherapie beter verdragen wordt. Genezen is iets anders.

.
Monika Neve : Nu wilde ik graag nog iets weten over uw innerlijke ontwikkeling vanuit de antroposofie. Wat heeft u ertoe aangezet om de antroposofie zo ernstig op te vatten dat u met de scholingsweg begon ? want dat is klaarblijkelijk niet voor iedereen weggelegd die tot de antroposofie komt. Hebt u die beslissing direct genomen toen u het boek “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” leerde kennen ?

Willi Seiß : Ik had toentertijd in Stuttgart zowel in Forum3 als in het Rudolf Steiner Huis vele cursussen over de inhoud van dit boek gegeven. Ik werkte deze inhoud alsook de onderlinge verbanden zeer gedifferentieerd uit.

Monika Neve : En tegelijk – of reeds daarvoor – bent u met de scholingsweg begonnen ?

Willi Seiß : Ik zal het zo uitdrukken : de tamelijk zware aardelevens die ik achter de rug heb – en daarvan ken ik er 18 of 20 – waren geen van alle eenvoudig. Dat heeft een bepaalde rijpheid meegebracht. En in de antroposofie is het zo dat je de weg langs de levenservaring kunt gaan of de weg van de meditatie. En daar geeft Rudolf Steiner in “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” bij de vuurproef aan dat iemand slaagt voor deze proef als hij in het leven bij de problemen die hij tegenkomt, niet moedeloos wordt, dat hij gewoon verder doet. En zo is dat ook met de luchtproef en de waterproef. Dat zijn ook altijd aanwijzingen van Rudolf Steiner over de levenservaringen. Dat staat bij mij op de eerste plaats. De eigenlijke toepassing, bvb. van de Nebenübungen, heb ik in mijn levensloop geoefend, als verzekeringsmakelaar. Als ik nu een firma bezocht of een gesprek had, heb ik de elementen die met de Nebenübungen ontwikkeld worden altijd in het achterhoofd gehad. dat wil zeggen : de controle over de gedachten, over het gevoel, over de wil, de positiviteit, het openstaan voor alles. Telkens ik ergens moest wachten recapituleerde ik de Nebenübungen en als ik dan tegenover mijn gesprekspartner zat, dan ging mijn eerste vraag over het probleem van de andere. Dat is het wezenlijke : ik heb altijd geaccepteerd wat er kwam, zowel positief als negatief.
Een voorbeeld : wij hadden bij de Allianz een firma als klant waar niemand mee overweg kon. Op een dag vroeg men mij of ik het niet zag zitten om deze klant in mijn portefeuille op te nemen. Het was een Schwabische ondernemer, grof tot en met.

Schwaben gelden in Duitsland als een grof, direct maar spaarzaam volkje. “ Wil je geen ruzie en erger, mijd dan een Württemberger.”
In Tübingen komt een man in een boekhandel en wil als verjaardagscadeau voor zijn vrouw de Verzamelde Werken van Mörike.
'Wat voor een uitgave ...?' vraagt de verkoper. - De man kijkt op, denkt een ogenblik na en zegt dan : 'U hebt eigenlijk gelijk, wat een uitgave !’ en gaat terug buiten. – “Weeral eens veel geld gespaard.”

Goed, zei ik, ik doe het. Er was ook een financieel voordeel aan verbonden want het ging om grote polissen. Ik daar naartoe, ik stel mij voor, hij vraagt voor wie ik werk en hij begint al te razen. Toen zei ik : “Herr ..., een ogenblikje aub, laat ons van in ’t begin duidelijk maken : mijn naam is niet Allianz, ik heet Seiß, en als u een probleem hebt, dan komt u naar mij en ik los het probleem voor u op bij de Allianz. Als dat duidelijk is voor u, dan gaan wij goed kunnen samenwerken.” En de man kalmeerde en werd achteraf zelfs een vriend. Zijn probleem was mijn probleem. En dat loste ik op bij de firma, als het enigszins mogelijk was.
Ik heb mij dus bewust in een aan het leven geschoold. Ziet u, Rudolf Steiner zegt in “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” : men moet dit boek ervaren als een gesprek dat de schrijver ervan voert met de lezer. Dat was een weg. Ik spreek ook vandaag nog voortdurend met Rudolf Steiner in het hartorgaan.
Dan probeerde ik het verband tussen de verschillende chakra’s te begrijpen en de ontwikkeling ervan te realiseren. De oefeningen die Rudolf Steiner in “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” geeft dienen meestal om de concentratie te versterken om het wezenlijke van het onwezenlijke te kunnen onderscheiden. Ieder boek of iedere cyclus van Rudolf Steiner bracht ik in een verband met de scholingsweg. Ik ging eerst en vooral op zoek naar het innerlijk overzicht omdat ik wilde weten wat ik deed en welk resultaat ik er mocht van verwachten. Verder zocht ik de bron op van dit boek : ik vond dat het een opdracht van Christian Rosenkreutz aan Rudolf Steiner was. Later vond ik de passage waar Rudolf Steiner zegt dat het hier om een Rozenkruiser-methode gaat, om een uitvoerige uiteenzetting daarvan.
Maar het belangrijkste in dat boek is dat men moet bereid zijn hardnekkige gewoonten te leren onder ogen zien en om te vormen. En het moeilijkste is om in de ziel devotie te ervaren. Men moet dus leren om de zielekrachten als met werktuigen om te gaan. De zielekrachten zijn niet doorslaggevend, het is altijd het eigen innerlijk wezen dat deze krachten te sturen heeft. Alles is voortdurende concentratie en de wil om het denken te louteren. En mijn leven was een bestendige helper en bracht mij bijna zonder onderbrekingen in situaties waar moed, tegenwoordigheid van geest en zelfbeheersing vereist waren.
Ziet u, het tweegesprek dat Steiner met iemand heeft ligt daarin dat hij zegt : “Je wens zal in vervulling gaan als achter hem een kracht staat. En deze kracht komt uit het juiste inzicht.” Dan zegt hij : “Leer eerst de wetmatigheden in de wereld kennen, dan worden je wensen tot krachten die werkelijkheid worden.”
Als u meent dat de scholingsweg niet voor iedereen weggelegd is, dan toont dat dat de mensen hun gewoontes, hun wensleven niet willen veranderen. Ze spreken dan van vrijheid en weten niet wat het werkelijk is ...
Daarbij komt dat ik dan het werk van Tomberg leerde kennen.

Valentin Tomberg ( 1900 – 1973) was een spirituele zoeker en leraar die ook bij de antroposofie gezocht heeft, net zoals bij de katholieke kerk. dat maakte hem voor vele antroposofen verdacht. Prokofjef en Lazarides schreven een boek tegen hem “Het geval Tomberg”. Op de website van uitgeverij Nearchus vinden we over het boek van Harrie Salman “Valentin Tomberg - tussen antroposofie en hermetische filosofie” :

Lange tijd werd de naam van Valentin Tomberg besmuikt uitgesproken. Had hij de antroposofie niet de rug toegekeerd? Was hij niet toegetreden tot de rooms-katholieke kerk?
Harrie Salman is al decennia lang bekend met het werk van Tomberg en deed door de jaren heen onderzoek naar diens leven. Dat mondde uit in deze beschrijving van Tombergs leven. Natuurlijk met aandacht voor de jaren dat Tomberg in Nederland leefde en zijn wrijving met Willem Zeylmans. Ook Tombergs werk wordt besproken, van zijn vroege, antroposofische werken, tot aan zijn grote werk over de Grote Arcana van de Tarot. Dat alles wordt geplaatst in een groter perspectief: het samenwerken van twee grote stromingen in de antroposofie - en de problemen die daarmee gemoeid zijn. (paperback, 257p)
De in St. Petersburg geboren Valentin Tomberg (1900-1973) heeft tussen 1938 en 1944 in Nederland gewerkt. Met zijn visie op de antroposofie werd hij een tegenpool van de Nederlandse antroposoof Willem Zeylmans van Emmichoven. Hieruit had een vruchtbare verbinding tussen Oost- en West-Europese antroposofie kunnen ontstaan. Deze biografie laat zien waarom deze verbinding tussen de platonisch-sophiaanse en aristotelisch-michaelische antroposofen Tomberg en Zeylmans niet tot stand is gekomen.
Tomberg heeft in Estland en Nederland binnen de antroposofie gewerkt. In Duitsland heeft hij bijgedragen aan de wederopstanding van de Duitse rechtsstaat. In Engeland heeft hij met zijn in vele talen vertaalde boek Meditaties op de Grote Arcana van de Tarot de hermetische traditie vernieuwd. Als een pelgrim uit het toekomstige cultuurgebied Rusland legde hij een weg af naar het oude Egypte van Hermes Trismegistus.

Zie ook Brug 91 over hem.

Monika Neve : Hoe is dat gekomen ?

Willi Seiß : Toen ik in Schotland was kwam Stefan Lubienski een tijdje naar daar. Hij had lange gesprekken met Dr. König en waarschuwde hem toen al voor de dubbelganger van de gemeenschap, dat deze zijn dood zou veroorzaken als hij de vormen niet zou veranderen. Dr. König stuurde hem naar mij omdat ze het ook over Tomberg hadden. Ik kreeg toen de eerste gestencilde manuscripten van Tomberg in handen, via Lubienski. König kende die hoewel hij dat zijn leven lang tegen mij niet toegegeven heeft. Hij heeft Lubienski gevraagd om mij dit ter kennis te brengen. Zo ben ik daar dus toe gekomen. Ik geraakte nauwer bij Lubienski betrokken, hij heeft mij vaak bezocht in Stuttgart en dan zei ik : ik heb dit nog nodig, ik heb dat nog nodig – en hij was zo vriendelijk dat hij alles wat mij ontbrak uit het werk van Tomberg altijd meebracht voor zover hij dat in Holland nog kon vinden.

Stefan Lubienski ( 1893 – 1976) was een Poolse graaf die een avontuurlijk leven leidde, lange tijd in Japan woonde en later met zijn vrouw nog beheerder van het Kraaybeker Hof was. Van hem zijn verschillende werken in het Nederlands verkrijgbaar.

En ik wist terug dat alles wat deze Tomberg over de bijbel en over de antroposofie schreef niet mocht verloren gaan. Maar ik wist nog niet hoe ik dat ging doen. Tomberg heeft aangeknoopt bij het voornemen van Rudolf Steiner om nog een tweede deel van “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” te schrijven. Doorheen al die jaren was mijn vraag : waar is dit tweede deel ? Waarom werd het niet meer geschreven ? En zo begon terug een nieuwe levensfase.

Monika Neve : Hoezo ?

Willi Seiß : In het nawoord van de uitgave van 1918 verwijst Rudolf Steiner naar de betekenis van de lotusbloemen of chakra’s. Dat vindt men al in het werk van Tomberg, maar uitgebreider en bevattelijker. En in de opdracht van Rudolf Steiner die ik geestelijk ontving, toont hij mij tot de dag van vandaag altijd maar verbanden tussen processen die met de chakra-organisatie te maken hebben. Hij noemde het tijdstip om dat openbaar te maken, wat ik gedaan heb in mijn Chakra-werk, wat nu voor iedereen toegankelijk is – weliswaar via de Achamoth-uitgeverij. Voor bepaalde aspecten verwees Steiner naar andere wezens die moesten bevraagd worden. Zo kreeg ik een beeld van de geestelijke samenwerking, een soort arbeidsverdeling die tussen de leraars in de geestelijke wereld onzelfzuchtig verricht wordt. Ik kreeg aanwijzingen voor de constructie van een apparaat dat informatie over substanties kan doorgeven zonder electrische of magnetische velden, en ook aanwijzingen voor een spirituele diagnostiek. Veel daarvan kan nu nog niet openbaar worden gemaakt ( zie over dit apparaat hieronder).
Wat ik ook nog wil vertellen : na vele pogingen om een uitgever te vinden voor het werk van Valentin Tomberg was er geen andere mogelijkheid dan zelf de Achamoth-uitgeverij op te richten. Dat was geen gemakkelijke beslissing. Tomberg is zodanig zwart gemaakt dat vele mensen ervoor terugschrikken om zijn werk onbevooroordeeld ter kennis te nemen, en uitgevers staan ook afwijzend uit schrik om hun omzet te zien slinken. Zelfs de coöperatieve Dürnau wilde, na het oprichten van het Achamoth Verlag, het werk niet drukken.
Ik heb de geestelijke opdracht gekregen om klaarheid te brengen in deze zaken die voor vele mensen zeer onaangenaam zijn en zullen zijn. Hoe er over mijn persoon geoordeeld wordt speelt geen rol. Ik weet wie ik ben en was. Alles kan men leren van de individualiteit die Rudolf Steiner was, zowel de inhouden van het tweede deel van “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden ?” als ook het verder zetten of de noodzakelijke verdieping van de tweede en derde Klasse van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in Dornach. Mijn initiatief “freie Hochschule am Bodensee” is geen concurrent voor Dornach. Die is aan geen vereniging gebonden. Hier komen enkele mensen samen en bestuderen occulte verbanden die tot het wezen van de mens doordringen en tot zijn bestemming. Tegenwoordig staat op het programma o.a. in te zien en indien mogelijk te formuleren wat Tomberg bedoelde met : de Kerk de dimensie van de diepte geven. Rudolf Steiner was van oordeel dat het nog zeer lang zou duren eer de Kerken de geesteswetenschap zouden opnemen.
Overigens sta ik niet afwijzend om samen te werken met een vertegenwoordiger van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in Dornach, om uit te wisselen als men dit zou willen. Maar ik ga mij niet opdringen.

Monika Neve : U zegt van uzelf en u beschrijft concreet in uw werk dat u op geestelijk gebied kan onderzoek doen en als leraar optreden, maar blijkbaar is er weinig interesse daarvoor. Is dat niet bitter ?

Willi Seiß : Ik kan niet zeggen dat het voor mij bitter is. Men moet de mensen nu eenmaal vrij laten. Maar ze bouwen iets in in hun lot en daarover gaan ze rekenschap moeten afleggen. Want de weg van Rudolf Steiner is geen afgesloten weg. Die gaat verder na zijn verblijf op aarde. En wat gebeurt er ? Als mensen sterven dan kan ik rechtsreeks een beeld krijgen van hun ervaringen na de dood, ook van pausen. dat is buitengewoon interessant wat ik van een paus hierover te weten kwam, zijn ervaringen in de geestelijke wereld en zijn terugblik op de aardewereld hier.

Monika Neve : Kunt u wat concreter zijn ?

Willi Seiß : Dat zou een onderwerp op zich zijn, wat ik waarschijnlijk toch niet ga doen. Ik zou dan een hele resem uitspraken over pausen brengen, ook over de huidige. Men kan dat doen, maar : voor wie is dit interessant ?

Monika Neve : Voor wie was het interessant wat Rudolf Steiner zei over de vorige incarnaties van mensen uit zijn tijd of van voordien gestorven persoonlijkheden ? Waarom heeft hij over Wilsons vorige incarnatie gesproken ? Toch wel om de aandacht te vestigen op het feit dat impulsen uit het verleden ook in onze tijd gevaarlijk kunnen zijn als ze niet gemetamorfoseerd worden.

Willi Seiß : Ziet u, toen Urs von Balthasar gestorven was kreeg ik een zeer goed helder contact.

Hans Urs von Balthasar ( 1905 - 1988 ) was een Zwitsers katholiek theoloog. Hij werd door Johannes-Paulus II kardinaal gecreëerd, maar hij stierf twee dagen voor het ontvangen van de kardinaalshoed. Von Balthasar heeft een uitgebreid oeuvre nagelaten, dat uit meer dan duizend boeken en artikelen bestaat.
Hij schreef het voorwoord voor de Franse uitgave van Tombergs werk “Méditations sur les 22 arcanes majeurs du Tarot”.

En hij heeft mij dingen laten weten over het wezen en de werkwijze van Rudolf Steiner in de geestelijke wereld. Ziet u, deze man was zeer spiritueel. Hij was tamelijk lang Jezuïet, heeft dat ook in de praktijk gebracht en is in zijn persoonlijk inzicht ver geraakt door zijn zuiverheid. En dan deed hij mij mededeling over zijn ontmoeting na de dood met Rudolf Steiner. Daardoor weet ik nu dat diegenen die hier op aarde tegen Rudolf Steiner zijn, deze mening moeten herzien eens ze gestorven zijn. En dat doen ze. En waarvoor men zo’n schrik heeft, dat de katholieke Kerk de antroposofie voor haar kar zal spannen, dat zal niet zomaar mogelijk zijn. Veel belangrijker is dat de zaken op geestelijk gebied verder gezet worden, en ze gaan ook verder. Ook met katholieke occultisten en Steiner samen. Steiner is een leraar voor alle occultisten, niet alleen voor diegenen die hier zijn werken lezen.

Monika Neve : In dezelfde zin sprak ook Stylianos Atteslis, de inmiddels overleden Daskalos uit Cyprus.

Daskalos ( 1912 – 1995 ) : zie een artikel ( in ’t Engels) op
anthroposophy.eu/Daskalos
of Duits op anthrowiki.at

Willi Seiß : Dat is mij niet bekend. Tomberg bvb. zegt dat toen Steiner stierf de occultisten in Rusland dat waargenomen hebben en ook uitgesproken hebben dat Rudolf Steiner zich teruggetrokken had.
En Urs von Balthasar heeft ook iets persoonlijks over mij gezegd doordat hij een weg van mij zeer kort beschreef en een incarnatie noemde waar ik zelf al jaren weet van had, de incarnatie als tempelier. Zo beschouwd maakt men in Dornach, ik kan niet zeggen een fout, maar men neemt geen kennis van wat er rondom de mens in de wereld allemaal gebeurt, wat ook tegen de voorschriften van de ontwikkelingsweg is, namelijk dat men moet openstaan en met een bepaalde positiviteit moet tegemoet treden wat in de wereld gebeurt.

Monika Neve : Hebt u ook contact gehad met antroposofen na hun overlijden ?

Willi Seiß : Ja. Zo bvb. met Else Klink.

Else Klink ( 1907 – 1994 ) ging in 1921 naar de Waldorfschool in Stuttgart en viel op door haar talent voor euritmie. In 1935 nam zij de leiding van het Eurythmeum over van Marie Steiner.

De mens beleeft alles na de dood als een panorama en als hij bepaalde zaken niet vanzelf ziet dan kan men hem daarop wijzen en dan richt hij zijn blik daarop. Zo is er bvb. Heten Wilkens.

Heten Wilkens ( 1923 – 1994) was lange tijd generaal-secretaris van de Vereniging in Duitsland. Was ook docent aan de euritmieschool van Else Klink.

Hier op aarde hebben wij niet veel contact gehad en na zijn dood zei hij mij : “Wij hebben u totaal miskend.” Zo’n ervaringen heb ik meermaals. Dat is niet om te zeggen dat ik miskend ben, maar : wij krijgen een andere oriëntering eens wij over de drempel zijn gegaan. En daar komt het op aan.

Monika Neve : Maar een correctie kan toch pas in een volgend leven gebeuren.

Willi Seiß : Inderdaad, dat is pas mogelijk in een volgend leven als men de gepaste incarnatiemogelijkheden vindt.

Monika Neve : Wat dit laatste betreft heb ik vaak de indruk dat vele antroposofische vrienden daar nogal licht over gaan, alsof het een herhaling of verderzetting van hun huidig – toch wel tamelijk geprivilegieerd – leven in het Westen zou zijn.

Willi Seiß : En dan moeten ze de geesteswetenschap terug kunnen tegenkomen. En als die niet verspreid wordt, dan kan het zijn dat men die dingen helemaal niet meer tegenkomt.
Ik persoonlijk ga mij uit alles zo veel mogelijk terugtrekken en mij toeleggen op het verderzetten van het Chakra-werk. Ik heb nog zeer zeer vele aantekeningen. En dan moet ik zien hoe ik daarmee klaar kom.

Monika Neve : Herr Seiß ik dank u voor dit gesprek.

Willi Seiß : Ik bedank u ook mijnerzijds voor uw geduld en uw interesse, een kwaliteit die eveneens spaarzaam schijnt ontwikkeld te zijn – ondanks al de litanieën van “het ontwaken aan de andere”.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Willi Seiß overleed in 2013, zijn werk wordt verdergezet door Christina Barker.
Catharina Barker is de van oorsprong Nederlandse huidige beheerder van de Achamoth Verlag in Zuid-Duitsland die aldaar de boeken van Valentin Tomberg uitgeeft en in Nederland als eerste diens werk “Innerlijke Ontwikkeling” heeft uitgegeven. Zij zelf heeft twee delen op haar naam staan van een trilogie over het drieluik "De tuin van de hemelse vreugden" van Hieronymus Bosch in het licht van de leer van Christiaan Rozenkruis.

https://www.tombergbooks.com/book-nl-innerlijke-ontwikkeling


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Ter rehabilitatie en eerherstel van Valentin Tomberg




Robert Jan Kelder in 2015 op :
http://willehalminstituut.blogspot.com/2015/01/ter-rehabilitatie-en-eerherstel-van.html



Valentin Tomberg


In zijn overwegend positieve bespreking van Valentin Tombergs boek “INNERLIJKE ONTWIKKELING” (Motief Nr.188 dec./jan/ 2014) maakt Michel Gastkemper de volgende opmerking:

“Als katholiek auteur stond Tomberg zijn zelfstandigheid en onafhankelijkheid af aan een hogere instantie, die hij belichaamd zag in katholieke kerk en pausschap. Met als boodschap: de mens is niet rijp voor de bewustzijnsziel.” Deze uitspraak wordt teruggevoerd op het boek “Der Fall Tomberg” van Sergej Prokofieff, waarin Tomberg wordt afgeschilderd als “een ernstige ondermijning van de antroposofie”. Dit wordt echter meteen afgezwakt door te stellen dat Prokofieffs “argumentatiewijze nogal suggestief en daarmee niet onproblematisch is.”
Prokofieff gaat echter in zijn genoemde boek zelfs nog een stap verder door Tomberg een advocaat van de Jezuïeten te noemen, die na zijn zog. conversie tot het katholicisme zowel deze Godsdienst alsmede de antroposofie een bar slechte dienst heeft bewezen.
Als rechtstreeks betrokken, c.q. betroffen uitgevers van het antroposofische werk van Valentin Tomberg in Duitsland en Nederland nemen wij daartoe graag met een beroep op het recht tot weerwoord beargumenteerd stelling.

Ten eerste is het in principe onzin om van een bekering van de antroposofie naar het katholicisme te spreken, dat doet juist deze twee kwalitatief verschillende grootheden geen recht. Immers, het katholicisme is een religieuze geloofsovertuiging, terwijl de antroposofie als de hereniging van kunst, wetenschap en religie dient te worden beschouwd, en dus op een ander, zo niet hoger niveau ligt.

Ten tweede is het onterecht om de periode na 1945, dus nadat Tomberg duidelijk te verstaan werd gegeven dat zijn werkwijze binnen de AViN en ook binnen de Christengemeenschap niet (meer) welkom was, domweg een katholieke te noemen. Van het begin van zijn werkzaamheid in de 30’er jaren van de vorige eeuw tot aan zijn dood in allergrootste eenzaamheid in 1973 is hij immers consequent als christelijke hermetist naar voren getreden; alleen het werkgebied dat hem ter beschikking stond om, in navolging van Rudolf Steiner “Het Nieuwe Christendom” te kunnen verkondigen, veranderde.

Ten derde: Een vriend van de clerus is Tomberg nooit en te nimmer geweest; hij heeft altijd als voorvechter van de geest, ook in vroegere levens, onder de clerus onuitsprekelijk geleden. Als blijvend lid van de Lutherse èn de Orthodoxe Kerk werd hij in 1945, naar eigen zeggen op verzoek van Rudolf Steiner, tevens lid van de Katholieke kerk om te proberen voor de wereld van de naar vrijheid strevende gelovigen een brug naar de geesteswetenschap te bouwen, opdat deze zich - onafhankelijk van de clerus – verder ontwikkelen konden. Daarbij heeft hij vrijwel steeds onverminderd positief naar het werk van Rudolf Steiner verwezen: “Men kan tegenover de afzonderlijke thesen en gezichtspunten van dit werk staan zoals men wil; zijn beslissende verdienste is en blijft het feit dat het wezen en de rol van Engelen, Aartsengelen, Archai, Exusiai, Dynamis, Kyriotetes, Tronen, Cherubim en Serafijnen weer denkbaar en aanschouwelijk en in het bewustzijn van mensen opnieuw tot leven werden verwekt. […] Bij hem werd het geloof tot schouwen,” schreef hij een jaar vóór zijn dood in “Die Verkündiging auf dem Sinai”; (“Lazarus komm heraus”, p. 192).

In het na zijn dood anoniem verschenen hoofdwerk “Mediationen über die Großen Arcana des Tarot“ eveneens uit deze zog. katholieke periode, dat in werkelijkheid door Christiaan Rozenkruis werd geïnspireerd, worden o.m. alle wezensdelen van de mens, als bestaande uit lichaam, ziel èn geest (dus in tegenspraak met het katholiek dogma dat de trichotomie als zodanig niet erkent), in hun relatie tot de chakra’s behandeld. In de 21ste meditatie “De nar” wordt m.b.t. de veelal verwarrende kwestie van de Maitreya Bodhisattva, de opvolger van de Gautama Boeddha, (weer) naar Rudolf Steiner verwezen als iemand die daarin zeer duidelijk was: “Van alles wat men in het openbaar daarover gezegd en geschreven heeft, is het meest trefzekere datgene wat door Rudolf Steiner werd gezegd. Hij was tenminste op de goede weg.” Als het nu nog niet duidelijk is geworden dat van een afstand nemen van Rudolf Steiner geen sprake kan zijn, en dat Tomberg dus wel degelijk in diens voetsporen wilde treden; kan alle resterende twijfel weggenomen worden door wat hij daarna zegt: “Wanneer we nu dezelfde route volgen…”

Ten slotte, het verwijt als advocaat van de Jezuïeten in de ban van de paus te zijn, dat zich ook hier te land helaas heeft ingeburgerd. Dit is echter een denkfout, ingegeven door een acuut gebrek aan onderscheidingsvermogen, zoals ook Harrie Salman in zijn bijdrage “De eeuwige pelgrim” in het boek “Kiemen voor een spirituele cultuur – biografisch schetsen van antroposofen in de 20ste eeuw” (Zutphen 2006) heeft aangetoond. Deze aantijging is namelijk gebaseerd op een verwisseling van het Jezuïtisme enerzijds met Ignatius van Loyola anderzijds. Tomberg sprak nooit positief over het Jezuïtisme, maar erkende wel het grote karakter van deze grootste boetedoener van het einde van de Middeleeuwen, die zich ontwikkelde van hoveling tot de allergrootste ordestichter van die tijd. Rudolf Steiner sprak ook nooit waarderend over het Jezuïtisme maar was wel vol lof over de individualiteit van Ignatius, die volgens zijn woorden in diens volgende incarnatie als Emanuel Swedenborg zich uit de stroming van het Jezuïtisme heeft losgemaakt en nota bene daarna reïncarneerde als Friedrich Rittelmeyer, een van de oprichters en eerste aartsbewindsdrager van de Christengemeenschap. Opmerkelijk in dit verband is Rudolf Steiners aanbeveling op 9 september 1924 aan de priesters van deze nieuwe kerkgenootschap, die oorspronkelijk luidt: “Maar in de opvoeding van de Jezuïeten, met name in hun exercitiën, ligt iets sterk Apocalyptisch. De exercitiën van de Jezuïeten behelzen een scholing van de wil zoals die altijd ten gronde ligt aan het Apocalyptische, aan het schouwen. Daarom is de Jezuïetenscholing datgene waar voor alle dingen naar gekeken moet worden door diegene die vandaag een werkelijke priesterschap in de zin van de christelijke vernieuwing ernst neemt.” (GA 346). Ook hier staan dus Rudolf Steiner en Valentin Tomberg op een en dezelfde lijn.

Met deze aanvulling behoevende stellingname is een poging ondernomen om een begin te maken aan de in onze ogen hoognodige rehabilitatie en eerherstel van Valentin Tomberg. Dit geldt in zekere mate ook voor Sergei Prokofieff zelf, die het aardse plan verliet zonder m.i. ooit een kritische discussie of bijeenkomst over zijn nalatenschap bij te hebben gewoond om zijn mogelijke denkfouten in te zien en te corrigeren. Aan zijn levenswerk, dit getuigen de vele hierop gerichte immanent-kritische geschriften en artikelen, scheiden zich de geesten binnen en buiten de Antroposofische Vereniging. Wij begroeten daarom het voornemen van het bestuur om “in de herfst een grotere ledenbijeenkomst te organiseren waarop het werk en de biografie van Prokofieff centraal zullen staan.” Hopelijk kan daarmee een signaal worden afgegeven om de spirituele loopgravenoorlog die, wat dit betreft, nog steeds in Dornach blijkt te woeden te beëindigen en een serieus gesprek met elkaar aan te gaan over o.m. de kwestie in hoe ver een werk als “Der Fall Tomberg” werkelijk hout snijdt.




Update van Robert Jan Kelder: Op deze grote ledenbijeenkomst werd geheel geen mogelijkheid gegeven om in een serieus gesprek te treden over de houdbaarheid van de beschuldigingen van Prokofieff aan het adres van Valentin Tomberg.



Robert Jan Kelder is bezig ( dat was in 2015 - fdw) met de vertaling en uitgave van “Jezus van Nazareth en het mysterie van de heilige Graal – Antroposofische beschouwingen over het Oude Testament, het Nieuwe Testament en de Apocalyps van Johannes”, waarvan deel 1 verleden jaar in de Slotkapel te Oud-Zuilen werd voorgelezen, dat nog na te lezen is op de boekblog http://Tomberg-over-het-Oude-Testament.blogspot.nl, en waarvan deel 2 vanaf 25 januari na een inleiding op het leven en werk van Tomberg op het Willehalm Instituut te Amsterdam wekelijks op zondagmiddag zal worden voorgelezen.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Een uitvinding van Willi Seiß




In het interview met Willi Seiß lezen we :

"Ik kreeg aanwijzingen voor de constructie van een apparaat dat informatie over substanties kan doorgeven zonder electrische of magnetische velden, en ook aanwijzingen voor een spirituele diagnostiek. Veel daarvan kan nu nog niet openbaar worden gemaakt."

Dat was dus in het jaar 2000.
Ondertussen is dat apparaat beschikbaar, het kan besteld worden via de website fhab.de

Het is gebaseerd op het homeopatisch principe.
We lezen in de beschrijving dat de grondlegger van de homeopatie, Hahnemann slechts verdunde tot D10. Zijn opvolger Kern ging, in samenspraak met Hahnemann, tot D100.
Het apparaat van Seiß gaat tot D1000 en hoger.
Het werkt zonder externe energiebron, zonder electriciteit, en moet ook niet gebruikt worden in de buurt van een stralingsbron.

Er zit een gebruiksaanwijzing bij, maar daarin wordt uitdrukkelijk gesteld dat die niet geschikt is voor beginners.
Om het werkingsprincipe te begrijpen moet men kennis hebben van de hermetische wetenschap en als voorbeelden daarvan worden gegeven :
christlich-rosenkreuzerisch, antroposofisch, alchemistisch, homeopatisch, sjamanistisch.

De Hydro-Potenzierer ondersteunt en versterkt het welbevinden.
De werkzame substantie wordt in de beker gedaan en doorgegeven, in de in te stellen verdunning, aan de mens die het handcontact vasthoudt.
Als dat handcontact in de rechterhand gehouden wordt, dan werkt dat fysiek-etherisch, in de linkerhand werkt het op de zielestructuur.

Wat kan er in de beker gedaan worden :
Eén van de 21 tincturen die met het apparaat meegeleverd worden;
Globulen van Wala, Weleda, DHU enz. in eender welke verdunning;
Ampullen met gepaste substanties, in eender welke verdunning.

Het apparaat kan via de website besteld worden, het kost iets over de 1000 euro.


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

.

Op blz. 8 ( in de gedrukte versie) stelt Willi Seiß dat men niet eens helderziend moet zijn om enkele van zijn incarnaties te kennen. We nemen de vrijheid om even te speculeren.
Zijn veelzijdige begaafdheid deed ons denken aan Friedrich von Hardenberg ( 1772 - 1801), beter bekend als Novalis en bekend van “Die Lehrlinge zu Sais” (Seiß). Die studeerde eerst rechten en ging daarna naar de Mijnbouwhogeschool waar hij als ingenieur afstudeerde. Hij was o.a. directeur in een zoutmijn.
De zwakke gezondheid van toen werd nu een ijzersterke conditie.
Zijn vader toen was lid van de Herrnhuter Broedergemeente, wat een link is met Karl König. En dat brengt ons naar een eerdere incarnatie en een andere link met König :
"want Herodes vreesde Johannes daar hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was; en hij luisterde naar hem en als hij hem gehoord had, deed hij vele dingen, maar hij hoorde hem gaarne." (Markus 6:20 )

König = Herodes ? Overeenkomsten in beide levens : koning- König, het autoritaire karakter, de hovelingen en vleiers, de fatale vrouw, de onnozele kinderen ....



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad