Inhoudstafel van Brug 103 ( maart 2019)

Lezersbrief

Het totalitaire linkse denken

Het antikapitalistisch vooroordeel

Rudolf Steiner een socialist ?

De invloed van Aristoteles in de 20ste eeuw : Ayn Rand

Geld de wortel van alle kwaad ?

Het wezen der wetten

"Van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte."

Het geestesleven staakt !

De slechte 1%

Ons belastingsysteem

De rijke parasiet ?

Citaten van Ayn Rand

Grondbezit in China




*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,




In de eerste jaren van het bestaan van dit tijdschrift keken we vol spanning uit naar het jaar 1998 omdat we dan een grote verandering konden verwachten wegens 3 x 666.
Dat jaar ging voorbij, zonder apokalyps, en het was pas drie jaar later, met die bewuste 11 september dat de dingen in een stroomversnelling kwamen.
De stortvloed van leugens en misleiding die sindsdien over ons is uitgestort is zo massief dat een mens al zijn innerlijke kracht moet verzamelen en al zijn tegenwoordigheid van geest moet bewaren om niet meegesleept te worden.
Maar tegelijk met die stortvloed van leugens en misleiding werd het de zoekende mens gemakkelijker gemaakt door de ontwikkeling van het internet. Met behulp van het internet en met de weinig bekende boeken die men dankzij dat internet leert kennen hebben we in De Brug in de loop der jaren pogingen gedaan om een aantal leugens te ontmaskeren.
Maar na een tijdje begint men zo het gevoel te krijgen van in herhaling te vallen en dat het misschien beter is om de mens gewoon de richting aan te wijzen waar hij zelf zijn zoekwerk kan verrichten.
Als een stuwdam begint te begeven, dan kun je in ’t begin nog proberen zandzakjes aan te dragen (in ons geval : met argumenten en feiten de waarheid een kans geven ), maar op een bepaald moment geef je het op, de bres is te groot, het is beter aan de kant te gaan staan en op een veilige plek af te wachten waar en wanneer terug iets mogelijk is. Het is u wellicht opgevallen dat in de laatste nummers van De Brug minder geschreven werd over de occulte achtergronden van wat in de wereld allemaal beweegt. We wilden ons terug meer concentreren op andere aspecten van de antroposofie die minder over het maatschappelijke gaan.
Een lezersbrief verplichtte ons echter om terug te keren naar de dijkbreuk …..

In 1959 schreef de Roemeen Eugène Ionescu zijn beroemde toneelstuk “Rhinocéros” waarin het hoofdpersonage tot zijn ontsteltenis vaststelt dat alle mensen veranderen in neushoorns, het beeld van een dikhuidig wezen dat niet meer open staat voor argumenten. Hij vraagt zich af : ben ik nu abnormaal of zijn zij abnormaal ?
Bijna op dezelfde manier ziet de antroposoof zijn medemens, ook vele antroposofen, in de greep van een ”tijdgeest” geraken, een tijdgeest die zeker Michaël niet is.

François De Wit


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Een lezersbrief

Beste redactie,

Ik lees altijd met veel belangstelling de digitale versie van De Brug (woon in Nederland). De artikelen hebben vaak een bijzondere invalshoek, die je vrijwel nergens tegen komt.

Ik zou mezelf als antroposofisch georiënteerd willen omschrijven. Het predicaat antroposoof kan ik mezelf niet geven. Niet omdat ik mezelf niet wil laten associëren met de stroming waar ik zoveel inzichten aan ontleen, maar omdat ik mezelf (nog) niet in staat voel om de kern van de antroposofie aan een buitenstaander helder en bondig te omschrijven. Het blijft dan bij het opsommen van een aantal kenmerken.

De artikelen in de Brug kunnen de toets van de politieke correctheid vaak niet doorstaan. Onze gewoonlijke denkkaders worden fundamenteel bevraagd. Dat is in deze tijd waarin we al een impliciet denkverbod kunnen ervaren een ontnuchterende en onzeker makende ervaring. Maar noodzakelijk. Mijn grote vraag is op dit moment: hoe hiermee te leven? In mijn omgeving tref ik vooral de goedbedoelende linkse mensen aan. Ikzelf rekende me lange tijd tot de anarcho-syndicalisten. (een stroming die helaas ook onder driegeleders weinig bekend is, maar toch belangrijke raakvlakken met de driegeleding kent. Bijzonder interessant is in dit verband de eerste jaren van de revolutie in Spanje, voor de communisten de feitelijke macht naar zich toe trokken, dit terzijde). Deze goedbedoelende linksige mensen bevolken ook de Vrije Scholen, waar antroposofen in de praktijk een zeldzaamheid zijn. Wie zich voor antroposofie interesseert is –ook daar- een bijzonderheid. Maar niet meer dan dat, het is onschadelijk. Heel anders wordt dat als je de artikelen uit de Brug leest en tot je neemt. Of de werken van Bondarev bestudeert. Als je er zelfs maar een aantal elementen uit meeneemt ontwikkel je een wereldbeeld dat langzaamaan bij niemand meer aansluit. Ieder gesprek dreigt terug te vallen tot het niveau van het uitwisselen van niemendalletjes, omdat je de werkelijke lijnen en consequenties van je denken niet meer bloot kan geven. Dit alles nog los van het risico dat je neemt op het gebied van de bestaanszekerheid: het zou tot ontoelaatbare spanningen in de werksfeer leiden.

Hoe kan men hiermee omgaan? Waar kunnen we moed aan ontlenen? In hoeverre zijn we moreel verplicht om wél te spreken? ‘Pick your battles’? -Steiner zelf heeft ongetwijfeld ook veel van wat hij dacht en zag niet uitgesproken-. Hoe gaan we hiermee om in het sociale leven? Wellicht kunnen we in de leer bij Russische dissidenten uit de Sovjet tijd. Want ondanks alle verschillen zijn er toch ook pijnlijke parallellen. Ik zou het op prijs stellen als jullie hier in het tijdschrift aandacht aan willen besteden. Wellicht (of eigenlijk zeker) is hier in de afgelopen 100 nummers al meer of minder expliciet over geschreven. Dan hou ik me graag aanbevolen voor verwijzing naar de betreffende artikelen.

In ieder geval erg bedankt voor jullie werk!




Wat deze lezer ervaart is niet specifiek voor antroposofen en ook niet specifiek voor de 21ste eeuw. Het is in feite de realiteit waar ieder waarheidszoeker mee geconfronteerd werd en wordt.
En waarop ze reageerden volgens hun temperament en wellicht ook volgens hun karma.
Socrates moest de gifbeker drinken, Anaxagoras werd verbannen omdat hij zei dat de zon een gloeiende bol metaal was, groter dan de Peloponnesus, Giordano Bruno kwam op de brandstapel, Galileï had iets meer geluk. Spinoza durfde zijn hoofdwerk niet tijdens zijn leven laten verschijnen omdat hij gezien had hoe het zijn geestverwant Koerbagh vergaan was. In ons land zat Siegfried Verbeke één jaar in de gevangenis omdat hij de resultaten van zijn zoektocht naar waarheid bekend maakte. Een cartoonist vatte het aldus samen in een tekening :

Als dat al de realiteit is in Amerika, eertijds het symbool van vrijheid en vrijheid van spreken, hoe is het dan niet gesteld met de rest van de wereld …
"Hoe kan men hiermee omgaan ?"
Zoals gezegd, dat hangt af van temperament en karma. Maar misschien kunnen enkele tips van Plato (volgens Diogenes Laertius) hierbij helpen.

“Met succes spreken valt uiteen in vier onderdelen. Het eerste is zeggen wat nodig is; het tweede zoveel spreken als nodig is; het derde spreken voor het juiste publiek; het vierde spreken op het juiste ogenblik. Dus wat nodig is te zeggen, is zoveel zeggen als nuttig is zowel voor de spreker als voor de toehoorder.
Wanneer men moet spreken, is een zaak van niet te vroeg en niet te laat, anders schiet men zijn doel voorbij en spreekt men niet met succes.”

Gemakkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk !

"Kunnen we iets leren van de Russische dissidenten uit de Sovjet tijd ?"
De Russische dissidenten die gesproken hebben, hebben daar meestal een zeer zware persoonlijke prijs voor betaald en uiteindelijk heeft dat persoonlijk offer rechtstreeks weinig bijgedragen om het Sovjet-systeem tot een einde te brengen. Dat gebeurde door heel andere krachten, die uit het Westen kwamen, dezelfde krachten waardoor het systeem ingericht en in stand gehouden werd.
De financiering van de revolutionairen kwam uit het Westen en de zgn. tegenstelling tussen kapitalistisch westen en socialistisch oosten was slechts oogverblinding voor de onwetende bevolking.
Om maar twee voorbeelden aan te halen :
Het begin van de tweede wereldoorlog. Engeland verklaart de oorlog aan Duitsland omdat het Polen binnenviel. Twee weken later valt de Sovjet-Unie ook Polen binnen. Verklaart Engeland nu ook de oorlog aan de Sovjet-Unie ? Merkwaardig genoeg niet. Nochtans heeft diezelfde Sovjet-Unie als politiek doel het vernietigen van het Westers kapitalisme ! Maar nu wordt het land beschouwd als bondgenoot ….
Daarna : koude oorlog, NATO tegenover Warschau-pakt, Cuba, Vietnam, wapenwedloop, Rusland de grote vijand, maar de V.S. leveren jaarlijks miljoenen tonnen graan aan deze zgz. Grote Vijand !

De invloed van machtige groepen die achter de schermen werken zien we vaak aan de getallensymboliek in de datums waarop belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden : de val van de Muur op een 9/11 (9 november), net zoals het laten instorten van de Twin Towers in New York (11 september). ( 911 is het noodtelefoonnummer in de V.S.)

Een andere vaststelling waarover wij ook al in De Brug 82 schreven is dat in feite het totalitaire sovjet-systeem niet verdwenen is, maar dat het zich verspreid heeft over het Westen. Het systematisch inperken van onze persoonlijke vrijheden kunnen we iedere dag ervaren. Daarbij wordt dit systeem ook gedragen door brede lagen van de bevolking, want er zijn hier wezens aan het werk die de mens van zich bezeten maken, zoals Rudolf Steiner uitlegde in GA 225 en wat ook al in Brug 82 stond. We hernemen het hier kort :

“Daardoor ontwikkelde zich naast het streven naar vernuft en ideële praktijk, direct grenzend aan de aardse wereld, een andere astrale wereld. ( … )
Om zo te zeggen en passant ontstonden de wezenheden van een astrale wereld die nu alles in zich opnemen, namelijk ook in het religieuze leven opnemen, wat zinnelijke gevoelens zijn, waaraan het rationalistisch streven moest dienstbaar gemaakt worden. En zo kreeg geleidelijk het zuivere denkstreven een zintuiglijk-fysiek karakter.
En veel van wat dan reeds in de tweede helft van de 18de maar vooral in de 19de eeuw als een dergelijke denktechniek zich vormde, is doorspekt en doorweven met dit astrale element. De aardse lusten der mensen die op geraffineerde wijze uitgelegd, geïnterpreteerd worden, die ontwikkelden in de mens een element dat voedsel was voor bepaalde astrale wezens die erop uit waren om het denken dat tot zo’n scherpzinnigheid gevormd was (door de scholastiek - fdw) nu alleen te gebruiken voor de aardse wereld. Er ontstonden theorieën zoals de marxistische die het denken, in plaats van te verheffen tot het spirituele, beperkten tot het verwerken van fysiek-zintuiglijke entiteiten, zintuiglijk-fysieke impulsen. Dat was iets wat meer en meer mogelijk maakte dat bepaalde luciferische wezens die in de astrale sfeer weven, konden ingrijpen in het denken van de mensen. Het denken van de mensen werd compleet doordrongen van wat bepaalde astrale wezenheden dachten, door wie de westelijke wereld even zeer bezeten geraakte als de nakomelingen der sjamanen in het oosten.
En zo ontstonden uiteindelijk gestalten die bezeten waren van dergelijke astrale wezens die in het scherpzinnig-aardse denken de menselijke begeerten ingevoerd hebben. En er ontstonden zulke wezens zoals bvb. diegene die vanuit het astrale plan de Lenins en hun consoorten van zich bezeten hebben gemaakt.
Wij hebben oostwaarts en westwaarts van de Oeral en de Volga een astraal territorium op aarde waartussen vroeger een gordijnwand stond, en waar nu intensief als naar een kosmisch huwelijk twee soorten wezens streven : de wezens wier levenslucht het luciferische denken van het Westen is, en de wezens oostelijk van Oeral en Volga wier levenslucht de aards geworden magie van de vroegere pleroma-handelingen is. Deze wezenheden uit de scharen van Lucifer en Ahriman streven samen.
En we hebben nu op aarde een zeer bijzonder astraalterritorium waarin ook de mensen leven met de opdracht om dit te doorzien. En als ze deze opdracht vervullen, dan vervullen ze iets wat hun is opgelegd in de totale ontwikkeling van de mensheid, op een schitterende manier. Als ze er echter de blik van afwenden, dan worden ze innerlijk in hun gemoed doordrongen en bezeten – bezeten door dat bronstig huwelijk dat kosmisch gesloten wordt tussen de Aziatische geahrimaniseerde wezenheden en de Europese luciferische wezenheden, die met alle mogelijke kosmische wellust naar elkaar toe streven en een verschrikkelijk zwoele astrale sfeer verwekken en op hun beurt de mensen van zich bezeten maken.”
.


Ook de goedbedoelende linksige mensen die de Steinerscholen bevolken hebben daar geen inzicht in en dus geen weerwerk tegen. En zelfs binnen de antroposofische vereniging en beweging zien we hoe marxistische ideeën meer de regel zijn dan de uitzondering, waarbij vaak ook de driegeleding in socialistische zin geïnterpreteerd wordt.

In “Antroposofie vandaag” (nr. 195 – jan 2019) kondigt de hoofredacteur aan dat op het adres van de uitgever een boekhandeltje gaat ingericht worden. Hij verantwoordt dat o.m. zo :

Het antikapitalistisch vooroordeel is duidelijk. Maar de kleine boekhandels waren al lang aan ’t verdwijnen voordat er sprake was van grote schurken Amazon en bol.com.
We betwijfelen sterk dat de hoofdredacteur zijn dagelijkse inkopen principieel in een klein nachtwinkeltje doet en nooit een Aldi, Delhaize of Carrefour binnenstapt.
De arbeidsdeling is een fenomeen van de moderne economie en daar wordt iedereen beter van. De werknemer in een supermarkt heeft een beter uurloon en betere arbeidsvoorwaarden dan de gemiddelde zelfstandige, de consument heeft goedkopere en versere waren. De ondernemers die de grote supermarkten inrichten en beheren zijn nu eenmaal economisch gezien bekwamer dan de kleine zelfstandige.
Voor boekhandels geldt net hetzelfde. Een kleine boekhandelaar moet zijn inkomen halen uit een relatief kleine omzet, dan zijn de boeken daar natuurlijk duurder dan bij een groot verzendbedrijf dat 1000 x meer omzet heeft maar daarvoor geen 1000 werknemers een inkomen moet geven, misschien slechts 100. In een associatieve economie gaat dat niet anders zijn. Als de associatie te weinig winst maakt om de werknemers het wettelijk bepaald loon te kunnen uitbetalen, dan wil dat zeggen dat er te weinig vraag is naar hetgeen de associatie produceert. En zonder vraag mag er geen productie zijn. Dus moet de associatie ofwel goedkoper produceren ( als de prijs te hoog is voor de consument) of werknemers laten overgaan naar een andere associatie ( als de interesse voor het product verminderd of verdwenen is). Men kan overigens vanuit driegeledingsoogpunt twijfelen aan dit initiatief :

"Het oordeel van Steiner over het oordeelsvermogen van de enkeling in het economische leven is vernietigend. Daaraan doorslaggevende betekenis toe te kennen 'zou schadelijk zijn, omdat het economische oordeel van de individuele mens geen enkele waarde bezit. Het kan nimmer zijn wortels in de werkelijkheid hebben' (GA 338/1969/144). Goede oordelen in het economische leven zijn steeds collectieve oordelen (GA 79/1962/251). — Menige lezer kent wellicht het ondernemerstype, dat zijn eigen esthetisch of ethisch oordeel (geestesleven) niet van de behoeften van zijn klanten (economische werkelijkheid) kan onderscheiden. Het bankroet van zo'n bedrijf is van het begin af aan ingebakken."
(Dieter Brüll in “De sociale impuls van de antroposofie”)

In hetzelfde tijdschrift wordt een artikel overgenomen uit “Das Goetheanum” : één grote lofzang op het Chinese economische model terwijl de tegenstrijdigheden je uit iedere zin tegemoet springen.

Het begint al in de tweede regel : “de westerse, kapitalistische economie”.
De westerse economie is al lang niet meer kapitalistisch en het privé-grondbezit is de facto al lang afgeschaft, alleen in schijn bestaat het nog. Op het bezit van onroerend goed moet je ieder jaar belasting betalen en doe je dat niet, dan wordt jouw eigendom na verloop van enkele jaren eigendom van de staat. Dat wil zeggen dat wij in feite onze grond ook maar huren van de staat.
In het zgz. kapitalistische Amerika betaal je bvb. in Rockford, Illinois jaarlijks bijna 4.5% belasting op de geschatte waarde van je woning. Voor een huis van 250.000 $ Betekent dat $11.677 ! Ieder jaar !
Wie is hier de uitbuiter ? De kapitalist of de staat ?
Grond is een schaars goed omdat die niet kan bijgemaakt worden, maar dat hoeft niet tot voortdurende prijsstijgingen te leiden zoals hier gesuggereerd wordt. Zonder inflatie, zonder het voortdurend bijdrukken van geld door de centrale banken, zou er van prijsstijgingen niet veel sprake zijn. Ook wordt natuurlijk zedig en politiek-correct gezwegen over de druk langs de vraagzijde door de georganiseerde immigratie. Hoeveel duurder is het wonen in het Westen niet geworden, niet omdat grond mag verhandeld worden, maar door de regelneverij van de overheid ? Hoeveel vergunningen, toelatingen, attesten moeten er niet aangevraagd en betaald worden vóór je kan beginnen bouwen op je zgz. eigen grond ? In 1960 kon een arbeider een huis bouwen terwijl zijn vrouw thuisbleef met vier kinderen. Is het de schuld van het kapitalisme als dat nu niet meer kan ?
Over Californië, de meest socialistische staat in de V.S. lezen we op een forum : “Here in Southern California you need $200K simply to get all the design, permits, fees, licenses etc. for approval to build. You need to pay at least 20-30 different contractors to get you through the permit process.”
Ja, u leest goed : 200.000 dollar. En dan moeten de mensen natuurlijk schreeuwen om sociale woningbouw. Het gaat hier bij ons dezelfde richting uit.
“Steden en gemeenten krijgen het moeilijk om hun openbare opdrachten na te komen”. Heeft dat te maken met de grondprijzen of met het feit dat de lokale overheden allerlei opdrachten naar zich toe trekken, diensten aan te bieden en op te dringen die even goed en zelfs beter door privé-personen kunnen uitgevoerd worden. En die vanuit driegeledings-perspectief niet in het rechtsgebied thuishoren : kinderopvang, sociale restaurants, zwembaden enz.
Ja, in China is er dus dat artikel 10 van de Grondwet van …. 1982. We weten wat een grondwet waard is in totalitaire staten, die wordt door de partijleiding aangepast zoals het uitkomt en is niet meer dan een vodje papier. De grond is collectief bezit op het platteland : om te weten wat dat in de praktijk betekent, moet je maar eens het boek “Wilde Zwanen” van Jung Chang lezen (verschenen in 1991 – in China verboden ). En in de steden worden nu nog appartementsblokken gebouwd zonder centrale verwarming.
Wat heeft dat allemaal met driegeleding te maken, zelfs in kiemvorm ? Want al het geld dat die Chinezen verdienen door dit grondmodel, wat gebeurt ermee ? Ze kopen er in het buitenland grond mee ! De vastgoedprijzen aan de Westkust van de V.S. zijn geëxplodeerd door al het Chinese overtollige geld dat naar een bestemming zoekt.
En dat terwijl het oerslechte kapitalistisch systeem toch maar de voedseloverschotten produceert die de Chinezen tekort komen en graag opkopen.
Grond mag geen warenkarakter hebben, maar het Chinese model aanprijzen omdat dit op de wereldmarkt een concurrentievoordeel is ? Hoe zat het weer met die broederlijkheid in het economisch leven ?
“De inkomsten van de pacht gaan naar de staat en komen dus de hele samenleving ten goede”. Sinds wanneer zijn staat en samenleving synoniem ? Dat is zuiver socialistische ideologie, het socialistisch geloof in de staat als God de Vader, een overtuiging die volledig in tegenspraak is met alle ideeën van Rudolf Steiner, maar waar vele antroposofen lichtzinnig overstappen.
Zo lazen we enkele jaren geleden onderstaand artikeltje op het internet :

( voor de realiteit van het grondbezit in China :
zie verder in deze Brug )
.

Het socialisme volgens Steiner

Steiner zocht naar een nieuw midden tussen staatssocialisme en vrije marktkapitalisme waarbij enerzijds alle creativiteit en innovatie moet kunnen leiden tot maximaal voordeel voor de samenleving (en economie). Hij was dus een fel tegenstander van patenten, octrooien en andere juridische beschermingsmethoden van ideeën. Daarnaast moet er tegelijkertijd heel sober en doelgericht geproduceerd en gedistribueerd worden. Gesloten economische kringlopen zijn daarvoor nodig. De samenleving (lees economie) is pas sociaal, als iedereen steeds over voldoende en de beste producten kan beschikken!
Anderzijds was Steiner ook een overtuigd socialist omdat hij net als Marx en andere socialisten vond dat de productiemiddelen (grond, gebouwen en machines) geen economische goederen mogen zijn die vrij verhandeld kunnen worden. Ze mogen ook niet in handen zijn van privépersonen. Ze behoren namelijk de hele samenleving toe. De beste oplossing is dan ook niet onteigening en nationalisatie zoals bij marxisten en communisten maar neutralisering, waarmee je ze onttrekt aan het economisch verkeer. Het eigendom en de zeggenschap over de productiemiddelen ligt dan bij organisaties in het geestesleven zoals stichtingen of coöperatieve verenigingen. Tijdelijk worden die in bruikleen (of pacht) gegeven aan de beste meest geschikte ondernemers en agrariërs die deze productief maken.
In een lezing op 3 november 1918 (GA 185) laat Steiner er ook geen misverstand over bestaan. Hij beschrijft daar letterlijk dat het socialisme de belangrijkste missie is voor de moderne mensheid ten tijde van het 5de na-Atlantische tijdperk van de bewustzijnsziel en pas tegen het jaar 4000 (na Christus) tot een vorm van afronding zal komen. We hebben gelukkig nog ruim de tijd maar de richting staat wel vast, namelijk socialistisch!
(Ruud Thelosen)

Iemand die zich in de sociale driegeleding wat verdiept heeft, voelt direct dat hier iets niet klopt : socialistische ideologie wordt vermengd met driegeledingsideeën. Steiner was geen socialist. Socialisme staat voor een systeem van het sturen van het maatschappelijk leven door de staat, een geestesleven dat ondergeschikt is aan de ideologie van gelijkheid, een rechtsleven dat juist geen gelijkheidsbeginsel kent en een economie die door de bureaucratische regelneverij een ramp is voor producent en consument. Het is het systeem dat tegenwoordig in het Westen vast geworteld is. Het is dus aangewezen om die bewuste voordracht van Rudolf Steiner eens op te zoeken en volledig te bestuderen.
We beginnen met de datum : de voordracht werd gehouden in november 1918. Rudolf Steiner was toen nog bezig met zijn ideeën over de sociale driegeleding vorm te geven, de “Kernpunten” verschenen in april 1919. Socialisme stond toen in het middelpunt van de belangstelling door de revolutie in Rusland. Rudolf Steiner sprak niet vaak voor een publiek van socialisten, voor wie godsdienst en spiritualiteit toch maar geestelijk opium voor het volk zijn. Steiners publiek bestond uit de hoogopgeleide, welstellende burgerij, die absoluut geen reden had om socialistisch te zijn en die maatschappelijk gezien eerder conservatief was. Rudolf Steiner wijst in deze voordracht zijn toehoorders erop dat zij onbewust allemaal socialisten zijn, wat velen onder hen zal geshockeerd hebben. Hij legt uit dat dit te maken heeft met de ontwikkeling van de menselijke wezensdelen. Het individu ontwikkelt in onze tijd de bewustzijnsziel, maar als mensheid zijn we nog maar bezig met de gewaarwordingsziel, die veel onbewuster is.
Hij zegt inderdaad dat de toekomst socialistisch zal zijn, maar hij verstaat onder socialisme niet hetzelfde van wat een socialist van vandaag daaronder verstaat. We mogen aannemen dat hij de impuls tot sociale driegeleding bedoelt die nu leeft in alle mensen. Want in dezelfde voordracht lezen we verder :

“Vandaar dat men zeggen moet : in het Goetheanisme, met al zijn individualisme, ligt datgene wat noodzakelijkerwijze moet samengaan met wat zich als socialisme wil uiten, zodat men op een bepaalde manier twee polen moet aannemen waar de mensheid naar evolueert in de vijfde na-Atlantische cultuurperiode : aan de ene kant het individualisme, aan de andere kant het socialisme.
Maar deze dingen moeten juist begrepen worden. En het juiste begrijpen, dat is noodzakelijk daarmee verbonden dat men een inzicht verwerft in wat bij het socialisme moet bijkomen als het werkelijk in de richting van de mensheidsevolutie wil ontwikkelen.
De socialisten van vandaag hebben er geen flauw idee van. Het gaat er vooral om dat tegelijk met dit socialisme een juist gevoel moet ontwikkeld worden voor het wezen van de hele mens, de lichamelijke mens, de mens met een ziel, de geestelijke mens.
( …. )
Wat is dit socialisme ? De werkelijke impuls van het socialisme bestaat er namelijk in dat de mens werkelijk zover moet komen om in de uiterlijke sociale structuur de broederlijkheid te ontwikkelen in de ruimste zin van het woord. Echte broederlijkheid heeft vanzelfsprekend niets te maken met gelijkheid. Bekijkt u dat binnen de familie : als één broeder zeven jaar is en de andere is pas geboren, dan kan men natuurlijk niet van gelijkheid spreken. Broederlijkheid moet eerst begrepen worden.
( …. ) Parallel met de ontwikkeling van het socialisme moet de meest absolute gedachtenvrijheid bestaan wat betreft religieuze zaken. Het socialisme van nu, in zijn gedaante van sociaal-democratie, vertaalt dat als : godsdienst is privé-aangelegenheid. Maar dat wordt in de praktijk gebracht, zo ongeveer zoals een woedende stier de broederlijkheid in de praktijk brengt als hij op iemand losstormt. Daar is nu totaal geen begrip voor, want het socialisme in zijn huidige vorm is zelf religie : het ageert als een sekte en treedt op met een ongelofelijke intolerantie.
( …. )
Doordat de verschillende impulsen in het echte leven door elkaar heen werken, daardoor komt het dat vandaag de dag het socialisme vaak het tegendeel is van wat ik u vandaag als zijn principe geschetst heb. Het is tiranniek, machtswellustig, het is datgene wat het liefst al het andere zou willen beheersen. In zijn wezen is het socialisme het bestrijden van de wederrechtelijke vorst van deze wereld, want de wederrechtelijke vorst van deze wereld treedt dan op als men de Christusimpuls of het geestelijke, uiterlijk naar staatsprincipes organiseert.
( …. )
Het komt er niet op aan zich vast te klampen aan slogans : democratie, socialisme enz. – maar waar het op aan komt is dat men de werkelijkheid achter de woorden doorziet.”

Is Rudolf Steiner een socialist omdat hij de sociale hoofdwet geformuleerd heeft ?

Deze hoofdwet is geen partijprogramma ! Wat antroposofische socialisten over het hoofd zien is dat naast de broederlijkheid ook het individualisme moet ontwikkeld worden. Noch het een noch het ander kan opgelegd worden. Die ontwikkeling moet in vrijheid gebeuren.

In zijn “De sociale impuls van de antroposofie” (op blz. 44) betreurt Dieter Brüll dat er in de vroege 19de eeuw geen denker optrad die de idee van de broederlijkheid uitwerkte, terwijl die er wel waren voor het rechtsleven en het geestesleven. Toen Karl Marx verscheen benadrukte hij vooral de verwoestingen van het kapitalisme en niet de zegeningen. Hij maakte een karikatuur van de broederlijkheid, maar spijtig genoeg blijft die karikatuur de linkse intellectuelen beïnvloeden.

.
Om de vrijheid en de pool van het individualisme eens wat meer in de verf te zetten, drukken we op de volgende bladzijden enkele langere uittreksels af uit het hoofdwerk van Ayn Rand.

Wie was Ayn Rand, vragen we, met een knipoog naar de eerste zin van het boek : “Wie is John Galt ?” Ayn Rand ( echte naam Alissa Zinovievna Rosenbaum (1905 - 1982) maakte de overgang mee naar het Sovjet-systeem in 1917 en ondervond aan den lijve de verarming en de terreur die daarmee gepaard ging. Ze kon naar de V.S. vluchten maar stelde tot haar leedwezen vast dat sinds 1933 dezelfde totalitair-socialistische ideeën de Amerikaanse maatschappij in hun greep kregen.

In 1957 verscheen Atlas Shrugged (in het Nederlands vertaald als Wereldschok en Atlas In Staking) dat insloeg als een bom en intellectueel Amerika op zijn kop zette. Atlas Shrugged werd in 2012 opnieuw uitgegeven door als 'De kracht van Atlantis'.

_____________

Ayn Rand wordt wel een van de belangrijkste inspiratoren van het libertarisme genoemd. In de VS werd Atlas Shrugged door lezers van de Book-of-the-Month Club genoemd als het tweede boek dat hun leven veranderde, na de bijbel (1991).

De grootste filosofische invloed op haar denken kwam door Aristoteles !
Om hem te huldigen verwees ze in de titels van de drie delen van Atlas Shrugged naar hem :
( Ontegenstrijdigheid, Het een of het ander, A is A) en ook in de titel van een hoofdstuk (De Onbewogen Bewegers).

Omdat haar denken wortelt in het aristotelisme, is zij ook voor antroposofen interessante lectuur.




.

Uit “Atlas shrugged”

Eén van de hoofdpersonages gaat in discussie met pseudo-progressieven ….
( blz. 481)

'Dus u denkt dat geld de wortel is van alle kwaad?' zei Francisco d'Anconia. 'Hebt u zich ooit afgevraagd wat de basis van geld is ? Geld is een ruilmiddel, dat niet kan bestaan tenzij er goederen worden geproduceerd en er mensen zijn om ze te produceren. Geld is de materiële vorm van het principe dat mensen die met elkaar willen omgaan, handel moeten drijven en iets waardevols moeten geven in ruil voor iets anders waardevols. Geld is niet het middel van de klaplopers die aanspraak maken op een product met behulp van tranen, of van de plunderaars die het je afhandig maken met geweld. Geld wordt slechts mogelijk gemaakt door de mensen die iets produceren. Is dat wat u beschouwt als kwaad ?
Wanneer u geld aanneemt als betaling voor uw inspanning, doet u dat alleen in de overtuiging dat u het zult ruilen voor een product dat afkomstig is van de inspanning van anderen. Het zijn niet de klaplopers en de plunderaars die de waarde aan geld toekennen. Nog niet een zee vol tranen, noch alle vuurwapens in de wereld kunnen die stukjes papier in uw portemonnee veranderen in het brood dat u nodig hebt om morgen te overleven. Die stukjes papier, die goud hadden moeten zijn, vormen een erecode — uw aanspraak op de energie van de mensen die iets produceren.
Uw portemonnee is uw bewijs van hoop dat er ergens in de wereld om u heen mensen zijn die niet in gebreke zullen blijven aangaande dat morele principe dat de basis van geld is. Is dat wat u beschouwt als kwaad?

Hebt u ooit gezocht naar de basis van productie? Kijk bijvoorbeeld eens naar een dynamo, en durf uzelf dan wijs te maken dat die is gecreëerd door de spierkracht van gedachteloze bruten. Probeer eens een graankorrel te kweken zonder de kennis die u is nagelaten door mensen die die eerst hebben moeten ontdekken. Probeer uw voedsel te verkrijgen door louter fysieke bewegingen — en u zult erachter komen dat het verstand van de mens de oorsprong is van alle goederen die worden geproduceerd en van alle rijkdom die ooit op aarde heeft bestaan.

Maar u zegt dat geld wordt verkregen door de sterkeren ten koste van de zwakkeren? Welke sterkte bedoelt u? Het is niet de sterkte van vuurwapens of spieren. Rijkdom is het resultaat van het menselijk vermogen tot nadenken. Wordt geld dan verdiend door de persoon die een motor uitvindt, ten koste van degenen die hem niet uitvinden? Wordt geld soms verdiend door de intellectuelen ten koste van de sufferds? Of door de bekwamen ten koste van de onkundigen? Door de ambitieuzen ten koste van de luiaards? Geld wordt verdiend — voordat het kan worden geplunderd of afgesmeekt — verdiend door de inspanning van ieder eerlijk mens, ieder naar de mate van zijn bekwaamheid. Een eerlijk mens is iemand die weet dat hij niet meer kan verteren dan hij heeft geproduceerd.
Het handeldrijven door middel van geld is de gedragscode van de mensen van goede wil. Geld berust op de veronderstelling dat ieder mens de eigenaar is van zijn verstand en zijn inspanning. Geld geeft niemand de bevoegdheid om de waarde van uw inspanning te bepalen, behalve de persoon die er vrijwillig voor kiest zijn inspanning als handelswaar aan u terug te geven. Geld stelt u in staat datgene voor uw goederen en uw arbeid te verkrijgen wat ze waard zijn voor degenen die ze kopen, maar niet meer.

Geld staat alleen transacties toe die tot wederzijds voordeel strekken volgens het vrije oordeel van de handelaren. Geld verlangt de erkenning van u dat mensen moeten werken voor hun eigen bestwil, niet in hun eigen nadeel; voor hun verdienste, niet voor hun verlies — de erkenning dat ze geen lastdieren zijn, geboren om de last van uw ellende te dragen — dat u hun waarden moet aanbieden, geen verwondingen — dat de gemeenschappelijke band tussen hen niet bestaat in het uitwisselen van lijden, maar in het uitwisselen van goederen. Geld verlangt dat u niet uw zwakheid verkoopt aan de stompzinnigheid van mensen, maar uw talent aan hun verstand; het verlangt dat u niet het meest waardeloze koopt dat zij u aanbieden, maar het beste wat u voor uw geld kunt krijgen. En wanneer mensen leven op basis van handel — met hun verstand in plaats van geweld als scheidsrechter — dan wint het beste product, de beste prestatie en degene met het beste oordeel en de hoogste bekwaamheid — en het niveau van iemands productiviteit bepaalt het niveau van zijn beloning. Dat is de gedragscode van het bestaan met geld als middel en symbool. Is dat wat u beschouwt als kwaad ?
Maar geld is slechts een middel. Het kan u overal brengen waar u wilt, maar het zal u niet vervangen als de bestuurder. Het zal u de middelen geven voor de bevrediging van uw wensen, maar het zal u geen wensen verschaffen. Geld is de gesel van de mensen die proberen de wet van oorzaak en gevolg om te keren — de mensen die proberen het verstand te vervangen, door het product van het verstand te confisqueren.

Geld stelt de man die niet weet wat hij wil, niet in staat vreugde te kopen: geld zal hem geen waardesysteem verschaffen als hij de kennis uit de weg is gegaan over wat hij zou moeten waarderen, en het zal hem ook geen doel verschaffen als hij heeft vermeden een keuze te maken in waar hij op af zou moeten gaan. Geld zal de sufferd geen intelligentie verschaffen, of de lafaard bewondering, of de onbenul respect. De persoon die probeert de hersenen van zijn meerderen te kopen zodat ze hem dienen, waarbij zijn geld in de plaats komt van zijn oordeel, wordt uiteindelijk het slachtoffer van zijn minderen. De intelligente mannen laten hem in de steek, maar de zwendelaars en de fraudeurs komen in drommen op hem af, aangetrokken door de wet die hij niet heeft ontdekt: dat geen enkele man kleiner kan zijn dan zijn geld. Is dat de reden waarom u het kwaad noemt ?
Alleen de man die hem niet nodig heeft, is geschikt om rijkdom te erven — de man die toch wel zijn eigen fortuin zou opbouwen, ongeacht waar hij begon. Als een erfgenaam zijn geld waard is, zal het hem dienen; zo niet, dan zal het hem vernietigen. Maar u kijkt toe en u roept dat geld hem corrupt heeft gemaakt. Is dat zo? Of heeft hij zijn geld corrupt gemaakt ?
Wees niet jaloers op een waardeloze erfgenaam; zijn rijkdom is niet van u en u zou er niet beter mee zijn omgegaan. Denk niet dat het fortuin onder u verdeeld had moeten worden; de wereld opzadelen met vijftig parasieten in plaats van één zou de gestorven deugd, die het fortuin was, niet terugbrengen. Geld is een levende kracht, die sterft als ze haar wortel kwijt is.
Geld zal niet ten dienste staan van het verstand dat het niet kan evenaren.
Is dat de reden waarom u het kwaad noemt ?
Geld is uw middel om te overleven. Het oordeel dat u uitspreekt over de bron van uw levensonderhoud, is het oordeel dat u uitspreekt over uw leven. Als de bron corrupt is, hebt u uw eigen bestaan verdoemd. Heeft u uw geld verkregen door fraude ? Door in te spelen op de ondeugden of de dommigheid van mensen? Door voedsel te verschaffen aan dwazen, in de hoop meer te ontvangen dan uw bekwaamheid verdient ? Door uw normen te verlagen? Door werk te doen dat u verafschuwt, voor kopers die u minacht? Zo ja, dan zal uw geld u geen moment en geen cent vreugde opleveren. Dan zullen alle dingen die u koopt, niet een aanwinst voor u worden, maar een verwijt; niet iets wat u hebt bereikt, maar een herinnering aan schaamte. Dan zult u schreeuwen dat geld kwaad is. Kwaad, omdat het uw zelfrespect niet wilde vervangen? Kwaad, omdat het u niet wilde laten genieten van uw verdorvenheid? Is dat waarom u geld haat ?

Geld zal altijd een gevolg blijven, en het zal weigeren uw plaats in te nemen als de oorzaak. Geld is het product van deugd, maar het zal u geen deugd geven en het zal uw ondeugden niet afkopen. Geld zal u niet geven wat u niet verdiend hebt, niet in materieel én niet in geestelijk opzicht. Is dat de wortel van uw haat tegen geld?

Of zei u dat het de liefde voor geld is, die de wortel is van alle kwaad? Een ding liefhebben is de aard ervan kennen en liefhebben. Het liefhebben van geld is: het feit erkennen, en liefhebben, dat geld is geschapen door het beste dat u in u heeft, en dat het u in staat stelt uw inspanning te ruilen tegen de inspanning van de beste mensen. Degene die zijn ziel zou verkopen voor een stuiver, is degene die het luidst verkondigt dat hij geld haat — en hij heeft goede redenen om het te haten. De liefhebbers van geld zijn bereid ervoor te werken. Zij weten dat ze in staat zijn het werkelijk te verdienen.
Laat ik u een tip geven voor een goed begrip van het menselijk karakter : de man die geld afkraakt heeft het op oneerlijke wijze verkregen; de man die het respecteert heeft het verdiend. Loop zo hard u kunt weg van een man die u vertelt dat geld kwaad is. Die zin is als de waarschuwende bel van een melaatse, en geeft aan dat er een plunderaar in aantocht is. Zolang mensen samen op aarde leven en middelen nodig hebben om met elkaar om te gaan, is hun enige alternatief, als zij van geld afstappen — de loop van een vuurwapen.

Maar geld verlangt de hoogste deugden van u, als u het wilt verdienen of houden. Mensen die geen moed, trots of eigenwaarde hebben, mensen die geen moreel besef hebben van hun recht op hun geld en die niet bereid zijn het te verdedigen zoals ze hun leven verdedigen, mensen die zich verontschuldigen omdat ze rijk zijn — zij zullen niet lang rijk blijven. Zij vormen het natuurlijke aas voor de zwermen plunderaars die zich al eeuwenlang onder rotsen schuilhouden, en die tevoorschijn komen kruipen zodra ze lucht krijgen van een man die smeekt om vergiffenis omdat hij rijkdom bezit. Zij zullen hem zo snel mogelijk van zijn schuldgevoel verlossen — en van zijn leven, wat hij ook verdient.
Verder zult u getuige zijn van de opkomst van de mensen met dubbele maatstaven — de mannen die zelf gebruikmaken van geweld, maar die toch rekenen op anderen die van handel leven om het geplunderde geld van waarde te voorzien — zij die meeliften op andermans deugd. In een morele samenleving zijn dat de criminelen, en de grondwetten zijn geschreven om u tegen hen te beschermen. Maar wanneer een samenleving rollen creëert voor mensen die het recht hebben crimineel te zijn, en voor plunderaars die de wet achter zich hebben - mannen die geweld gebruiken om de rijkdom van ontwapende slachtoffers te confisqueren - dan zal het geld wraak nemen voor zijn scheppers. Dergelijke plunderaars denken dat het veilig is om weerloze mensen te beroven, zodra ze een wet hebben aangenomen om hen te ontwapenen. Maar hun buit wordt de magneet voor andere plunderaars, die alles weer van hen afpakken net zoals zij het gepakt hebben. Uiteindelijk is het geen wedloop meer tussen de personen met de meeste productievaardigheid, maar tussen degenen die het meest meedogenloos en gewelddadig zijn. Wanneer geweld de maatstaf is, wint de moordenaar het van de zakkenroller. En die samenleving gaat ten onder in een puinhoop van vernieling en slachtpartijen.

Wilt u weten of die dag in aantocht is? Houd het geld in de gaten. Geld is de barometer van de deugdzaamheid van een samenleving. Wanneer u ziet dat er handel wordt gedreven, niet met instemming, maar onder dwang — wanneer u ziet dat u om te kunnen produceren, toestemming nodig hebt van mensen die niets produceren — wanneer u ziet dat geld vloeit naar degenen die niet in goederen maar in gunsten handelen — wanneer u ziet dat mensen rijker worden door omkoperij en beïnvloeding dan door werk, en dat uw wetten u niet meer beschermen tegen hen, maar hen beschermen tegen u — wanneer u ziet dat corruptie wordt beloond en eerlijkheid een zelfopoffering wordt — dan weet u dat uw samenleving ten ondergang gedoemd is. Geld is een dermate edel ruilmiddel dat het niet de concurrentie aangaat met vuurwapens en het niet op een akkoordje gooit met geweld. Het zal een land niet laten overleven wanneer het half eigendom is en half buit.

Wanneer ergens vernielers verschijnen onder de mensen, beginnen ze met het vernietigen van geld, want geld beschermt mensen en vormt de basis van een moreel bestaan. Vernielers confisqueren het goud en laten de eigenaren ervan zitten met een valse stapel papier. Dat helpt alle objectieve maatstaven om zeep en levert de mensen uit aan de toevallige macht van degene die toevallig zijn waarden aan hen oplegt. Goud had een objectieve waarde, het was het equivalent van geproduceerde rijkdom. Papier is een hypotheek op een rijkdom die niet bestaat, gesteund door een vuurwapen dat gericht is op degenen die worden geacht hem te produceren. Papier is een cheque die door legale plunderaars wordt uitgeschreven vanaf een rekening die niet de hunne is: namelijk op basis van de deugd van de slachtoffers. Hoed u voor de dag waarop die cheque terugkomt met de aantekening: Onvoldoende saldo op rekening.
Wanneer u de middelen die nodig zijn om te overleven hebt bestempeld als kwaad, verwacht dan niet dat de mensen goed zullen blijven. Verwacht niet dat hun moreel hoog zal blijven en dat ze hun leven zullen geven om te dienen als kanonnenvoer voor het immorele. Verwacht niet dat ze dingen zullen produceren, als productie wordt gestraft en plundering wordt beloond. Vraag niet: "Wie is bezig de wereld te vernietigen?" Dat doet u zelf.

U staat te midden van de grootste prestaties van de grootste productieve samenleving, en u vraagt zich af waarom die om u heen aan het afbrokkelen is, terwijl u haar levensbloed vervloekt — geld. U kijkt naar geld zoals de wilden deden vóór u, en u vraagt zich af waarom de rimboe oprukt tot aan de rand van uw steden. De hele menselijke geschiedenis lang is geld telkens weer ingepikt door plunderaars, wier benaming wisselde maar wier methoden hetzelfde waren: geweld gebruiken om rijkdom in te pikken en de producenten ervan knevelen, vernederen en te schande maken in plaats van eren. Die uitdrukking dat geld kwaad is, die u met zo'n arrogante roekeloosheid gebruikt, stamt uit de tijd toen rijkdom werd geproduceerd door de arbeid van slaven — slaven die de bewegingen herhaalden die ooit waren ontsproten aan het verstand van iemand, zodat die eeuwenlang hetzelfde bleven zonder enige verbetering. Zolang productie werd geregeld met geweld en rijkdom werd verkregen door verovering, was er niet veel te veroveren. Toch bleven de mensen eeuwenlang, ondanks stagnatie en hongersnood, de plunderaars verheerlijken als aristocraten van het zwaard, als aristocraten van geboorte, als aristocraten van het kantoor, en bleven ze de producenten verachten als slaven, als kooplieden, als winkeliers — als industriëlen.
Tot eer en glorie van het mensdom ontstond er, voor de eerste en enige keer in de geschiedenis, een land van geld — en dat is de hoogste, eerbiedigste lof die ik Amerika kan toezwaaien, vanwege deze bestaansmiddelen: een land van gezond verstand, gerechtigheid, vrijheid, productie en prestatie. Voor de eerste keer kregen het menselijk verstand en geld de vrijheid, en werden fortuinen niet vergaard door verovering, maar door werk. En in plaats van zwaardvechters en slaven verscheen de echte maker van rijkdom, de meest geweldige werker, de hoogste soort van menselijk wezen — de selfmade man — de Amerikaanse industrieel.

Als u mij vraagt wat Amerikanen bovenal hebben gepresteerd, zou ik kiezen voor het feit dat zij de uitdrukking “to make money” hebben bedacht — omdat dat alle andere aspecten omvat. Geen enkele taal of natie had die woorden ooit eerder gebruikt. De mens had altijd aan rijkdom gedacht als een statische hoeveelheid — die kan worden ingepikt, afgesmeekt, geërfd, gedeeld, geplunderd of verkregen als gunst. Amerikanen waren de eersten die begrepen dat rijkdom gecreëerd moet worden. De woorden “to make money” bevatten de essentie van menselijke moraliteit.
Toch waren dit de woorden waarvoor de Amerikanen werden afgekeurd door de ellendige culturen van de continenten der plunderaars. Nu heeft het credo van de plunderaar u ertoe gebracht uw meest eervolle prestaties te beschouwen als een kenmerk van schaamte, uw welvaart als schuld, uw geweldigste mannen — de industriëlen — als schurken, en uw prachtige fabrieken als het product en het eigendom van spierkracht — de arbeid van slaven die met de zweep worden voortgedreven, zoals dat gebeurde bij de piramiden van Egypte. De ellendeling die grijnst dat hij geen verschil ziet tussen de macht van de dollar en de macht van de zweep, zou het verschil eens moeten voelen op zijn eigen huid — en dat zal hij ook wel een keer te voelen krijgen, denk ik.
Totdat u ontdekt dat geld de wortel is van al het goede, vraagt u om uw eigen vernietiging. Zodra geld niet langer het middel is waarmee mensen met elkaar handelen, worden mensen de middelen van andere mensen. Het is een kwestie van bloed, zwepen en vuurwapens — of dollars. Maak uw keuze — een andere is er niet, en uw tijd raakt op.'
( … )
Er waren mensen die hadden geluisterd, maar die zich nu weg haastten, en er waren mensen die zeiden: 'Het is afschuwelijk!' — 'Het is niet waar!' — 'Wat wreed en egoïstisch!' Ze zeiden het hardop en tegelijkertijd behoedzaam, alsof ze wilden dat hun buren het zouden horen, maar hoopten dat Francisco het niet zou horen.
'Senor d'Anconia,' verklaarde de vrouw met de oorbellen, 'ik ben het niet met u eens!'
'Als u één enkele zin die ik heb uitgesproken kunt weerleggen, mevrouw, zal ik het dankbaar aanhoren.'
'O, ik heb geen antwoord voor u. Ik heb helemaal geen antwoorden; mijn verstand werkt niet op die manier, maar ik heb niet het gevoel dat u gelijk hebt, dus weet ik dat u het mis hebt.' 'Hoe weet u dat dan?'
'Ik voél het. Ik ga niet af op mijn hoofd, maar op mijn hart. U mag dan goed zijn in logica, maar u bent harteloos.'
'Mevrouw, wanneer we straks mensen om ons heen zien doodgaan van de honger, zal uw hart van geen enkel aards nut zijn om hen te redden. En ik ben harteloos genoeg om te zeggen dat wanneer u gaat schreeuwen: "Maar ik wist het niet!" u geen vergeving zult krijgen.'
De vrouw keerde zich af, terwijl er een rilling door het vlees van haar wangen ging en met een boze trilling in haar stem. 'Nou, dat is bepaald een rare manier van praten op een feestje!'




.

Een ander hoofdpersonage heeft lange tijd weerstaan aan de druk van de regering om zeggenschap te krijgen over zijn bedrijf. Dan werd een overtreding vastgesteld en hij kon gechanteerd worden …
( blz. 511)



Dr. Ferris glimlachte. 'Dacht u dat we dat niet wisten? zei hij, waarbij zijn toon de indruk gaf dat hij uit de plooi wilde komen om indruk te maken op een medecrimineel door een vertoon van superieure geslepenheid.
'We hebben lang moeten wachten om vat op u te krijgen- Eerlijke mensen als u vormen zo'n probleem en kosten zoveel hoofdbrekens. Maar we wisten dat u vroeg of laat zou struikelen — en dat is precies wat we wilden.'
'U schijnt ermee ingenomen te zijn.'
'Heb ik daar geen goede reden voor?'
'Maar ik heb toch een van uw wetten overtreden.'
'Nou, waar denkt u dat die voor zijn ?'
Dr. Ferris zag de plotselinge uitdrukking op Reardens gezicht niet, de uitdrukking van een man die voor het eerst een glimp opvangt van datgene waar hij naar op zoek is. Dr. Ferris was voorbij het stadium waarin hij iets kon zien; hij stond klaar om de genadeklap uit te delen aan een dier dat in de val was gelopen.
'Dacht u werkelijk dat we willen dat die wetten worden nageleefd? zei dn Ferris. 'We willen dat ze overtreden worden. U kunt maar beter goed begrijpen dat u niet te maken hebt met een stelletje padvinders — dan begrijpt u meteen dat dit niet de tijd is voor fraaie gebaren. Wij zijn uit op macht, en het is menens. Jullie waren zo voorzichtig, maar wij kennen het klappen van de zweep, en dat kunt u maar beter goed in de gaten hebben.
Er is geen manier om te heersen over onschuldige mensen De enige macht die een overheid heeft, is de macht om criminelen hard aan te pakken. Nou, wanneer er te weinig criminelen zijn, dan moet je ze maken.
Dan bombardeer je zóveel dingen tot misdaad dat het onmogelijk wordt voor mensen om te leven zonder wetten te overtreden. Wie wil er nu een natie van gezagsgetrouwe burgers? Wat heeft iemand daar nu aan? Maar neem gewoon de soort wetten aan die niet kunnen worden nageleefd, of afgedwongen, en die ook niet objectief kunnen worden geïnterpreteerd — en je schept een natie van wetsovertreders, en dan profiteer je van hun schuldigheid. Welnu, dat is het systeem, meneer Rearden, dat is het spel, en als u het eenmaal begrijpt zal het veel eenvoudiger zijn om met u zaken te doen.'



.

"Van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte."

In GA 329 (op blz. 45) zegt Rudolf Steiner over deze slogan dat die niet zozeer een socialistisch ideaal als wel een algemeen ideaal moet zijn. Maar hij wijst erop dat Lenin en Marx zelf daarbij opgemerkt hebben dat dit ideaal niet te realiseren is met de mensen van nu, er zou een nieuw type mens moeten ontstaan. Ja, zegt Steiner, als men daar moet op wachten, kunnen we beter collectief zelfmoord plegen. Hij stelt voor om te kijken naar de oorzaak van de sociale problemen en daar de oplossing te zoeken : de vermenging van economie en geestesleven met het staatsapparaat.

Dieter Brüll in “De sociale impuls van de antroposofie” :

"Het behoort tot de interessantste sociale fenomenen, dat het kennelijk aan de rand van het bestaansminimum gemakkelijker is om jegens de behoeften en begeerten van anderen tolerant te zijn dan in welgestelde omstandigheden. Dat dit zo is, ligt aan het feit, dat wij ons met de behoeften van de ander betrekkelijk gemakkelijk kunnen identificeren; zij verschillen nauwelijks van de mijne of, zoals men in Amerika zegt: onder de riem zijn wij allen gelijk. Het is onze vrijwel identieke biologische basis, die, als ik tegenover een concrete mens sta, een gevoel van solidariteit doet ontstaan. De échte moeilijkheden beginnen, als ik op het begeerteleven van de ander bots, dat wil zeggen die consumptieve wensen, die hun oorsprong in zijn zieleleven hebben. Hoe ruimdenkend ik ook met mijn eigen begeerten moge omgaan, zodra ik ze bij een ander ontdek, ontwaakt de moralist in mij. En die wordt duizendvoudig versterkt, als zijn begeerten dan ook nog uit 'mijn' inkomen worden bevredigd !"



Een mooie illustratie van het utopische van dit ideaal schetst Ayn Rand op blz. 773 van ‘Atlas Shrugged’




'Nou, er was iets wat plaatsvond in die fabriek waar ik twintig jaar gewerkt heb. Het was toen de oude heer stierf en zijn erfgenamen het overnamen. Ze waren met z'n drieën, twee zonen en een dochter, en ze brachten een nieuw plan naar voren om de fabriek te besturen. Ze lieten ons er ook over stemmen, en iedereen — bijna iedereen — stemde vóór. We wisten niet beter. We dachten dat het goed was. Nee, dat is ook niet waar. We dachten dat we hoorden te vinden dat het goed was. Het plan was dat iedereen in de fabriek zou werken naar zijn vermogen, maar zou worden betaald naar zijn behoefte.
( …. )

Weet u hoe het werkte, dat plan, en wat het de mensen aandeed ? Probeer maar eens water te gieten in een tank met een afvoerpijp in de bodem waardoor zij sneller leegloopt dan je haar kunt vullen, en elke emmer die je erbij doet maakt dat die pijp nog een paar centimeter breder wordt, en hoe harder je werkt, des te meer wordt er van je gevraagd; en dan sta je daar veertig uur per week emmers leeg te gooien, en dan achtenveertig, en vervolgens zesenvijftig — voor het avondeten van je buurman — voor de operatie van zijn vrouw — voor de mazelen van zijn kinderen — voor de rolstoel van zijn moeder — voor het overhemd van zijn oom — voor de opleiding van zijn neef — voor de baby van de buren — voor de baby die op komst is — voor iedereen waar dan ook om je heen. Het is aan hen om te ontvangen, van luiers tot kunstgebitten — en aan jou om te werken, van zonsopgang tot zonsondergang, maand in, maand uit, jaar in, jaar uit, met niets tastbaars ervoor in de plaats behalve je eigen zweet, met niets om naar uit te kijken behalve hun genoegen, je hele leven lang zonder rust, zonder hoop, zonder eind... Van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte

We zijn allemaal één grote familie, hielden ze ons voor, we doen het allemaal samen. Maar je staat niet allemaal samen tien uur per dag met een autogeen lasapparaat te werken; en je krijgt niet allemaal samen buikpijn Wat is iemands vermogen en welke behoefte van wie komt het eerst? Als het allemaal één vergaarbak is, kun je toch niet iedereen zomaar laten beslissen wat zijn eigen behoefte is, of wel? Als je dat deed, zou hij kunnen beweren dat hij behoefte had aan een zeiljacht — en als zijn gevoelens het enige zijn waar je op af kunt gaan, zou hij het nog kunnen bewijzen ook.

Waarom niet ? Als ik pas een auto mag bezitten nadat ik mezelf het ziekenhuis in gewerkt heb om een auto te verdienen voor iedere klaploper en iedere naakte primitieveling op aarde — waarom zou hij dan niet ook nog een zeiljacht van mij verlangen, als ik nog steeds in staat ben om door te gaan zonder in elkaar te zakken ? Nee ? Mag hij dat niet ? Waarom kan hij dan verlangen dat ik mijn koffie zonder melk moet drinken totdat hij zijn zitkamer opnieuw gepleisterd heeft ? ... Och, nou ja... Hoe dan ook, er werd besloten dat mensen niet het recht hadden hun eigen behoefte of vermogen te beoordelen. Daar stémden we over. Ja, mevrouw, daar stemden we over in een openbare bijeenkomst, tweemaal per jaar. Hoe moest het anders gedaan worden? Kunt u zich indenken hoe zo'n bijeenkomst verliep? We hadden slechts één bijeenkomst nodig om te ontdekken dat we bedelaars waren geworden — rottige, klagende, snotterende bedelaars, wij allemaal, want niemand kon aanspraak maken op zijn loon als zijn rechtmatige verdienste; hij had geen rechten en geen verdiensten; zijn werk behoorde hem niet toe, het behoorde toe aan "de familie", en zij waren hem daarvoor niets schuldig, en de enige aanspraak die hij kon maken was zijn "behoefte" -- dus moest hij in het openbaar bedelen om verlost te worden van zijn behoeften, als een willekeurige armzalige klaploper, waarbij hij al zijn moeilijkheden en misère de revue liet passeren, tot en met zijn opgelapte onderbroek en de verkoudheden van zijn vrouw, in de hoop dat "de familie" hem de aalmoes zou toewerpen. Hij moest beweren dat hij noodlijdend was, want nood, en niet werk, was waar het om ging — en dus veranderde het in een wedstrijd tussen zesduizend bietsers, die allemaal beweerden dat hun behoeftigheid groter was dan die van hun naasten.
Hoe moest het anders gedaan worden? Kunt u zich voorstellen wat er gebeurde, wat voor mannen zich stilhielden, met een gevoel van schaamte, en wat voor soort er met de pot vandoor gingen ?

Maar dat was nog niet alles. Er was nog iets waar we op diezelfde bijeenkomst achter kwamen. De productie van de fabriek was met veertig procent gekelderd in dat eerste halfjaar; dus werd er uitgemaakt dat iemand niet gewerkt had "naar zijn vermogen". Wie? Hoe kon je daarachter komen? Ook daar stemde "de familie" over. Ze stemden erover welke mannen het beste waren, en die mannen moesten de zes maanden daarop elke avond overwerken. Overwerk zonder loon — want je werd niet betaald op basis van tijd en niet op basis van geleverd werk, maar alleen naar behoefte.

Moet ik u nog vertellen wat er daarna gebeurde — en in wat voor soort schepselen wij allemaal begonnen te veranderen, wij die ooit menselijk waren geweest? We begonnen elke mogelijke vaardigheid die we hadden, te verbergen; we deden langzaam aan en waren enorm op onze hoede om maar niet harder of beter te werken dan de kerel naast ons. Wat konden we anders doen, nu we wisten dat, als we ons best deden voor "de familie", we geen dank of beloning zouden krijgen, maar straf? We wisten dat wij voor iedere rotzak die een partij motoren verknoeide en de firma geld kostte — ofwel door onachtzaamheid, omdat hij zich geen zorgen hoefde te maken, of vanwege regelrechte incompetentie — moesten boeten met onze avonden en onze zondagen. Dus deden we ons best om geen knip voor de neus waard te zijn. Er was één jonge knul die in het begin vol enthousiasme was voor het nobele ideaal; een slim joch zonder enige scholing, maar met een bijzonder koppie op zijn schouders. Het eerste jaar ontwikkelde hij een werkmethode die ons duizenden manuren bespaarde. Hij gaf die aan "de familie" en vroeg er niets voor; hij kon ook niets vragen, maar dat vond hij geen bezwaar. Het was voor het ideaal, zei hij. Maar toen bleek dat er op hem gestemd was als een van onze vaardigste mensen en hij werd veroordeeld tot nachtwerk, omdat we nog niet genoeg van hem hadden gekregen, deed hij zijn mond en zijn hersenen op slot. Reken maar dat hij het tweede jaar niet naar voren kwam met nieuwe ideeën.
Wat was het ook alweer dat ze ons altijd hadden voorgehouden over de venijnige concurrentie in het systeem van winst maken, waarbij iemand moest wedijveren om het beter te doen dan zijn medemensen? Gemeen, was 't niet? Nou, ze hadden eens moeten zien hoe het was toen we allemaal met elkaar moesten wedijveren om wie het slechtst mogelijke werk deed.

Er bestaat geen betere manier om een man te vernietigen dan hem in een situatie te brengen waar hij moet streven om niét zijn best te doen, waar hij zich moet inspannen om slecht werk te leveren, dag in, dag uit. Dat zal hem sneller aan z'n eind brengen dan drank of laksheid of een leven als bankovervaller. Maar we konden niets anders doen dan ongeschiktheid veinzen. De enige beschuldiging die we vreesden was te worden verdacht van vaardigheid. Vaardigheid was als een hypotheek op jezelf die je nooit zou kunnen afbetalen.
En wat was er om voor te werken ? Je wist dat je basishongerloontje toch wel werd uitbetaald, of je nou wel of niet werkte, jouw "tegemoetkoming voor huisvesting en voeding" werd het genoemd en je had geen kans om nog iets meer te krijgen boven op dat hongerloon, hoe hard je het probeerde. Je kon er niet op rekenen volgend jaar een nieuw stel kleren te kunnen kopen — ze zouden je een "kledingtoelage" kunnen geven of niet, dat hing ervan af of er niemand een been brak, geopereerd moest worden of meer baby's kreeg. En als er niet genoeg geld was voor nieuwe kleren voor iedereen, dan kon jij de jouwe ook niet krijgen.

Er was één man die zijn hele leven hard gewerkt had, omdat hij zijn zoon naar de universiteit wilde laten gaan. Nou, de jongen deed eindexamen van de middelbare school in het tweede jaar van het plan — maar "de familie" wilde de vader geen enkele "toelage" geven voor de universiteit. Ze zeiden dat zijn zoon pas naar de universiteit kon gaan als we voldoende hadden om de zonen van iedereen naar de universiteit te sturen — en dat we eerst alle kinderen naar de middelbare school moesten sturen, en dat we daarvoor zelfs niet genoeg hadden. De vader stierf het jaar daarop, in een steekpartij met iemand in een kroeg, een ruzie over niets bijzonders — dergelijke ruzies begonnen ons allemaal telkens te overkomen.
Dan was er een oudere kerel, een weduwnaar zonder familie, die één hobby had: grammofoonplaten. Ik vermoed dat hij nooit iets anders in zijn leven had geambieerd. Vroeger sloeg hij wel maaltijden over, alleen maar om een nieuwe plaat met klassieke muziek te kunnen aanschaffen. Nou, ze gaven hem geen enkele "toelage" voor grammofoonplaten — "persoonlijke luxe" noemden ze dat. Maar op diezelfde bijeenkomst werd er gestemd voor Millie Bush, iemands dochter; een gemeen, lelijk mormel van acht jaar, dat een gouden beugel voor haar vooruitstekende tanden moest hebben — dat was "medische noodzaak", want, zo had de bedrijfspsycholoog gezegd, het arme meisje zou een minderwaardigheidscomplex krijgen als haar tanden niet recht werden gezet. De oude kerel die van muziek hield, begon te drinken. Het werd zo erg dat je hem nooit meer helemaal nuchter zag. Maar blijkbaar was er één ding dat hij niet kon vergeten. Op een avond kwam hij wankelend de straat in, hij zag Millie Bush, haalde uit met zijn vuist en sloeg al haar tanden eruit. Maar dan ook werkelijk allemaal. Natuurlijk begonnen we allemaal te drinken, sommigen meer, anderen minder. Vraag me niet hoe we aan het geld ervoor kwamen. Wanneer alle nette pleziertjes worden verboden, zijn er altijd wegen om aan de beroerde te komen. Je gaat niet inbreken bij kruidenierswinkels in het donker en je gaat niet de zakken van je maten rollen om klassieke symfonieën of vishengels te kopen, maar als het is om stomdronken te worden en alles te vergeten -- dan doe je dat. Visgerei? Jachtgeweren? Fotocamera's? Hobby's? Er was geen enkele "amusementstoelage" voor wie dan ook. "Amusement” was het eerste wat ze lieten vervallen. Wordt er niet altijd van je verwacht dat je beschaamd bent om te protesteren wanneer iemand je vraagt iets op te geven, als het iets is waarin je plezier hebt? Zelfs op onze "tabakstoelage" werd gekort, tot we nog maar twee pakjes sigaretten per maand kregen — en dat was, zo zeiden ze, omdat het geld moest gaan naar het fonds voor babymelk. Baby's vormden het enige productieartikel dat niet verminderde, maar dat steeg en bleef stijgen — omdat de mensen niets anders te doen hadden, vermoed ik, en omdat ze zich geen zorgen hoefden te maken: de last van de baby drukte niet op hen, maar op "de familie". Het was zelfs de beste kans die je had om wat meer te krijgen en een tijdje op adem te komen: een "babytoelage". Dat, of anders een ernstige ziekte.

We hadden er niet lang voor nodig om te zien waar het op uitdraaide.
Iedere man die zich eerlijk opstelde, moest zichzelf alles ontzeggen. Hij had geen zin meer in vermaak, hij kreeg er een hekel aan om ook maar één cent te besteden aan tabak of een stukje kauwgum, omdat hij zich zorgen moest maken of er niet iemand anders was die meer behoefte had aan die ene cent. Hij schaamde zich voor elke mondvol eten die hij doorslikte, omdat hij zich afvroeg wiens lusteloze avonden van overwerk ervoor hadden betaald; want hij wist dat zijn eten niet zijn goed recht was, en hij koos ervoor om zich dan maar te laten uitzuigen, om liever de dupe te zijn dan een ander te duperen. Hij wilde niet trouwen en zijn ouders in zijn geboorteplaats niet helpen, om maar geen extra last te leggen op "de familie".

En als hij nog enig verantwoordelijkheidsgevoel had, kon hij niet trouwen en geen kinderen krijgen, zolang hij niets kon plannen, niets kon beloven en nergens op kon rekenen. Maar de luiaards en de onverantwoordelijken hadden de tijd van hun leven. Zij brachten baby's voort, zij brachten meisjes in moeilijkheden, zij sleepten er ieder waardeloos familielid bij uit het hele land, iedere ongetrouwde zwangere zus, voor een extra "arbeidsongeschiktheidstoelage"; zij kregen meer ziektes dan enige dokter kon weerleggen, zij vernielden hun kleren, hun meubels, hun huizen -- wat kon het hun schelen, "de familie" betaalde ervoor! Zij vonden meer manieren om "behoeftig" te worden dan de rest van ons zich ooit kon indenken — ze ontwikkelden er een speciale vaardigheid in, en dat was dan ook de enige vaardigheid die zij vertoonden.

Moge God ons helpen, mevrouw! Ziet u wat wij zagen? Wij zagen dat we een wet gekregen hadden om naar te leven, een morele wet noemden ze het, die degenen strafte die hem in acht namen -- omdat ze hem in acht namen. Hoe meer je probeerde ernaar te leven, des te meer had je te lijden; hoe meer je hem ontdook, des te groter was de beloning die je kreeg. Je eerlijkheid was een werktuig dat was overgeleverd aan de oneerlijkheid van iedereen om je heen. De eerlijke mensen betaalden, de oneerlijke mensen streken de opbrengsten op. De eerlijken verloren, de oneerlijken wonnen. Hoe lang konden mensen goed blijven onder een dergelijke wet van goedheid? Wij waren een tamelijk net stel kerels toen we begonnen. Er waren niet veel oplichters onder ons. We waren goed in ons werk en we waren er trots op en we werkten voor de beste fabriek in het land, waar de oude heer Starnes alleen maar de allerbeste arbeiders in dienst nam. Binnen een jaar onder het nieuwe plan was er geen eerlijke man meer over bij ons. Dàt was het kwaad, het soort kwaad uit de ergste hel dat predikers gebruikten om ons bang mee te maken, maar waarvan we nooit hadden verwacht het tijdens ons eigen leven te zien. Niet dat het plan die paar smeerlappen aanmoedigde, maar dat het nette mensen in smeerlappen veranderde, en dat dat het enige was wat het kon doen — en dat werd een moreel ideaal genoemd !

Waarvoor werden we eigenlijk geacht te willen werken? Uit naastenliefde? Welke naasten? Voor de schooiers, de nietsnutten, de klaplopers die we overal om ons heen zagen? En of ze nu de zaak aan het bedotten waren of volkomen onbekwaam waren, of ze onwillig of onkundig waren — wat voor verschil maakte dat voor ons? Als wij voor de rest van ons leven vastzaten aan het niveau van hun ongeschiktheid, al of niet geveinsd, hoe lang zouden we daar nog mee willen doorgaan? We konden niet bepalen hoe kundig ze waren, we hadden geen manier om hun behoeften te controleren — het enige wat we wisten, was dat we lastdieren waren die blindelings rondliepen in een plek die half ziekenhuis, half koeienstal was — een plaats waar je alleen maar ongeschiktheid, rampspoed en ziekte aantrof — dieren die daarheen gebracht waren om een behoefte te lenigen waarvan iemand beweerde dat iemand die had.

Naastenliefde? We leerden juist onze naasten te haten, voor het eerst in ons leven. We begonnen hen te haten vanwege elke maaltijd die ze opschrokten, elk pleziertje dat ze hadden, de ene man z'n nieuwe overhemd, de hoed van een ander z'n vrouw, een uitje met hun familie, een laagje verf op hun huis — want dat was van ons afgepakt, het werd betaald met onze ontberingen, onze ontzeggingen, onze honger. We begonnen elkaar te bespioneren, waarbij iedereen hoopte anderen te kunnen betrappen op leugens over hun behoeften, zodat hun "toelage" zou worden verminderd op de volgende bijeenkomst. We begonnen er verklikkers op na te houden die informatie verschaften over mensen; ze rapporteerden dat iemand op een zondag een kalkoen naar zijn familie had gesmokkeld — waarvoor hij waarschijnlijk had betaald met gokken. We begonnen in elkaars leven te wroeten. We lokten familieruzies uit om te bewerkstelligen dat ze hun verwanten eruit schopten. Telkens wanneer we een man zagen die verkering begon te krijgen met een meisje, maakten we zijn leven zuur. We hebben veel verlovingen kapotgemaakt. We wilden niet dat iemand ging trouwen, we wilden niet nog meer aanhang te eten geven.

Vroeger vierden we feest als iemand een baby kreeg; we legden botje bij botje en hielpen hem de ziekenhuisrekeningen te betalen, als hij toevallig even wat slecht bij kas zat. Maar nu praatten we als er een baby werd geboren wekenlang niet tegen de ouders. Baby's waren voor ons geworden wat sprinkhanen waren voor de boeren. Vroeger kwamen we een man te hulp als hij een ernstige ziekte in de familie had. Maar nu — nou, ik zal u over slechts één geval iets vertellen. Het betreft de moeder van een man die al vijftien jaar bij ons was. Het was een vriendelijke oude dame, opgewekt en verstandig, ze kende ons allemaal bij de voornaam en we vonden haar allemaal aardig — althans, zo was het. Op een dag gleed ze uit op de keldertrap, ze viel en brak haar heup. We wisten wat dat betekende op haar leeftijd. De bedrijfsarts zei dat ze naar een ziekenhuis in de stad moest worden gebracht voor kostbare behandelingen die lang zouden duren. De oude dame stierf de avond voordat ze naar de stad zou gaan. Ze hebben nooit de doodsoorzaak vastgesteld. Nee, ik weet niet of ze was vermoord. Niemand zei dat. Niemand wilde er echt over praten. Het enige wat ik weet is dat ik — en dat is wat ik niet kan vergeten! — mezelf er ook op had betrapt dat ik wenste dat ze dood zou gaan. Dat — moge God ons vergeven! — was de naastenliefde, de zekerheid, de overvloed die het plan werd geacht voor ons te bereiken !

Was er enige reden waarom iemand ooit een dergelijke verschrikking zou prediken? Was er iemand die daar voordeel aan kon ontlenen? Die was er. De Starnes-erfgenamen. Ik hoop dat u me er niet aan gaat herinneren dat ze een fortuin hadden opgeofferd en de fabriek aan ons hadden overgedragen als een geschenk. Daar werden wij ook door gefopt. Ja, ze gaven de fabriek op. Maar voordeel, mevrouw, dat hangt ervan af waar je op uit bent. En waar de Starnes-erfgenamen op uit waren, kon met geen geld ter wereld worden gekocht. Geld is daarvoor veel te schoon en te onschuldig.

Eric Starnes, de jongste, was een kwal die niet het lef had ergens speciaal op uit te zijn. Hij presteerde het te worden benoemd tot directeur van onze afdeling publiciteit, die niets deed, behalve dat hij een hele staf personeel had om niets te doen, dus hoefde hij niet de moeite te nemen om op kantoor rond te hangen. De betaling die hij daarvoor kreeg — nou, ik zou het geen "betaling" willen noemen, niemand van ons werd "betaald" de aalmoes die hem bij stemming werd toegekend was tamelijk bescheiden: ongeveer tien keer wat ik kreeg, maar dat was geen rijkdom. Eric gaf niet om geld — hij zou niet hebben geweten wat hij ermee moest doen. Hij bracht zijn tijd door met om ons heen hangen, om te laten zien hoe vriendelijk hij was en hoe democratisch. Hij wilde liefgehad worden, blijkbaar En dat wilde hij bereiken door ons eraan te blijven herinneren dat hij ons de fabriek had gegeven. We konden hem niet uitstaan.

Gerald Starnes was onze productiedirecteur. We zijn er nooit achter gekomen wat precies de omvang was van zijn commissie — zijn aalmoes. Er zou een heel korps accountants voor nodig zijn geweest om dat uit te vogelen, en een heel kader van ingenieurs om na te gaan op welke wijze het, direct of indirect, naar zijn kantoor werd geloodst. Niets ervan werd geacht voor hemzelf te zijn — het waren allemaal bedrijfsonkosten. Gerald had drie auto's, vier secretaresses, vijf telefoons, en hij had de gewoonte feesten met champagne en kaviaar te geven die geen enkele belastingbetalende magnaat in het land zich had kunnen veroorloven.

Hij gaf in één jaar meer geld uit dan zijn vader aan winst had binnengehaald in de laatste twee jaren van zijn leven. We zagen een stapel van vijftig kilo — vijftig kilo, we hebben ze gewogen — tijdschriften in het kantoor van Gerald, vol met verhalen over onze fabriek en ons nobele plan, met grote foto's van Gerald Starnes, waarin hij een geweldige sociale kruisvaarder werd genoemd. Gerald kwam graag 's avonds in de werkplaatsen, gekleed in avondkostuum, met flitsende diamanten manchetknopen ter grootte van een kwartje, en overal as van sigaren af schuddend. Iedere goedkope opschepper die met niets anders kan pronken dan met zijn geld, is al erg genoeg — behalve dat hij er geen punt van maakt dat het geld van hem is, en dat het je vrij staat hem aan te gapen of niet, wat je maar wilt, en meestal wil je dat niet. Maar wanneer een smeerlap als Gerald Starnes er een vertoning van maakt en blijft oreren dat hij niet om materiële rijkdom geeft, dat alles wat hij doet voor "de familie" is, dat al die weelde niet voor hemzelf is, maar ter wille van ons en voor het gemeenschappelijk welzijn, omdat het nodig is om het prestige van de firma en het nobele plan in de ogen van het publiek hoog te houden — dan leer je dat creatuur te haten zoals je nog nooit iets menselijks hebt gehaat.

Maar zijn zus Ivy was nog erger. Ze gaf echt helemaal niets om materiële rijkdom. De aalmoes die zij kreeg was niet groter dan de onze, en ze liep rond op versleten schoenen met platte hakken en in overhemdjurken — alleen maar om te tonen hoe onbaatzuchtig ze was. Ze was de directeur die ging over distributie. Ze was de dame die belast was met onze behoeften.
Ze was degene die ons in de wurggreep hield. Natuurlijk was het de bedoeling dat de verdeling bepaald werd door stemmen — door de stem van de mensen. Maar wanneer de mensen bestaan uit zesduizend jankende kelen, die proberen een beslissing te nemen zonder maatstaf, zonder houvast, als er geen spelregels zijn en iedereen van alles kan verlangen, maar nergens recht op heeft, als iedereen kan beschikken over het leven van alle anderen maar niet over dat van hemzelf — dan komt het erop neer, zoals ook het geval was, dat Ivy Starnes de stem van het volk is, Tegen het einde van het tweede jaar lieten we de schijn van de "familiebijeenkomsten" varen uit 't oogpunt van "productiviteit en besparing van tijd", want één bijeenkomst duurde gewoonlijk tien dagen — en werden alle verzoekschriften wegens behoefte eenvoudigweg naar het kantoor van juffrouw Starnes gestuurd. Nee, niet gestuurd. Ze moesten door iedere aanvrager bij haar persoonlijk worden voorgedragen. Daarna stelde ze een distributielijst op, die ze ons voorlas zodat wij erover konden stemmen, op een bijeenkomst die drie kwartier duurde. Wij stemden dan voor goedkeuring. Er werden tien minuten, volgens de agenda, uitgetrokken voor discussie en bezwaren. We maakten geen bezwaren. Tegen die tijd wisten we wel beter. Niemand kan de inkomsten van een fabriek verdelen onder duizenden mensen, zonder een maatstaf om de waarde van mensen aan af te meten. Haar maatstaf was strooplikken. Onbaatzuchtig? Toen haar vader er nog was, had al zijn geld hem nog niet de mogelijkheid gegeven onbestraft tegen zijn armzaligste vloerveger te spreken, zoals zij sprak tegen onze meest bekwame werklui en hun vrouwen. Ze had bleke ogen die er visachtig, koud en dood uitzagen. En als je ooit puur kwaad wilt zien, dan had je moeten zien hoe haar ogen fonkelden wanneer ze naar een man keek die ooit eens tegen haar in was gegaan en die zojuist zijn naam had gehoord op de lijst van degenen die niets kregen boven het basishongerloon. En als je dat zag, dan zag je het ware motief van enige persoon die ooit de slagzin predikte:
"Van ieder naar vermogen, aan ieder naar behoefte."

Dat was het hele geheim ervan. Aanvankelijk bleef ik me afvragen hoe het mogelijk kon zijn dat de hoogopgeleide, cultureel ontwikkelde en beroemde mensen in de wereld een vergissing van die afmeting konden begaan, en zo'n gruwel als dit konden presenteren als zijnde rechtvaardig terwijl vijf minuten nadenken hun had kunnen leren wat er zou gebeuren als iemand probeerde in praktijk te brengen wat zij predikten. Nu weet ik dat ze het niet per vergissing deden, wat voor vergissing dan ook. Vergissingen van die omvang worden nooit onschuldig gemaakt. Als mensen vallen voor een of andere gemene, krankzinnige aanpak, terwijl die nooit echt zou kunnen werken en ze geen mogelijke reden kunnen aanvoeren om hun keus te verklaren — dan is het omdat ze een reden hebben die ze niet willen vertellen. En wij waren ook niet zo onschuldig toen we voor dat plan stemden op de eerste bijeenkomst. We deden het niet alleen maar omdat we geloofden dat de onnozele kletskoek die ze uitkraamden, goed was. We hadden een andere reden, maar de kletskoek hielp ons die te verbergen voor onze medemensen en voor onszelf. De kletskoek stelde ons in staat iets voor deugd te laten doorgaan wat we anders nooit hadden durven bekennen. Er was geen enkele man die vóór stemde die niet dacht dat hij onder een dergelijk stelsel een deel kon verwerven van de verdiensten van de mannen die vaardiger waren dan hijzelf. Er was geen man rijk en slim genoeg om niet te denken dat iemand nog rijker en slimmer was, en dat dit plan hem een aandeel zou bezorgen in de rijkdom en het hersenwerk van die slimmere. Maar terwijl hij dacht dat hij onverdiende voordelen zou krijgen van de mannen boven hem, vergat hij dat de mensen onder hem eveneens onverdiende voordelen zouden krijgen. Hij dacht helemaal niet aan zijn ondergeschikten, die net zo hard stonden te trappelen om hem leeg te zuigen als hij had gehoopt zijn superieuren leeg te zuigen. De arbeider die wel iets voelde voor het idee dat zijn behoefte hem recht gaf op een limousine zoals die van zijn baas, vergat dat iedere schooier en bedelaar op aarde bij hem zou komen janken dat hun behoefte hun recht gaf op een koelkast zoals de zijne. Dàt was onze echte drijfveer toen we stemden — dat was de eigenlijke waarheid — maar we wilden dat niet graag denken, dus hoe minder het ons aanstond, des te harder hadden we het over onze liefde voor het gemeenschappelijk welzijn.

Nou, we kregen waar we om vroegen. Tegen de tijd dat we zagen waar we om vroegen, was het te laat. We waren erin getuind en we konden geen kant op. De beste mannen onder ons verlieten de fabriek in de eerste week van het plan. We raakten onze beste ingenieurs, hoofdopzichters, voormannen en meest bekwame werklui kwijt. Een man die zichzelf respecteert, verandert niet in een melkkoe voor een ander. Een paar kundige maten probeerden het uit te zingen, maar ze hielden het niet lang vol. We bleven onze mannen kwijtraken, ze bleven maar weglopen uit de fabriek als uit een pesthuis - totdat we alleen nog maar de behoeftige mannen overhadden, en geen bekwame mannen meer.

En de weinigen van ons die nog een beetje deugden maar aanbleven, waren gewoon degenen die er al te lang waren geweest. Vroeger liep er nooit iemand weg bij Twentieth Century — en op de een of andere manier konden we onszelf er niet van overtuigen dat het bedrijf verdwenen was. Na een tijdje konden we niet meer weglopen, want geen enkele werkgever wilde ons hebben — wat ik ze niet kwalijk kan nemen. Niemand wilde iets met ons te maken hebben, geen enkele respectabele persoon of firma. Al de kleine winkels waar we inkopen deden, begonnen snel uit Starnesville weg te gaan — totdat we alleen nog maar cafés overhadden, en gokhuizen en oplichters die rotzooi verkochten tegen woekerprijzen. De aalmoezen die we kregen werden steeds minder, maar de kosten van ons levensonderhoud gingen omhoog. De lijst met behoeftigen in de fabriek werd steeds langer, maar de lijst van klanten van de fabriek kromp. Er waren steeds minder inkomsten te verdelen over steeds meer mensen. Vroeger werd er vaak gezegd dat het Twentieth Century Motor-keurmerk even goed was als het karaatmerk op goud. Ik weet niet wat de Starnes-erfgenamen dachten, als ze al iets dachten, maar ik neem aan dat ze, zoals alle sociale planners en net als barbaren, dachten dat dit keurmerk een magisch stempel was dat als een soort voodoobetovering het gewenste resultaat leverde en hen rijk zou houden, zoals het hun vader rijk had gehouden, Nou, toen onze klanten in de gaten kregen dat we nooit een bestelling op tijd afleverden en nooit een motor leverden waar niets aan mankeerde, begon het magische stempel in tegenovergestelde richting te werken: de mensen wilden nog geen motor cadeau krijgen als het merk Twentieth Century erop stond. En het werd zo erg dat onze enige klanten mannen waren die nooit betaalden en ook nooit de bedoeling hadden hun rekeningen te betalen. Maar Gerald Starnes, die in zijn eigen publiciteit trapte, stapte verontwaardigd op zakenmensen af, met een air van morele superioriteit, en verlangde dat ze bestellingen bij ons zouden plaatsen, niet omdat onze motoren goed waren, maar omdat wij de bestellingen zo nodig hadden. Tegen die tijd kon zelfs een dorpsgek zien wat hele generaties hoogleraren voorgaven niet op te merken. Wat zou onze behoefte kunnen betekenen voor een krachtcentrale, wanneer de stroomgeneratoren uitvielen door onze gebrekkige motoren? Wat deed die ertoe voor een man die op een operatietafel lag wanneer het elektrische licht uitviel? Wat zouden de passagiers van een vliegtuig eraan hebben wanneer de motoren midden in de lucht uitvielen? En als ze ons product niet kochten vanwege de verdienste ervan, maar vanwege onze behoefte, zou dat dan de goede, de juiste, de morele keuze zijn voor de eigenaar van die krachtcentrale, voor de chirurg in dat ziekenhuis of voor de fabrikant van dat vliegtuig?

Toch was dat de morele wet die de hoogleraren en leiders en denkers overal op aarde hadden willen doen gelden. Als hij dat al aanrichtte in een enkel klein stadje waar we elkaar allemaal kenden, moet u zich eens indenken wat hij zou uitrichten op wereldschaal. U moet zich eens indenken hoe het zou zijn als je moest leven en werken terwijl je overgeleverd zou zijn aan alle rampen en alle lijntrekkerij ter wereld. Werken — en wanneer ook maar iemand ergens faalt, ben jij degene die het in orde moet brengen. Werken — zonder kans op promotie, terwijl je maaltijden en je kleren en je huis en je genoegens afhankelijk zijn van elke zwendel, elke hongersnood en elke epidemie waar dan ook op aarde. Werken — zonder enige kans op een extra rantsoen, totdat de Cambodjanen van voldoende voedsel zijn voorzien en de Patagoniërs de universiteit hebben doorlopen. Werken — aan een blanco cheque die in handen is van ieder schepsel dat geboren wordt, van mensen die je nooit zult ontmoeten, wier behoeften je nooit te weten zult komen, wier kundigheid of luiheid of onachtzaamheid of bedrog je nooit zult kennen terwijl je ook geen recht hebt om ze in twijfel te trekken — alleen maar werken, werken en nog eens werken — en het aan de Ivy's en de Geralds van de wereld overlaten om uit te maken wiens maag de inspanning, de dromen en de dagen van je leven zal opslokken. En dat is de morele wet die we zouden moeten accepteren? Dat is een moreel ideaal?

Nou, we probeerden het — en we hebben het geweten. Onze doodsstrijd duurde vier jaren, vanaf onze eerste bijeenkomst tot onze laatste, en hij eindigde op de enige manier waarop hij kon eindigen: in faillissement. Op onze laatste bijeenkomst probeerde Ivy Starnes nog de schijn op te houden. Ze hield een kort, lelijk, snibbig toespraakje waarin ze zei dat het plan mislukt was omdat de rest van het land het niet had geaccepteerd, dat een enkele gemeenschap niet kon slagen te midden van een zelfzuchtige, hebzuchtige wereld — en dat het plan een nobel ideaal was, maar dat de menselijke aard er niet goed genoeg voor was. Een jonge knul —- degene die gestraft was omdat hij ons een nuttig idee had verschaft in ons eerste jaar -- stond op, terwijl wij daar allemaal zwijgend zaten, en liep recht op Ivy Starnes af, op het podium. Hij zei niets. Hij spuugde in haar gezicht. Dat was het einde van het nobele plan en van de Twentieth Century.' ( … ) .



Het vrije geestesleven gaat in staking !
(blz. 862)




'Waarom?' riep ze. 'Waarom? Waar bent u mee bezig, u allemaal?'
'Wij staken,' zei John Galt. ( …. )
'Wat is hier voor schokkends aan? Er is in de menselijke geschiedenis slechts één mensensoort nooit in staking gegaan. Alle andere soorten en klassen zijn wel eens opgehouden met werken, als ze dat wilden; ze legden hun eisen voor aan de wereld, waarbij ze beweerden dat ze onmisbaar waren - allemaal, behalve de mannen die de wereld op hun schouders hebben gedragen, hem in leven hebben gehouden, die als enige betaling folteringen hebben ondergaan, maar die nooit uit protest het menselijk ras in de steek lieten. Welnu, hun beurt is gekomen. Laat de wereld maar eens ontdekken wie ze zijn, wat ze doen en wat er gebeurt wanneer zij weigeren te functioneren. Dit is de staking van de mensen van het verstand, juffrouw Taggart. Dit is het verstand dat staakt.' ( …. )
'Door de eeuwen heen,' zei hij, 'werd het verstand gezien als het kwaad; en elke vorm van belediging - van "ketter" tot "materialist" tot "uitbuiter"; elke vorm van onrechtvaardigheid — van verbanning tot ontneming van rechten tot onteigening; elke vorm van marteling — van hatelijkheden tot folterbank tot vuurpeloton, is gebruikt tegen degenen die de verantwoordelijkheid op zich namen om naar de wereld te kijken door de ogen van een levend bewustzijn en om de cruciale daad te verrichten van het leggen van een rationeel verband. Toch was het alleen in de mate waarin enkele mannen — in ketenen, in kerkers, in verborgen hoeken, in de cellen van filosofen, in de winkels van handelaren — doorgingen met denken, nog mogelijk voor de mensheid om te overleven. Gedurende al die eeuwen waarin de geestlozen vereerd werden en waarin de mensheid verkoos elke denkbare stagnatie te verduren of elke denkbare wreedheid te praktiseren, was het alleen aan de mensen die begrepen dat tarwe water moet hebben om te kunnen groeien, dat stenen die in een ronding worden gelegd een boog vormen, dat twee plus twee vier is, dat liefde niet wordt gediend met kwelling en dat het leven niet in stand gehouden wordt door vernietiging -- en alléén aan hen — te danken dat al die anderen momenten leerden ervaren waarop ze een sprankje menselijkheid bemerkten; en slechts de optelsom van dergelijke momenten maakte het hun mogelijk om verder te bestaan. Het was de man van de geest die hun leerde hun brood te bakken, hun wonden te genezen, hun wapens te smeden en de gevangenissen te bouwen waarin hijzelf gesmeten werd. Het was de man van mateloze energie en onbekommerde edelmoedigheid die wist dat stagnatie niet het lot van de mens is, dat machteloosheid niet zijn aard is, dat het vernuft van zijn verstand zijn edelste en meest vreugdevolle vermogen is - en in dienstbaarheid aan die liefde voor zijn bestaan stond hij alleen in dat voelen, ging hij door met werken, tegen elke prijs; hij werkte voor zijn plunderaars, voor zijn gevangenbewaarders, voor zijn folteraars, hij betaalde met zijn leven voor het voorrecht om het hunne te behouden. Dat was zijn glorie en zijn zonde — dat hij toeliet dat ze hem leerden zich schuldig te voelen over zijn glorie, hem leerden de rol van een offerdier te aanvaarden en, als straf voor de zonde van intelligentie, te sterven op de altaars van de geweldplegers. De tragische grap van de menselijke geschiedenis is dat op elk altaar dat door mensen werd opgericht, het altijd de mens was die zij offerden, en het dier dat ze koesterden. Altijd vereerde het mensdom de dierlijke eigenschappen, niet die van de mens: de afgod van het instinct en de afgod van de kracht, de mystici en de koningen :
de mystici, die verlangden naar een onverantwoordelijk bewustzijn, en die regeerden door te beweren dat hun duistere emoties superieur waren aan verstand, dat kennis zich aandiende in de vorm van blinde, ongemotiveerde aanvallen, die blindelings gevolgd moesten worden, zonder eraan te twijfelen; en de koningen, die regeerden met klauwen en spieren, met verovering als hun methode en plundering als hun doel, en met een knuppel of een vuurwapen het enige dat hun macht sanctioneerde. De kampioenen van de menselijke ziel maakten zich druk over zijn gevoelens, en de kampioenen van het menselijk lichaam maakten zich druk over zijn buik — maar ze spanden samen tegen zijn verstand.
Toch is niemand, zelfs het laagste menselijke wezen niet, ooit in staat volledig zijn hersens te verwerpen. Niemand heeft ooit geloofd in het onlogische; waar ze in geloven is het onbillijke.
Steeds wanneer iemand het verstand afkeurt, is het omdat zijn doel van zodanige aard is dat zijn verstand hem niet toelaat het te bekennen. Steeds wanneer hij tegenstrijdigheden predikt, doet hij dat in de wetenschap dat iemand de last van het onmogelijke zal accepteren; dat iemand het voor hem zal realiseren door zelf te lijden, door er zelf het leven bij te laten; vernietiging is de prijs die betaald wordt voor elke tegenstrijdigheid. Het zijn de slachtoffers die onrechtvaardigheid mogelijk maakten. Het zijn de mensen van de rede die de heerschappij van het beestachtige mogelijk maakten. De rede wegroven, dat is het motief geweest van iedere overtuiging op aarde die gekant was tegen de rede. Het wegroven van kennis en kunde is het doel geweest van iedere overtuiging die zelfopoffering predikte. En de rovers hebben het altijd geweten. Wij niet. Het is tijd geworden dat wij het gaan inzien.
Wat ons nu gevraagd wordt te aanbidden, is dat wat vroeger gekleed ging als God of koning: de naakte, verwrongen en hersenloze figuur van het menselijk Onbenul. Dat is het nieuwe ideaal, het doel waarop je moet mikken, het einddoel om voor te leven; en alle mensen worden beloond naar de mate waarin ze dat ideaal weten te benaderen. Dit is het tijdperk van de gewone man, vertellen ze ons — een titel waarop ieder mens kan bogen naar de mate waarin hij zich niét heeft weten te onderscheiden. Hij zal opklimmen tot de rijen van de adel door middel van de inspanning die hij niet heeft verricht; hij zal geëerd worden voor de deugd die hij niet heeft getoond; en hij zal worden betaald voor de goederen die hij niet produceerde. Maar wij — wij, die moeten boeten voor de zonde van ons vakmanschap -- wij zullen wel werken om hem te onderhouden zoals hij beveelt, met zijn genoegen als onze enige beloning. Aangezien wij het meeste hebben bij te dragen, zullen wij het minst te zeggen hebben. Aangezien wij het betere vermogen tot denken hebben, wordt ons niet één gedachte van onszelf toegestaan. Aangezien wij het inzicht hebben om een daad te verrichten, zal ons niet worden toegestaan een daad van onze eigen keuze te verrichten. Wij zullen werken onder richtlijnen en controlemaatregelen die worden uitgevaardigd door degenen die niet in staat zijn te werken. Zij zullen beschikken over onze energie omdat zij die niet hebben, en over ons product omdat zij niet kunnen produceren. Zegt u dat dit onmogelijk is, dat het zo niet kan werken? Zij weten dat, maar u bent degene die het niét weet en ze speculeren erop dat u het niet weet.

Zij speculeren erop dat u doorgaat, dat u werkt tot de limiet van het onmenselijke om hen te voorzien van goederen en diensten zolang u het uithoudt — en wanneer u erbij neervalt, zal er een volgend slachtoffer zijn dat hen voorziet, worstelend om te overleven — en de levensduur van ieder volgend slachtoffer zal korter zijn, en waar u zult sterven om hun een spoorweg na te laten, zal uw laatste geestelijke afstammeling sterven om hun een stuk brood na te laten. Dat kan de plunderaars van dit moment niet schelen. Hun plan is, net als bij alle koninklijke plunderaars uit het verleden, alleen maar dat de buit toereikend zal zijn voor hun levensdagen. Het is vroeger altijd toereikend geweest, omdat ze in één generatie nooit zonder slachtoffers kwamen te zitten. Maar ditmaal zal het niet toereikend zijn. De slachtoffers staken.

Wij staken tegen het martelaarschap — en tegen het morele waardesysteem dat martelaarschap verlangt. Wij staken tegen diegenen die geloven dat de ene mens moet bestaan ter wille van een andere. Wij staken tegen de moraal van kannibalen — fysiek en geestelijk. Wij willen niet onderhandelen met mensen op andere voorwaarden dan de onze — en onze voorwaarden zijn gebaseerd op een morele opvatting die ervan uitgaat dat de mens een doel op zich is, en niet het middel tot enig doel van anderen. We zijn er niet op uit onze opvatting aan hen op te leggen. Het staat hun vrij te geloven wat ze willen. Maar ditmaal zullen zij het moeten geloven, en moeten ze zien in leven te blijven zonder onze hulp. En voor eens en voor altijd zullen zij erachter komen wat hun overtuiging betekent. Die overtuiging is eeuwenlang meegegaan, uitsluitend doordat de slachtoffers haar sanctioneerden — doordat de slachtoffers straf accepteerden voor het overtreden van een waardesysteem dat onmogelijk in praktijk te brengen is. Maar dat waardesysteem was bedoeld om te worden overtreden. Het is een systeem dat niet gedijt op degenen die het in acht nemen, maar dat gedijt op degenen die het niét in acht nemen; het is een moraal die niet zozeer in stand gehouden wordt door de deugdzaamheid van zijn heiligen, als wel door de genadigheid van zijn zondaars. Wij hebben besloten voortaan geen zondaars meer te zijn. We hebben opgehouden dat morele waardesysteem te overtreden. We zullen het voorgoed om zeep helpen met de enige methode waartegen het niet bestand is: door eraan te gehoorzamen.

Wij gehoorzamen. Wij zijn inschikkelijk. Wanneer we te maken hebben met onze medemensen, nemen we hun waardestelsel tot op de letter nauwkeurig in acht, en we besparen hun al de kwade dingen die ze aan de kaak stellen.
Is het verstand een kwaad ? Wij hebben dat wat ons verstand tot stand brengt teruggetrokken uit de maatschappij, en er kan geen enkel idee van ons bekendgemaakt of gebruikt worden door mensen.
Is bekwaamheid een zelfzuchtig kwaad dat degenen die minder bekwaam zijn geen kans geeft ? Wij hebben ons teruggetrokken uit de competitie en alle kansen gelaten aan de stukken onbenul.
Is het streven naar rijkdom hebzucht, de wortel van alle kwaad ? Wij zijn er niet meer op uit fortuinen te verdienen. Is het een kwaad om meer te verdienen dan je bestaansminimum. Wij nemen niets anders dan de laagste baantjes en we produceren, het gebruik van onze spieren, niet meer dan we consumeren voor onze directe levensbehoeften — we houden geen cent en geen inventieve gedachte over om de wereld kwaad mee te doen.
Is het een kwaad om te slagen, omdat de sterken succes boeken ten koste van de zwakken ? Wij zijn gestopt de zwakken te belasten met onze ambitie en hebben hen vrijgelaten om te gedijen zonder ons.
Is het een kwaad om een werkgever te zijn ? Wij hebben geen werk te bieden.
Is het een kwaad eigendommen te bezitten ? Wij bezitten niets.
Is het een kwaad om plezier te hebben in ons bestaan in deze wereld ? Er is geen vorm van plezier die we zoeken in hun wereld, en — dat was voor ons het moeilijkst te bereiken — wat we nu voelen voor hun wereld is die emotie welke zij prediken als een ideaal: onverschilligheid, de leegte, de nul — het merkteken van de dood...
Wij geven de mensen alles waarvan ze eeuwenlang hebben verkondigd dat ze het willen, dat het de deugd is die ze nastreven. Eens kijken of ze dat werkelijk willen.'
'Bent u deze staking begonnen?' vroeg ze.
'Inderdaad.'
Hij kwam overeind, en hij stond met zijn handen in de zakken en zijn gezicht in het licht — en ze zag hem glimlachen met het ongedwongen, moeiteloze en onverbiddelijke vermaak van zijn zekerheid. 'We hebben zoveel gehoord over stakingen,' zei hij, 'en over de ongewone man die zo afhankelijk is van de gewone man. We hebben het van de daken horen schreeuwen dat de industrieel een parasiet is, dat zijn werklieden in zijn onderhoud voorzien, zijn rijkdom teweegbrengen, zijn luxe mogelijk maken — en wat zou er met hem gebeuren als zij bij hem wegliepen? Nou, prima dan. Ik stel voor de wereld te laten zien wie afhankelijk is van wie, en wie er in het onderhoud van wie voorziet; wie de bron is van rijkdom, wie de levensomstandigheden van wie mogelijk maakt en wat er gebeurt met wie wanneer wie bij wie wegloopt.'





“Anderen hebben dit geprobeerd en allemaal een schok gekregen”
“De anderen hebben het allemaal verkeerd aangepakt.”

.




De slechte 1%

door Llewellyn H. Rockwell, Jr.



Een populair standpunt dat door vele betogers en vakbondsmensen gekoesterd wordt, is dat 1% van de bevolking de overige 99% uitbuit, en daar zit een grond van waarheid in wat ze denken. Alleen hebben ze de verkeerde 1% voor ogen. Ze denken dat het de 1% rijkste mensen zijn, die het probleem vormen. Maar het is een feit dat bij die 1% een groot deel van de briljantste, meest innovatieve geesten van het land zitten, de mensen die de materiële welvaart voor de hele bevolking uitvinden, commercialiseren en distribueren. Ze bezitten ook het kapitaal dat productiviteit en groei onderbouwt.

Maar daar is een andere 1%, die als een parasiet leeft op de rug van de hele bevolking en de 99% uitbuit. Al sinds de late Middeleeuwen heeft men de merkwaardige realiteit opgemerkt dat een kleine minderheid leeft van de productieve arbeid van de rest.

Ik spreek van de Staat, die ook vandaag maar een klein deeltje van de bevolking omvat, maar de directe oorzaak is van oorlogen, inflatie, belastingen, reglementering en sociaal conflict. Deze 1% is de rechtstreekse oorzaak van het geweld, de censuur, de werkloosheid en veel armoede ook.
Bekijken we de meest recente cijfers. De bevolking van de V.S. bedraagt 307 miljoen. Er zijn op alle niveaus tesamen zo’n 20 miljoen ambtenaren, dat is 6,5%. Maar 6,2 miljoen zijn leerkrachten die we moeilijk bij de heersende elite kunnen rekenen; blijven er dus nog 4,4% over.
Nog een half miljoen doen we eraf voor de Post en ongeveer hetzelfde voor allerlei dienstverlening. Nog een ander miljoen werken wellicht ook niet voor een of ander repressie-apparaat en dan zijn er nog al de in feite overbodige postjes, schijntewerkstelling. De lokale besturen geven ons geen problemen op federaal niveau (meestal) en hetzelfde kunnen we zeggen van de 50 staten. Het echte probleem is het federaal niveau (8,5 miljoen), waar we mogen aftrekken al de onschuldige bezigheidsbijen.
Tenslotte komen we uit op zo’n 3 miljoen mensen die samen het geheel vormen dat we gewoonlijk de staat noemen. Deze mensen kunnen we de 1% noemen.
Deze 1% produceren zelf niets. Al wat ze hebben, bezitten ze door het van anderen af te pakken onder bescherming van de wet. Ze leven op onze rug. Zonder ons zou de staat als instelling verdwijnen.
Hier komen we tot de kern van de zaak. Wat is de staat en wat doet hij ? Daar bestaat een grote onduidelijkheid over, voor zover er al over gepraat wordt. Al honderden jaren stellen de mensen zich voor dat de staat een organisch geheel is dat vanzelf ontstaat uit een of ander sociaal contract. Of dat de staat onze weldoener is omdat hij diensten levert die we anders zelf niet zouden kunnen verzorgen.
In de scholen en in politieke debatten hoort men zeer weinig eerlijke uitspraken over wat de staat is en wat hij doet. In de libertarische traditie is dat anders. Van Bastiat tot Rothbard is daar het antwoord duidelijk. De staat is de enige instelling in de maatschappij die bij wet mag geweld gebruiken tegen personen en eigendom.
We verduidelijken aan de hand van een simpel voorbeeld. Laat ons zeggen dat je naar een restaurant gaat en het behangpapier afschuwelijk vindt. Je kunt klagen bij de eigenaar en proberen hem te overtuigen om voor een ander behang te kiezen. Als die daar geen oor naar heeft, dan kun je beslissen om daar niet meer te gaan. Maar als je daar inbreekt, geld neemt uit de kassa, met dat geld verf gaat kopen en het behangpapier overschildert, dan zul je aangeklaagd worden voor verschillende wetsovertredingen en misschien naar de gevangenis moeten. Iedereen in de maatschappij is het erover eens dat je iets verkeerds gedaan hebt. Maar de staat, dat is een ander verhaal. Als die het behangpapier niet graag ziet, dan kan die een wet uitvaardigen ( of misschien zelfs dat niet) en je verplichten om dat te veranderen. Hij moet zelf dat overschilderen niet doen. Hij kan jou verplichten om dat te doen. Als je weigert, dan ben je schuldig aan crimineel gedrag.
De staat is de instelling die herdefinieert wat crimineel is om op die manier zichzelf buiten de wet te stellen die anderen wel moeten naleven.
Hetzelfde gaat op voor ieder belasting, ieder reglement, ieder decreet en ieder woord van de federale wetgeving. Het is allemaal dwang. Zelfs in het gebied van geld en bankwezen, het is de staat die de Federale Bank en de dollar creëerde en in stand houdt omdat hij met geweld de competitie in geld en bankwezen tegenhoudt, de mensen verbiedt om goud of zilvergeld te maken of op en andere manier innovatief te zijn. Op een bepaalde manier is dat nog het ergste van al want het laat de staat toe om ons geld te vernietigen in een oogwenk.

De staat is ieders vijand. Waarom vatten betogers dit niet ? Omdat ze slachtoffers zijn van de propaganda van de staat, zoals die in de scholen wordt ingepompt, dat al het lijden van de mensheid te wijten is aan privé-personen en aan de vrijheid van ondernemers. Ze begrijpen niet dat de echte vijand de instelling is die hen hersenspoelt om te denken zoals ze doen.

Ze hebben gelijk dat er grote tegenstellingen in de maatschappij leven en dat de 1% onevenredig meer macht heeft. Het is inderdaad de 1% tegen de 99%. Alleen hebben ze de verkeerde 1% in het vizier.

(Bron : http://lewrockwell.com/rockwell/the-evil-1-percent194.html )





.

Het belastingsysteem, uitgelegd voor bierdrinkers



Stel je 10 mannen voor die iedere dag op café gaan, de gezamenlijke rekening is 100 €.
Als ze dat zouden betalen volgens ons huidig belastingsysteem, gebaseerd op inkomen, dan zou dat er zo uitzien :
De eerste vier mannen (de armsten) zouden niets betalen, de vijfde zou 1€ betalen.
De zesde zou 3€ betalen, de zevende 7€, de achtste 12€, de negende 18€.
De tiende man, de rijkste, zou 59€ betalen.
Dus, dat is wat ze geregeld hebben onder elkaar.
De tien mannen drinken dus iedere avond en zijn tevreden met de regeling, tot op de dag dat de baas aankondigt :
“Jullie zijn goede klanten, daarom ga ik jullie dagelijkse rekening verminderen, voortaan moeten jullie maar 80€ meer betalen.”
De groep wil nog altijd verder gaan met het bestaand systeem. Dus verandert er niets voor de eerste vier, die blijven gratis drinken. Maar wat nu met de zes andere ? Hoe kunnen ze nu op een eerlijke manier die 20€ verdelen ?
De baas stelt voor om de rekening van iedere man te verminderen afhankelijk van hoe arm hij is, en dan zou nu de vijfde man ook niets meer betalen ( 100 % voordeel),
de zesde zou maar 2€ in plaats van 3€ betalen (33 % voordeel),
de zevende 5€ in plaats van 7 (29 % voordeel)
de achtste 9€ in plaats van 12 ( 25% voordeel)
de negende 14 € in plaats van 18 ( 22 % voordeel)
de tiende 50 € in plaats van 59 (15 % voordeel)

Voor de eerste vier was er niets veranderd, ze bleven gratis drinken, en de zes andere waren er financieel beter aan toe dan daarvoor. Maar toen ze buiten kwamen, begonnen ze hun besparing te vergelijken. De vijfde man zei : “De rekening is met 20€ verminderd en ik heb maar 1 euro afslag terwijl onze tiende man 9 euro profijt doet.”
“Da’s waar” zei de zesde, “ik heb ook maar 1 euro voordeel gehad, het is niet fair, dat de tiende 9 keer meer dan mij uitspaart.”
“Inderdaad” zei de zevende, “waarom moet hij 9€ terugkrijgen terwijl ik maar 2 € terugkrijg, het zijn weer de rijken die het meest winst maken.”
“Wacht eens even” riepen de eerste vier, “wij hebben helemaal niets gekregen, dit nieuw system buit de arme mens uit !”
De negen mannen omsingelden de tiende en gaven hem een pak slaag.
De volgende dag kwam de tiende man niet meer opdagen, dus zaten de negen andere samen te drinken zonder hem. Maar toen de rekening kwam, kwam ook de verrassing : ze hadden alle negen samen niet genoeg geld om zelfs maar de helft van de rekening te betalen !

Zo zit nu eenmaal ons belastingsysteem ineen. De mensen die de hoogste belasting betalen, zullen natuurlijk ook het meest profiteren van een belastingvermindering.
Maar belast je hen te veel, als ze worden aangevallen omdat ze welstellend zijn, dan besluiten ze misschien om niet meer mee te doen, ze gaan hun glas ergens anders drinken, waar de sfeer vriendelijker is.
De percenten in dit voorbeeld kloppen wellicht niet exact, maar het idee erachter in ieder geval wel.



Met dit voorbeeld willen we duidelijk maken dat herverdeling van de welvaart door de staat geen oplossing is. Niet het bezit van en het verdienen van geld is het probleem, maar wel de onbeperkte levensduur ervan en de onnatuurlijke aangroei. Dat moet aangepakt worden om in de richting van de sociale driegeleding te gaan.






.

De rijke parasiet ?



Volgens een nieuwe studie waaraan onderzoekers meegewerkt hebben van de Princeton University, US Berkeley, Chicago's Booth School of Business, en het US Treasury Department, zijn de top 0,1 percent, d.w.z. zij die meer dan $1,6 miljoen per jaar verdienen, de werkende rijken.

De onderzoekers maakten gebruik van de belastinggegevens van 11 miljoen firma’s met een link naar de eigenaars en stelden vast dat ondernemers zoals dokters, advocaten, bankiers, autohandelaars en drankverdelers het meest uitsteken boven de gemiddelde inkomens ( are driving income inequality).

De zakenmensen die in de top 1 tot 0,1 percent zitten, verdienen tussen $390.000 en $1,6 miljoen jaarlijks; daar zijn dokters bij, specialisten op medisch en technisch gebied, tandartsen, advocaten. Bij de eigenaars in de top 0,1 die meer dan $1,6 miljoen verdienen zien we dezelfde beroepsklassen en ook grote autohandelaars en olie- en gasexploitanten.

"We wilden te weten komen wie er achter de top inkomens zaten in de voorbije jaren en de resultaten van ons onderzoek hebben enkele vroegere opvattingen over de rijken op de helling gezet," zegt co-auteur Owen Zidar, assistent professor Economics in de Princeton University’s Woodrow Wilson School of Public and International Affairs.

De studie probeerde het effect te analyseren van een belastinghervorming voor kmo’s en andere “pass-through entities” ( een soort bvba – fdw).

Men zag dat in zo’n bedrijf gemiddeld 2 eigenaars waren en het meest geld werd verdiend als die rond hun 50ste waren. 93% van deze eigenaars zijn zelf actief in de onderneming, meestal niet als handarbeiders; 75 % van de verdiensten komen van dienstverlening via persoonlijke netwerken, reputatie en slimme aanwervingen, niet van gewoon aandelen te bezitten en niets te doen.

Om uit te maken of de eigenaars alleen maar hun inkomen incasseerden of een actieve rol in de onderneming speelden, werd er gekeken naar wat er gebeurde met het bedrijf als de eigenaars overleden waren of op pensioen gingen. In beide gevallen daalden de winsten met meer dan 80% en gingen niet meer naar omhoog.
Dat wil zeggen dat die rijken meer als werkenden kunnen beschouwd worden dan als luie profiteurs.

Bron :
https://www.zerohedge.com/news/2019-02-10/its-not-idle-rich-study-reveals-working-rich-driving-top-us-incomes

.





Uitspraken van Ayn Rand



The difference between a welfare state and a totalitarian state is a matter of time. Het verschil tussen een welvaartsstaat en een totalitaire staat is slechts een kwestie van tijd.
Whoever claims the right to redistribute the wealth produced by others is claiming the right to treat human beings as chattel. Wie het recht opeist om de welvaart die anderen geproduceerd hebben, te herverdelen, die eigent zich het recht toe om de mensen als vee te behandelen.
The man who produces while others dispose of his product is a slave. De man die produceert terwijl anderen over zijn inkomen beschikken, is een slaaf.
Potentially, a government is the most dangerous threat to man's rights: it holds a legal monopoly on the use of physical force against legally disarmed victims. Een regering is potentieel de gevaarlijkste bedreiging voor de rechten van de mens : zij heeft een wettelijk monopolie op het gebruik van geweld tegen wettelijk ontwapende burgers.
We are fast approaching the stage of the ultimate inversion: the stage where the government is free to do anything it pleases, while the citizens may act only by permission; which is the stage of the darkest periods of human history, the stage of rule by brute force. We naderen vlug het stadium van de ultieme omkering : het stadium waar de staat is vrij om te doen wat hij wil terwijl de burger alleen iets mag doen als hij de toestemming krijgt; dit is het stadium van de donkerste periodes in de geschiedenis, het stadium van heerschappij door bruut geweld.
There is no difference between communism and socialism, except in the means of achieving the same ultimate end: communism proposes to enslave men by force, socialism — by vote. it is merely the difference between murder and suicide. Er is geen verschil tussen communisme en socialisme, behalve in de manier om het doel te bereiken ; communisme wil het met geweld doen, socialisme via verkiezingen. Dat is zoals het verschil tussen moord en zelfmoord.
Socialism is the doctrine that man has no right to exist for his own sake, that his life and his work do not belong to him, but belong to society, that the only justification of his existence is his service to society, and that society may dispose of him in any way it pleases for the sake of whatever it deems to be its own tribal, collective good. Socialisme is de leer dat de mens niet het recht heeft voor zichzelf te bestaan, dat zijn leven en arbeid niet hem toebehoren, maar de maatschappij en dat de enige rechtvaardiging van zijn bestaan is, zijn dienstbaarheid aan de maatschappij en dat de maatschappij over hem mag beschikken op welke manier ze goed vindt als het maar is ter wille van wat zij beschouwt als een hoger doel.
Capitalism has been called a system of greed—yet it is the system that raised the standard of living of its poorest citizens to heights no collectivist system has ever begun to equal, and no tribal gang can conceive of. Kapitalisme wordt het system van de hebzucht genoemd; nochtans is het juist dit systeem dat de levensstandaard van de armsten op een niveau gebracht heeft dat geen enkel collectivistisch systeem ooit heeft bereikt en dat een primitieve samenleving zich zelfs niet kan voorstellen.
If a businessman makes a mistake, he suffers the consequences. If a bureaucrat makes a mistake, you suffer the consequences. Als een ondernemer een fout maakt, dan draagt hij de gevolgen. Als een bureaucraat een fout maakt, dan draag jij de gevolgen
The necessary consequence of man's right to life is his right to self-defense. In a civilized society, force may be used only in retaliation and only against those who initiate its use. All the reasons which make the initiation of physical force an evil, make the retaliatory use of physical force a moral imperative. 1f some "pacifist" society renounced the retaliatory use of force, it would be left helplessly at the mercy of the first thug who decided to be immoral. Such a society would achieve the opposite of its intention: instead of abolishing evil, it would encourage and reward it. De onvermijdelijke consequentie van het recht op leven is het recht op zelfverdediging. In een beschaafde maatschappij mag alleen geweld gebruikt worden als vergelding t.o.v. diegenen die het initiatief tot geweld nemen. Al de redenen die maken dat we het gebruik van geweld slecht vinden, maken het gebruik van vergeldend geweld een morele plicht. Als een ‘pacifistische’ samenleving het vergeldend geweld zou achterwege laten, dan is ze weerloos t.o.v. de eerste beste gangster die besluit om immoreel te zijn. Zo’n samenleving zou het omgekeerde bereiken van wat ze wil nastreven : in plaats van het kwaad uit te roeien, zou het aangemoedigd en beloond worden.





.

Heeft grond geen warenkarakter in China ?



Hoger in deze Brug namen wij een artikeltje over uit ‘Antroposofie Vandaag’, nr. 195 waarin dit beweerd werd.

Moeilijk aan te nemen als we het onderstaande lezen op

https://www.zerohedge.com/news/2019-03-04/it-begins-chinas-largest-properties-developer-will-sell-all-homes-10-discount




De grootste vastgoedfirma van China verkoopt huizen met 10% afslag

****************************



Ongeveer 22% van het huizenbestand is onbewoond, meer dan 50 miljoen !

***********************



Toen bekend werd dat een projectontwikkelaar de prijs van residentieel vastgoed met 1/3 liet zakken, werden de kantoren vernield door kopers die kort daarvoor de volle prijs betaald hadden. Vastgoed maakt ongeveer 70% uit van het vermogen van Chinese families.

***********************************************


Toevoeging op 8 april 2019 : ondertussen is 'Antroposofie Vandaag' nr. 196 verschenen en daarin vinden we een toelichting en correctie bij het bewuste artikel uit het nummer 195 :




*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad