Inhoudstafel van Brug 101 ( september 2018)

Stairway to heaven – Lieven Debrouwere

Dit jaar in Dornach

De publieke opinie

De SKA-controverse

Bijna-doodervaring

Sportzucht

De Prater in Wenen

Uiterlijk zien – innerlijk zien

Stigmatisatie – Richard Pollak

Vleermuizen




*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Beste Lezer,





.

Na deze lange hete zomer, waar dan abrupt een echte herfstkilte op volgde, wagen wij ons aan de vertaling van een grote klassieker van Rainer Maria Rilke, Herbsttag, waarin wij een Michaëlische stemming herkennen, ernstig en oproepend tot innerlijke sterkte, want het vrolijke seizoen is voorbij nu ….




Heer : het is tijd. De zomer was zeer hoog.
Leg uw schaduw op de zonnewijzers,
En laat de stormwind los op veld en loof.

Beveel de laatste vruchten vol te zijn;
Geef ze nog twee meer zuiderse dagen,
Stuw ze pers-rijp en jaag
De laatste zoetheid in de zware wijn.

Wie nu geen huis heeft, bouwt er geen meer.
Wie nu alleen is, zal lang zo blijven,
Zal waken, lezen, lange brieven schrijven
En zal in de dreven heen en weer
Onrustig zwerven, als de blaren drijven.

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.

Befiehl den letzten Früchten voll zu sein;
gieb ihnen noch zwei südlichere Tage,
dränge sie zur Vollendung hin und jage
die letzte Süße in den schweren Wein.

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

Aus: Das Buch der Bilder


François De Wit


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Stairway to heaven

Wellicht zijn er antroposofen die denken dat “Stairway to Heaven” de Engelse vertaling is van GA 12 “Trappen van het hogere bewustzijn”, maar dat is niet zo. “Stairway to heaven” is een klassieker in de moderne populaire muziek, beroemd geworden in 1971. Het wordt naar het schijnt vaak op begrafenissen gespeeld. Het verwijst in feite naar de kunstmatige, farmacologische manier om een hoger bewustzijn te verkrijgen.
Op 13 juli 2018 verscheen onderstaande tekst met deze titel op de blog van Lieven Debrouwere
(https://vijgennapasen.wordpress.com ).





Tussen Leuven en Diest, op de Vlooyberg in Tielt-Winge, stond lange tijd een houten uitkijktoren die een indrukwekkend uitzicht bood over het Brabantse Hageland. In 2013 werd hij vervangen door een roestige metalen trap ontworpen door architectenbureau Close to Bone, dat zich had laten inspireren door de uitspraak van Antoine de Saint-Exupéry dat de perfectie bereikt wordt wanneer je niets meer kunt weglaten. Moderne architecten staan bekend voor hun bescheidenheid. Het perfecte ontwerp werd bekroond door een jury die de Stairway to Heaven prees voor zijn spanning, zijn fantasie en zijn absurditeit. Ceci n’est pas un escalier. In werkelijkheid ging het, zoals zo vaak met hedendaagse kunst en architectuur, om een geval van landschapsvervuiling. Ik moest dan ook lachen toen ik in de krant las dat ‘vandalen’ het gedrocht in brand hadden gestoken. Ik genoot van de verontwaardiging van burgemeester Rudi Beeken, die geen idee had wat de daders bezield kon hebben.

Burgemeesters hebben wel vaker geen idee. Zoals Johan Van de Lanotte, die in Oostende reusachtige oranje blikken op de zeedijk heeft laten neerpoten. Of Bart De Wever, die bovenop het Antwerpse havenhuis een monstrueus jacht heeft laten bouwen. Of Daniël Termont, die middenin het historische centrum van Gent een modernistische schapenstal heeft laten optrekken. Het lijkt wel of iedere burgemeester vandaag geschiedenis wil schrijven door een architecturale aanslag te plegen op zijn stad. De vraag is of het plegen van een aanslag op zo’n aanslag nog een aanslag genoemd kan worden. Is het diefstal wanneer je een dief berooft van wat hij je ontstolen heeft? De vandalen van Tielt-Winge hebben niets anders gedaan dan wat Natuurpunt al jaren doet, en waarvoor het luid geprezen wordt: het landschap in zijn oorspronkelijke staat herstellen. De herstellers van het Hageland riskeren echter zwaardere celstraffen dan wanneer ze iemand hadden doodgereden en vluchtmisdrijf gepleegd.

Het vernielen van de Vlooybergtrap is in mijn ogen een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid, een daad van verzet tegen instanties die je – in naam van kunst en vernieuwing – de grootste rotzooi door de strot duwen. Maar dat zal wel niet het motief van de daders zijn geweest, want het is absoluut not done om je te verzetten tegen hedendaagse kunst. Die geldt namelijk als een … verzetsdaad, een opgestoken vuist tegen reactionaire krachten die de vooruitgang willen tegenhouden. En een verzetsdaad tegen een verzetsdaad is natuurlijk geen verzetsdaad maar een misdaad. Dat bleek ook uit de reactie van de inwoners van Tielt-Winge die zich als één man achter hun burgervader schaarden die verklaarde dat ‘de kracht van de gemeenschap groter is dan dit soort terrorisme’. Onmiddellijk werd een crowdfunding gestart en een plaatselijke firma beloofde de nieuwe trap gratis te voorzien van zonnepanelen zodat hij ’s nachts verlicht kan worden. Nee, de aanslag op de Vlooybergtrap viel echt niet in goede aarde.

Aan dit fait divers moest ik denken toen ik vernam dat er tijdens de recente jaarvergadering van de Antroposofische Vereniging in Dornach eveneens een ‘aanslag’ was gepleegd. Er zou gestemd worden over de rehabilitatie van Ita Wegman en Elisabeth Vreede, en over de verlenging van de ambtsperiode van Bodo von Plato en Paul Mackay. Zoals verwacht werden beide vrouwen in ere hersteld, maar de twee mannen moesten de aftocht blazen. En dat laatste had men niet verwacht. De diverse voorzitters en secretarissen-generaal waren het er juist roerend over eens geweest dat de samenwerking met Bodo von Plato en Paul Mackay moest voortgezet worden. Beiden waren steunpilaren van de grote vernieuwingsbeweging die in Dornach op gang is gekomen en die niet mag worden tegengehouden. Of zoals een Vlaams bestuurslid het uitdrukte: ‘Omdat het een tijd is van grote veranderingen wordt ervoor gekozen het bestuur niet te veranderen.’

Dat was echter zonder de (boze) waard gerekend. Net als de Vlooybergtrap werd het progressieve Dornachbestuur opgeblazen door een bende vandalen. En net als in Tielt-Winge was de verontwaardiging over deze wandaad groot. In Antroposofie Vandaag werd gesuggereerd dat er achter de schermen van de antroposofische vereniging rechts-conservatieve, populistische krachten aan het werk zijn die streven naar ontmenselijking. Ze willen een domper zetten op het enthousiasme waarmee in bestuurskringen gewerkt wordt aan een moderne, hedendaagse antroposofie. Want ja, ze zijn enthousiast, daar in de hogere antroposofische regionen. Het gaat goed met de antroposofie. Antroposofie lééft. Antroposofie is in opmars. Antroposofie wordt naar mensen van de hele wereld gebracht. Als je de bestuurders mag geloven, gaat alles uitstekend met de antroposofie. Geen vuiltje aan de lucht. Behalve dan de duistere krachten die dit jaar de kop opstaken tijdens de jaarvergadering in Dornach.

Het toeval wil dat ik net op dit moment het verslag lees van een andere jaarvergadering, die van 1931 als ik me niet vergis. Voorzitter Albert Steffen drukt zijn tevredenheid uit over de nieuwe wind die door de vereniging waait. Alles verloopt naar wens en hij hoopt dat het goede werk zal voortgezet worden. Maar zijn woorden zijn nog niet koud of Elisabeth Vreede komt roet in het eten gooien. Volgens haar gaat het helemaal niet goed in de antroposofische vereniging. Met name de ‘juiste methode’, waar de vernieuwers zo sterk de nadruk op leggen, is volgens haar een splijtzwam die de vereniging verdeelt en mensen buitensluit. Albert Steffen antwoordt dat hij niet weet waarover ze het heeft en dat hij haar opmerkingen ongepast vindt. Hij wordt bijgevallen door tal van medestanders en Elisabeth Vreede moet afdruipen. Het vervolg is bekend: een paar jaar later wordt ze uit de vereniging gezet. De ironie wil dat ze vandaag officieel in ere wordt hersteld tijdens een jaarvergadering waarop … precies hetzelfde gebeurt als toen.

Opnieuw is er een vernieuwingsbeweging actief, opnieuw is het bestuur enthousiast, en opnieuw komt iemand de vreugde vergallen. Dit keer is het geen moedige enkeling die zich verzet tegen de vernieuwers, maar een groep anonieme leden. Wie zijn ze? Waar komen ze vandaan? Wat bezielt hen? Ik heb geen idee. Wat ik echter wel weet is dat ze bestempeld worden als conservatief en dat Bodo von Plato zeer progressief was. Tijdens zijn – lange – ambtsperiode ijverde hij onverdroten om de antroposofie aansluiting te doen vinden bij de actuele tendenzen in de maatschappij, onder meer door de banden met de hedendaagse kunst aan te halen. Het was onder zijn bevoegdheid dat er in 2007 – bij wijze van kunst – bananenschillen werden gestrooid in het Goetheanum. Ik kan me moeilijk voorstellen dat iedereen daarover stond te juichen. Wat ik me wel kan voorstellen is dat degenen die dit een blasfemische daad vonden zich even machteloos voelden als Elisabeth Vreede destijds.

Hebben de zogenaamde conservatieven gewacht op een kans om hun gram te halen zonder het lot van Elisabeth Vreede te ondergaan? Best mogelijk. Wie zich vandaag openlijk verzet tegen de vernieuwingstendensen zoals ze leven in hedendaagse kunst en politieke correctheid, wordt zonder pardon uitgesloten. Dat die tendenzen ook in de antroposofische vereniging leven, daarover laat Antroposofie Vandaag weinig twijfel bestaan. Het verzet tegen Bodo von Plato en Paul Mackay wordt er bestempeld als rechts, populistisch en zelfs dehumaniserend. De boodschap is duidelijk: dit willen we niet in onze vereniging! Wat zich in de jaren ’30 van de vorige eeuw afspeelde in de antroposofische vereniging speelt zich met andere woorden ook vandaag weer af. Opnieuw zijn de vernieuwers er heilig van overtuigd de goede zaak te dienen, en opnieuw beschouwen ze ieder verzet tegen hun inspanningen als een vandalenstreek, een vorm van terrorisme, het werk van de duivel.

Zullen ze het opnieuw zover drijven hun tegenstanders uit de vereniging te zetten? Die kans is klein. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. Maar betekent dat dat de geschiedenis zich niet zal herhalen? Of betekent het alleen dat ze zich niet op dezelfde (openlijke) manier zal herhalen? Over de tweespalt die zichtbaar werd tijdens de afgelopen jaarvergadering, de tweespalt tussen een progressief bestuur en een conservatief verzet, schrijft de columnist van Antroposofie Vandaag bij wijze van besluit: moeten we daar wel onze energie in steken? Het is een verzuchting die doet vermoeden dat de vernieuwers zich niets zullen aantrekken van het ongenoegen dat ze opwekken. Waarschijnlijk zullen ze gewoon doorgaan zoals ze bezig zijn, in de stellige overtuiging dat hun Stairway to Heaven de enige juiste weg is. Misschien zullen ze hem bij wijze van statement nog wat hoger maken, zoals ze dat ook in Tielt-Winge van plan zijn, en verklaren dat de kracht van de antroposofische vereniging groter is dan dit soort terrorisme.

Is dit niet wat antroposofen al bijna 100 jaar doen: de kloof negeren die dwars door de vereniging loopt? Kort voor zijn dood drukte Rudolf Steiner hen op het hart dat ze zich kost wat kost bewust moesten worden van deze interne verdeeldheid. Het mocht niet baten. Tot op de huidige dag blijven ze oostindisch doof voor zijn laatste, dringende oproep. In plaats van de antroposofische oer-dualiteit onder ogen te zien, blijven ze blindelings streven naar eenheid en vrede, niet beseffend dat ze juist daardoor de kloof alleen maar groter maken. Ze doen daarmee net hetzelfde als de progressieven overal ter wereld, de hemelbestormers die al zoveel onheil over de mensheid hebben gebracht. Koppig blijven ze volharden in de boosheid en ieder verzet tegen hun inspanningen om een perfecte wereld te bouwen, doen ze af als het werk van de Satan. Het zou, net als de hele vaudeville rond de Vlooybergtrap, hilarisch zijn, ware het niet om te huilen. Want zijn antroposofen niet juist geroepen om het verschil te maken?



.



Over deze kwestie had ook Thomas Meyer het (in het editoriaal van Der Europäer nr 8-juni 2018) :



Als in de grote wereld de uitslag van een referendum niet past voor de regering, dan laat men dat referendum opnieuw houden, tot de uitslag wel past voor de regerende kringen. Dat gebeurde in juni 2008 in Ierland. Bij het eerste referendum over het verdrag van Lissabon werd het verdrag verworpen. Dan volgde een grote (des)informatiecampagne en daarna een tweede referendum in oktober 2009. Dat referendum gaf het gewenste resultaat.
Het gaat eenvoudiger en met minder moeite in de kleine wereld, in Dornach. De leden van de Antroposofische Vereniging stemden op de jaarvergadering van 24 maart 2018 tegen het verlengen van het mandaat van zowel Bodo von Plato als Paul Mackay.
Reeds de 26ste maart schreven de overgebleven bestuursleden Wittich, Sleigh, Kalkis en Girke aan de “Lieve medewerkers van het Goetheanum” : “Zoals jullie zelf gezien en gehoord hebben, heeft spijtig genoeg een meerderheid van de aanwezige leden van de Antroposofische Vereniging het voorstel van het bestuur en de leiding van het Goetheanum om het mandaat van Paul Mackay en Bodo von Plato te verlengen, afgewezen. ( … ) Wij betreuren dit na hun zo lange aanwezigheid in het bestuur, respectievelijk 22 en 17 jaar.”
Dan stellen ze vast : “Paul Mackay en Bodo von Plato blijven als verantwoordelijken van de Algemene Antroposofische Sectie verder deel uitmaken van de Goetheanum-leiding. Daaraan verandert voorlopig niets. Alleen hun handtekening mogen ze vanaf nu niet meer zetten onder documenten die met een bestuursfunctie samenhangen.”

De Algemene Sectie staat in voor het handhaven van de klasse-uren, die tientallen jaren lang op een grondig verkeerd spoor zijn gezet door spirituele-leidingpretenties. Maar in deze Sectie kunnen de officieel-formeel niet-verkozenen dus verder meepraten !
En hoe weinig het op een handtekening aankomt, weet men in alle bananenrepublieken even goed als in de Dornachse kopie daarvan.
Het overgebleven bestuur gaf met dit schrijven de meerderheid van de stemmers een ferme schop onder hun achterste, en tegelijk deden ze hetzelfde met het Zwitsers verenigingsrecht. In Dornach geldt blijkbaar als voorheen een “hoger” recht, waarop ook Albert Steffen zich al had beroepen, namelijk het “mysterierecht” ….

Op de betreffende jaarvergadering mocht een vrouwelijke verdediger van Paul Mackay optreden, die zich als de teruggekeerde Ita Wegman beschouwt. Zij heeft mijzelf jaren geleden in een persoonlijk gesprek meegedeeld dat ze Paul Mackay als de incarnatie van D.N. Dunlop beschouwt ! Ja, wrijf uw ogen maar uit. Geen droom ! Waan-werkelijkheid daar in maart in Dornach op de jaarvergadering.
Ter herinnering : Mackay was verantwoordelijk voor de advertenties in Nederland waarin men zich voor alle zekerheid distantieerde van eventueel racisme in de antroposofie. Von Plato vond het reeds in 2002 beter om zich niet meer te beroepen op Rudolf Steiner om met de “antroposofie” niet al te veel aanstoot te geven …



Karikaturist Dilldapp : Platonische drempeloverschrijdingen op het strand in Goa

Mackay : als er een niet-verkozenisme in Dornach bestaat, dan distantieer ik mij daarvan !

Von Plato : ochgot, dat niet-herkozen zijn, allemaal maya, kan ik met mijn handtekening nog altijd bevestigen !


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Over de publieke opinie

Thomas Meyer in “Der Europäer” 19de jaargang –nr. 9/10



Over het wezen van de publieke opinie kunnen we lezen in GA 141 (“Het leven tussen de dood en de nieuwe geboorte”) meer bepaald de voordracht van 14 januari 1913. Daar legt Rudolf Steiner uit dat de invloed van de publieke opinie in de toekomst nog sterker gaat worden. Tegenover de publieke opinie stelt hij de individuele oordeelsvorming.
De publieke opinie is historisch gezien een relatief recent fenomeen. Ze bestond nog niet in de middeleeuwen. Toen was de invloed van individuen veel intensiever en bepalend voor de meningsvorming. Pas met het opkomen van de boekdrukkunst, toen iedereen toegang kreeg tot de kennis die tot dan toe voorbehouden was voor een kleine elite, begon de invloed van de publieke opinie.
Wat is nu het wezen van de publieke opinie ?
“Deze rondwervelende, tussen de mensen levende stromingen, noemt men gewoonlijk publieke opinie. Filosofen hebben ooit gesteld : publieke opinie’s zijn private misvattingen. Maar daar komt het niet op aan dat men weet dat publieke opinie’s meestal private misvattingen zijn, maar wel dat de publieke opinie op het leven van het individu een ongelooflijke macht uitoefent. ( … ) Het is een reële sfeer, een sfeer van rondwervelende gedachten.”

Achter deze “rondwervelende gedachten” zitten heel bepaalde geestelijke wezens. Reeds in GA 15 (“De geestelijke leiding van mens en mensheid”) legt Rudolf Steiner uit dat ook geestelijke wezens een ontwikkeling doormaken. Maar niet alle wezens bereiken het doel dat ze zouden moeten bereiken, er zijn er die achterblijven. Dergelijke wezens vindt men bvb. in de hiërarchie van de Engelen of Aartsengelen die reeds in de Egyptische cultuurperiode actief waren en toen nog niet achtergebleven waren, maar die later niet de werking van het Mysterie van Golgotha doormaakten.

“Niet alle geesten die meewerken aan de leiding van de mens hebben door het Mysterie van Golgotha het vermogen verworven om in vrijheid leider en richtinggever van de mens te worden.”

Het Mysterie van Golgotha hangt natuurlijk samen met de vrijheidsimpuls en de geestelijke leiding van de mensheid moet daarmee rekening houden in onze tijd.

“Van die hogere hiërarchieën zijn er ook achtergebleven die een luciferisch karakter aangenomen hebben. En één van hun werkingsterreinen is bvb. wat we vandaag publieke opinie noemen. De publieke opinie wordt niet alleen door mensen gemaakt, maar ook door een soort op de laagste trap staande luciferische wezens, achtergebleven Engelen en Aartsengelen.”
“Die beginnen nu pas hun luciferische ‘loopbaan’, ze zijn nog niet hoog opgestegen binnen de rangorde der luciferische geesten, maar luciferische geesten zijn het.”

Omdat ze de christelijke ontwikkeling niet meegemaakt hebben, kunnen ze niet rechtstreeks de mens bereiken, maar ze werken in een troebele chaotische gedachtenmacht van de publieke opinie.
Wie dit goed laat doordringen, zal inzien dat de publieke opinie nooit iets rechtstreeks met de waarheid – die een essentie van de christusimpuls is – kan te maken hebben.
Dan kunnen we ons de vraag stellen : hoe kan de enkeling die naar waarheid zoekt, onafhankelijk worden van de macht der publieke opinie ? Het spreekt vanzelf dat dit onmogelijk is zolang men in de ban van de publieke opinie is, of schrik heeft om zich ongeliefd te maken als men een andere mening uitspreekt die men zelfstandig gevormd heeft. Daarbij hoort ook dat men ongevoelig wordt voor een basisimpuls van het werken der publieke opinie, namelijk haar voortdurende, ongenuanceerde herhaling.
We hebben hier dus te maken met de kwestie van individuele ontwikkeling en individuele keuzes. Die individuele oordeelsontwikkeling zal in de toekomst steeds belangrijker worden want “het moet duidelijk zijn dat we aan de toekomst van de aarde-ontwikkeling niet kunnen bijdragen door bvb. de publieke opinie – die een noodzakelijkheid is in de evolutie – te verbeteren.”

Men moet dus als antroposoof ook niet de illusie koesteren dat men de publieke opinie – voor wie de antroposofie belachelijk, mystiek, zweverig, racistisch, onchristelijk enz. is – zo kan beïnvloeden dat ze eens een waarheidsgetrouw beeld van haar geeft. Steiner liet zich zelfs eens ontvallen : als er in de pers goed over ons geschreven wordt, dan moeten we ons afvragen wat we verkeerd gedaan hebben …

Een beweging die wil bouwen op het streven naar waarheid, mag nooit rekening houden met wat de publieke opinie over haar denkt, die kan voor haar geen maatstaf zijn. Trachten de gunst van de publieke opinie te verkrijgen kan alleen maar een ernstige geesteswetenschappelijke arbeid ondergraven. We mogen ons natuurlijk verheugen als er hier of daar eens iets positiefs klinkt, maar men moet niet denken dat men daarmee al een vaste voet aan grond heeft bereikt. Wat vandaag opgehemeld wordt, kan de volgende dag alweer neergehaald worden. Terwijl het dus een illusie is te geloven dat de publieke opinie ooit eens beter, d.i. waarheidsgetrouwer zal worden, benadrukt Rudolf Steiner wat werkelijk kan verbeterd worden :
“Beter kunnen de mensen in hun innerlijk worden. Daarom moet de ontwikkeling meer en meer in het innerlijke ingrijpen. Zodat de mens in de toekomst enerzijds op het uiterlijke vlak veel meer nog dan nu zal geconfronteerd worden met de publieke opinie, maar anderzijds zal zijn innerlijk sterker geworden zijn. Dat kan alleen maar door de geesteswetenschap gebeuren.”

Tegenover de macht van de publieke opinie, die nog zal toenemen, zal de innerlijk vrije oordeelsvorming van het individu staan, die eveneens sterker wordt en waardoor de twee in evenwicht zijn.
Rudolf Steiner schetst in deze voordracht dat alles wat men na de dood als publieke opinie meebrengt in de geestelijke wereld, daar waardeloos is, dat men echter in de geestelijke wereld vermogens kan verwerven die de mens in een volgende incarnatie meer neiging geven om een werkelijk individuele oordeelsvorming te beoefenen.
Nog beter is het als we hier en nu al zo’n individuele oordeelsvorming oefenen. Iedere bladzijde die we uit de geesteswetenschap studeren zet ons daartoe aan. Op het einde van de voordracht karakteriseert Rudolf Steiner de publieke opinie en de individuele oordeelsvorming als volgt :

“Zo moest wat op de aarde zich ontwikkelt, een ontwikkeling doormaken die onder het niveau van de vooruitgang gaat, want de publieke opinie is minder waard dan wat het individu zich zelf als mening kan verwerven als hij verder gaat. De publieke opinie is onder-menselijk.”

De citaten van 14 januari 1913 die we hier aanhalen, hadden een klein voorspel. Twee dagen voordien namelijk sprak Rudolf Steiner eveneens over de publieke opinie in Leipzig. Spijtig genoeg zijn er van die voordracht slechts enkele gedeeltelijke notities van toehoorders. Daaruit nemen we enkele zinnen over die gaan over de geesten achter de publieke opinie :
“Deze luciferische geesten zitten achter de redactietafel.”

En hij noemt deze geesten enigszins humoristisch : dreumesen. Maar : deze dreumesen groeien, wellicht zelfs tot reuzen.
De uitdaging bestaat er dus in om met de publieke opinie te leven en toch tegelijkertijd te streven naar individuele oordeelsvorming.
Een groot voorbeeld voor een dergelijk streven hebben we in Midden-Europa. Ik noem maar één middeneuropese geest die door Rudolf Steiner zeer hoog geacht werd, die ook al gedachten uitsprak die direct in geesteswetenschappelijke begrippen kunnen omgezet worden. Deze persoonlijkheid riep ooit alle cultuurscheppers toe :
“Leef met je eigen eeuw maar wees er geen schepping van. Geef je tijdgenoten wat ze nodig hebben, niet wat ze loven.”
Aldus Friedrich Schiller in zijn Esthetische Brieven.
De eerste zin kan men omvormen tot : “Leef met de publieke opinie maar wees er geen schepping van.”
Ook uit de Anglo-Amerikaanse sfeer kunnen we een denker aanhalen. Er zijn vanzelfsprekend ook in Amerika mensen die zich niet laten meesleuren door de machten die de publieke opinie beheersen, maar die kiezen voor de waarheid. Ralph Waldo Emerson spoort ons aan om ons af te zetten tegen de publieke opinie als dat nodig is :

“In every work of art, of genius, we recognize our own rejected thoughts. They teach us to abide by our spontaneous impression with good humoured inflexibility – when the whole cry of voices is on the other side.”

“In ieder kunstwerk, in ieder werk van een genie, herkennen we onze eigen gedachten die we zelf niet durfden denken en afwezen. Dat leert ons dat we met een goed gevoel moeten vasthouden aan onze eerste indruk. Ook als alle stemmen het tegendeel uitschreeuwen.”
( Uit : “Self-Reliance”)

Emerson, de grote individualist, de grote vriend ook van Midden-Europa, schetst zo ook de opdracht van de middeneuropese mens : individuele oordeelsvorming.

Dat een dergelijk streven ook in de antroposofische beweging niet overbodig is, kunnen we vaststellen als we de titel lezen van een artikel uit een antroposofisch tijdschrift. Het was niet “Der Europäer”, ons eigen tijdschrift dat volgens een antroposofische publieke opinie –iets wat eigenlijk niet zou mogen bestaan maar toch bestaat – een rechts antroposofisch tijdschrift is. Het betreffende artikel verscheen onder de titel : “Wie is deemoedig genoeg om zich géén oordeel te vormen ?”

Het gaat over een artikel door Taja Gut in “Das Goetheanum” van 14 november 2014 – fdw

Dat klinkt mooi en bescheiden en de auteur vraagt dit in verband met de SKA-controverse (zie hieronder). Letterlijk : “Wie is deemoedig genoeg om zich géén oordeel te vormen over het juist of verkeerd begrijpen (van Steiner) ?”
Dat kan zeer “christelijk” klinken (bescheidenheid, tolerantie enz.) maar in werkelijkheid is het vreselijk gemakzuchtig en ongeveer het tegendeel van wat Rudolf Steiner van zijn leerlingen verwachtte. Overigens is het niet alleen gemakzuchtig, het getuigt ook van lafheid, schrik om zich op de weg naar de waarheid misschien te vergissen. Maar het is 100x vruchtbaarder zich zelfstandig te vergissen dan de zaken vanuit een schijnbare bescheidenheid niet te beoordelen. Of zoals Rudolf Steiner het ooit in verband met Haeckel uitdrukte :

“Wie te laf is om zich te vergissen kan geen strijder voor de waarheid zijn.”

We eindigen met een citaat van Rudolf Steiner uit een voordracht die hij gaf in 1909 en die hij zelf de titel gaf : “Over de juiste ingesteldheid tot de theosophie.” Rudolf Steiner stelt duidelijk dat het ernstige vormen van een oordeel over inzichten iets is wat de goden van ons verwachten. Hij noemt het omvormen van de wereld van de verschijnselen in gedachten – en dat is wat gebeurt iedere keer wij een oordeel vormen – iets is wat alleen mensen kunnen. Verwijzend naar de toen en ook nu nog bloeiende spiritistische-mediumistische dwaasheid zegt hij letterlijk :

“Men slikt dat zonder meer als men in zich niet de wil kweekt om af te wegen en als men zich op een gemakkelijke manier een overtuiging wil aanmeten. Men moet beseffen dat het tot de heiligste plichten van de mens hoort om zich een overtuiging te verwerven.”

We moeten helemaal niet deemoedig onze heiligste plicht verzuimen door geen oordeel te vormen. Als men die heiligste plicht aanvoelt “dan zal men geen inspanning schuwen om werkelijk geestesarbeid te verrichten, en niet alleen maar horen naar sensationele mededelingen.”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

De SKA-controverse




In augustus 2013 verscheen het eerste deel van 8 geplande delen van een kritische uitgave van de werken van Rudolf Steiner, in het Duits “Schriften-Kritische Ausgabe”, vandaar SKA. Deze uitgave wordt verzorgd door Christian Clement bij het fromman-holzboog Verlag (ook in het Duits zonder hoofdletters geschreven), een hoog aangeschreven uitgeverij die vooral academisch werk publiceert.
Christian Clement is geen antroposoof, wel verbonden door werk en huwelijk met de Mormoonse Kerk.
Het eerst verschenen deel neemt twee werken van Steiner onder de loep, GA7 “De mystiek in het begin van het nieuwere geestesleven” en GA8 “De christelijke inwijding en de mysteriën van de oudheid”.
Het voorwoord bij dit eerste deel werd geschreven door A.M. Maas, een katholieke professor aan de universiteit van Zürich.
In deze kritische uitgave wordt op een wetenschappelijk-filologisch basis het ontstaan en de bronnen van deze werken bestudeerd. Voor een antroposofische lezer die probeert om Steiners esoterische inzichten te begrijpen is deze kritische uitgave weinig interessant, wat heeft hij aan opmerkingen over verouderde schrijfwijzen, de verschillen tussen de eerste en de zesde druk, de exacte bronnen van de citaten enz.
Maar een aantal antroposofen waren blij toen ze van de plannen van die uitgeverij hoorden : eindelijk zou Steiner nu eens door de academische wereld au sérieux worden genomen. Eén van hen was David Marc Hoffmann, directeur van het Rudolf Steiner Archief.

Het Archief is een deel van de Rudolf Steiner Nachlassverwaltung zoals vroeger ook het Rudolf Steiner Verlag, de uitgeverij; deze laatste werd in 2007 zelfstandig met een andere rechtspersoonlijkheid. - fdw

Die zocht contact met het fromman-holzboog Verlag en het resultaat was een samenwerkingsverband, dus de namen van de twee uitgeverijen staan op de boekomslagen. Tot zover niets aan de hand.
Toen verscheen het eerste deel en de antroposofen vielen van hun stoel : Rudolf Steiner wordt hier vakkundig gepresenteerd als een charlatan en plagiarist. Wat Steiner zegt over zijn zelfstandig onderzoek in de geestelijke wereld wordt met spot en hoon weggewuifd, wat hij over mystiek zegt heeft hij afgeschreven van middeleeuwse mystici, zonder dan nog te bron te vermelden, hij heeft geen recht van spreken omdat hij geen Grieks en Latijn op academisch niveau kende. Achter al wat hij deed of schreef worden persoonlijke of financiële motieven gezocht ..

Daarop kwamen vanuit de antroposofische beweging een stortvloed van hevige reacties : door de samenwerking lijkt het immers alsof de antroposofische beweging mee verantwoordelijk is voor inhoud en methode van deze uitgave.
De gevestigde antroposofische waarden (de tijdschriften Goetheanum, Info3, die Drei ) bleven achter dit project staan, maar in de polemieken die losbrandden kwamen ze met weinig argumenten, des te meer met verwijten en scheldpartijen. Hoe meer kritiek er kwam, hoe grover en persoonlijker de verwijten werden. Jens Heisterkamp van Info3 sprak van een “opgeschrikt kiekenkot” (“aufgeschrectker Hühnerhaufen”), Ramon Brüll had het over “bevolkingslagen zonder ontwikkeling” ( “bildungsfernen Bevölkerungsschichten”) en kondigde aan een steunfonds op te richten om de geestelijke armoede van de critici te verhelpen.
Voor de zoveelste keer de antroposofische elite die de instituten bezet tegenover het antroposofisch plebs.

Een kritische stem in “Der Europäer” (jg 18/4) maakt de bedenking :
“Een merkwaardige weg werd hier ingeslagen. Het lijkt wel alsof het antroposofenvolk gewikt en gewogen wordt. Is er nog gezonde levenskracht in de omgang met de antroposofie of worden we allemaal schriftgeleerden die het niet kunnen opbrengen om doorheen de woorden tot het levende te geraken, zich aan de lettertjes vastklampen en met plezier over punten en komma’s discuteren ?
Wat is er eigenlijk aan de hand met iemand die continu bezig is met Steiner en zijn werken, altijd maar verzamelt, ordent, doorzoekt, vergelijkt, erover schrijft, zonder er zich persoonlijk te willen mee verbinden ?

Christian Clement, die deze kritische uitgave verzorgt, wil geen antroposoof genoemd worden, maar toch kan hij van de antroposofie niet afblijven en geeft zelfs Steiners werken uit. Wat bezielt hem, als een persoonlijke liefde tot het object niet tot stand komt ? Is het eerzucht ? Wil hij alleen een succesvolle wetenschapper worden (dan moet men nu eenmaal publiceren) en is dan de antroposofie toevallig zijn onderwerp geworden ? Wil hij iets bewijzen ? Wat en voor wie ? Zijn innerlijk vuur moet toch op iets gericht zijn ? Hetzelfde bij David Marc Hoffmann. Beide zijn geen antroposofen – dus mensen voor wie de antroposofie tot richtsnoer voor het persoonlijk leven is geworden – en ze willen het ook niet zijn.”

Een antwoord vinden we in een andere bijdrage in “Der Europäer” (jg. 18/8) :

“Bij het lezen van Clements commentaren wordt duidelijk dat Rudolf Steiners werk hier uiteengereten wordt, in stukken gehakt, als een lijkschouwing ontleed. Dat heeft Irene Diet doen besluiten : “Het bitterste van dit alles is dat Clement de toegang tot Rudolf Steiner probeert af te sluiten. Want Rudolf Steiner en zijn antroposofie worden dusdanig voorgesteld dat het bedenkelijk wordt om daarin geïnteresseerd te zijn.”
Bij deze vaststelling van Irene Diet krijg je het gevoel : is deze poging om Rudolf Steiner oninteressant te maken misschien doelbewust zo gewild ? Hoe langer men deze mogelijkheid overdenkt, hoe meer men ervan overtuigd geraakt. Het taalgebruik van Clement is van zo’n hooggekwalificeerde intelligentie, doorspekt met vreemde woorden die men vaak niet eens in het woordenboek vindt, en dan opeens krijgt men de zekerheid : zo spreekt en schrijft geen mens, dat is hem ingefluisterd door een geestelijk wezen dat deze verleidelijke intelligentie bezit waarmee de antroposofie vernietigd en kapot gemaakt moet worden. Want bij iedere mens die schrijft ontdekt men ergens een gevoelscomponent die verweven is met de inhoud van het boek of het artikel of de brief. Dat is voor de schrijver onbewust, dat behoort tot zijn wezen en dat vertaalt zich in al wat hij op papier zet. En hoe is dat bij Clement ? Daar is alles, om met Goethe te spreken, “koel tot in het hart”, zoals Rudolf Steiner onze geografische dubbelganger schetst : hoge intelligentie, maar geen gemoed. Vaak zit er in Clements woorden wel gevoel, maar negatief : spot en aanmatiging.
Daarom is het voor mij zo moeilijk te vatten dat juist de academici in onze vereniging zo door Clement gefascineerd zijn. ( … )
Wat tot hiertoe gebeurd is, laat vermoeden dat Ahriman erachter zit. Hij plant op lange termijn en weet wat hij wil aantreffen (en wat hij zeker niet wil aantreffen –fdw) als hij komt. De voorbereiding heeft hij uitgewerkt met Zander, Gebhardt en Ullrich. In hun boeken werd Rudolf Steiner en de antroposofie op de smerigste manier vertekend. Nu is er een stap verder gezet. Als een meteoor verschijnt daar Christian Clement en presenteert een eerste antroposofisch boek met de stempel “wetenschappelijk”. En op het juiste moment is daar ook juist David Marc Hoffmann, heeft de juiste ingeving en leidt alles in de juiste banen …
En de reactie van het bestuur van de Antroposofische Vereniging ? Het is droevig maar van die kant alleen stilzwijgen. Naar het schijnt heeft Bodo von Plato op de Algemene Vergadering heel enthousiast over het fromman-holzboog Verlag gesproken. Doorziet hij werkelijk niet een Clement ?
Waarom spreekt Virginia Sease niet ? Zij heeft bewezen dat ze onverschrokken voor haar mening durft opkomen.”
( … )

Virginia Sease nam in 2015 ontslag uit het bestuur, na 31 jaar dienst. In 1984 was zij het eerste bestuurslid met Engels als moedertaal. - fdw

Al de kritiek heeft dan toch iéts opgeleverd :
Uit Der Europäer jg. 19/5 :

“Toen band 7 van deze SKA verscheen stond de naam van het Rudolf Steiner Verlag niet meer op de voorkant, maar bescheiden op de achterflap : “Verkoop ook door het Rudolf Steiner Verlag”.
Maar bovenaan op dezelfde achterflap staat ook : gedrukt met steun van de faculteit geesteswetenschappen van Brigham Young universiteit. De gedeeltelijke financiering van deze uitgave door de Mormonen omvat dus niet alleen het loon van Christian Clement als assistent-professor maar ook de drukkosten. Kan er een grotere tegenstelling zijn dan tussen antroposofie en Mormonendom ? Waarom financiert deze laatste dan deze uitgave ?” ( … )


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Op de website van Het Laatste Nieuws op 15 juli 2018 :



Een Britse acteur die een hartstilstand kreeg en pas na 7 minuten gereanimeerd kon worden, heeft getuigd over wat hij ervoer in de korte tijdspanne dat hij overleden was. Het gaf Shiv Grewal (60) – die de wetenschap naar eigen zeggen een warm hart toedraagt en van nature uit een cynicus is – een compleet nieuwe kijk op het leven.
De acteur had de rol van Don Pedro vertolkt in ‘Much Ado About Nothing’ van de Royal Shakespeare Company, toen op 9 februari 2013 het noodlot toesloeg. Hij was net uit lunchen geweest met zijn vrouw Alison (50) en hoewel hij nooit gezondheidsproblemen had gehad, voelde hij zich erg moe worden op weg naar huis in Peckham, Londen. Hij kreeg moeite met spreken en ging meteen liggen toen het koppel thuiskwam. Intussen belde Alison het noodnummer.
Terwijl ze aan de telefoon was, zag ze de ogen van Shiv terugrollen in hun kassen. Ze gilde tegen de operator dat die onmiddellijk een ambulance moest sturen. “Dat was het laatste wat ik me kan herinneren”, aldus de acteur. Zijn hart bleek het begeven te hebben. De hulpdiensten konden hem reanimeren, maar het duurde 7 minuten eer hij erdoor kwam.

“Op een of andere manier wist ik dat ik dood was”, vertelt hij. “Ik besefte dat mijn brein aan het sterven was en om hulp riep. Op hetzelfde moment ervoer ik alles los van mijn lichaam. Het was alsof ik me in een leegte bevond, maar ik kon wel emoties en gevoelens waarnemen. Ondanks het feit dat ik wist dat ik dood was, besefte ik dat ik nog terug kon.”
“Ik begreep ook dat ik kon reïncarneren, maar dat wilde ik nog niet”, gaat hij verder. “Ik wilde terug naar het leven, naar de materiële wereld en naar mijn vrouw. Ik eiste dat ik terug kon gaan en mijn wens kwam uit. De hele ervaring was als dromen terwijl je wakker bent.”
“Ik had geen lichaam meer. Ik denk dat je het wat kan vergelijken met zwemmen: je voelt je gewichtloos en los van de fysieke wereld. Op zeker moment reisde ik voorbij de maan en kon ik meteorieten zien en het heelal”, doet hij zijn verhaal.

De acteur werd naar het Kings College Hospital gevoerd, waar hij meteen geopereerd werd. Met een stent werd de dichtgeslibde slagader van zijn hart weer vrijgemaakt. Zijn hersenen hadden echter een tijdje geen zuurstof gehad en om daarvan te herstellen werd hij in een coma gebracht, waar hij pas een maand later uit ontwaakte. Daarna moest hij weer leren praten en stappen.

Vijf jaar later is hij nog altijd niet volledig hersteld. Hij kon ook nog niet terugkeren naar het toneel omdat hij problemen blijft hebben met zijn spraak en zijn mobiliteit. Hij heeft ook epilepsie. Door middel van kunst probeert hij nu een uitlaatklep te vinden. In zijn werk tracht hij onder meer een beeld te schetsen van wat hij meemaakte in de 7 minuten dat hij dood was.

“Ik herinner me nog alles en probeer dat te vertalen in kunst”, zegt hij. “Het is erg therapeutisch gebleken. Het helpt me bij mijn revalidatie en helpt me ook om te begrijpen wat ik meemaakte. Ik heb er een rotsvast geloof aan overgehouden dat er leven is na de dood. Hoewel ik de wetenschap een warm hart toedraag en van nature een cynicus ben. Ik vrees de dood nu minder. Maar besef tegelijk hoe waardevol alles is dat ik in dit leven heb. Ik ben dankbaar dat ik er nog ben.”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Over de sportzucht van onze tijd




Deze zomer leek heel het land weer eens in de ban van het wereldkampioenschap voetbal. Honderd jaar geleden bestond dat nog niet. Net zo belachelijk als in de tuin een gazon aan te leggen (in plaats van groenten te kweken) vond de gewone mens het idee om sport te beoefenen na de zware dagtaak. Dat was iets voor de rijke mensen.
Dat moeten we in het achterhoofd houden wanneer we lezen wat Rudolf Steiner sprak tot de arbeiders aan de Goetheanum-bouw.
Op 30 mei 1923 beantwoordde hij enkele vragen die de arbeiders hem stelden.

In GA 350 “Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen – wie kommt man zum Schauen der geistigen Welt ?” – eerste voordracht.

Een vraag luidde : mensen schijnen graag in de ronde te bewegen, dansen of draaimolens. Ook als een hond loopt komt hij altijd terug naar zijn vertrekplaats, en ook de mens als hij zich nergens kan aan oriënteren.
Rudolf Steiner legt uit dat wij ons fysiek lichaam moeten aanpassen aan de aardse omstandigheden, dus aan de zwaartekracht. Iedere nieuwgeboren mens moet leren om zich op te richten en zich rechtlijnig te bewegen. Deze aanpassing aan de aarde wordt in de school versterkt door turnen en lichamelijke opvoeding. Dat maakt echter dat de mens de natuurlijke invloed van zijn etherlichaam tegenwerkt. Want ons etherlichaam heeft een veel lossere band met de fysieke aarde, het volgt liever de draaiende beweging van de aarde en de planeten.




“Maar nu leven we in de tijd van het materialisme. De mensen die het sterkst tot het materialisme neigen, die leven in het Westen. De Aziaten, die uit een oudere cultuur komen, die hebben niet zo’n groot verlangen om op de aarde te zijn. Ze beschouwen de aarde als een echt jammerdal, veel meer dan de christenen dat doen, en zij die in het Oosten leven, zouden zich het liefst van al zo vlug mogelijk hier uit de voeten willen maken.
Maar de Westerse mens, die heeft de aarde graag, zeer graag. Niet dat ze het zo uitspreken, maar ze zouden eigenlijk altijd op aarde willen blijven. Daarom ook willen ze het volgende. En nu moet ik u iets zeggen : het etherlichaam wil zich hemelsgewijs bewegen. De planeten bewegen in de ronde, de aarde beweegt in een ronde. Het etherlichaam wil zich in de ronde bewegen, het fysiek lichaam wil juist uit deze ronde uit. Dat laatste lukt wel als het fysiek lichaam hard moet werken. Maar bekijken we eens de hogere standen die geen arbeid te verrichten hebben, hoe vergaat het hen ? Die hebben iets merkwaardigs, die voelen zich onbehaaglijk omdat het etherlichaam hen voortdurend ambeteert. Als zo’n biefstuketende mens door de wereld gaat, dan ambeteert, dan kwelt hem eigenlijk voortdurend het etherlichaam en het wil ronde bewegingen maken. En deze biefstuketende mens wil dan deze ronde bewegingen van het etherlichaam volgen. Donnerwetter, dat is zo vervelend ! Het etherlichaam wil voortdurend dansen, ronde, mooi ronde bewegingen maken, en de biefstuketende mens kan daar niet tegen op. Nu wil hij zijn fysiek lichaam sterker maken opdat het zich niet voortdurend door het etherlichaam zou laten meeslepen. En dan doet hij aan sport ! Niet zomaar turnen, maar sport. En het resultaat van dat sport bedrijven is dat de mens loskomt van zijn etherlichaam, dat hij alleen maar de fysieke aardebewegingen volgt. Daardoor geraakt de mens altijd maar nauwer met de aarde verbonden en verder van de geestelijke wereld.

U moet niet denken dat men van de geestelijke wereld verwijderd geraakt, alleen maar door er niet over na te denken. Ook door te veel sport te doen gebeurt dat, als men de afstand tussen het fysiek lichaam en het etherlichaam vergroot.
Dit is voor de mens een verschrikkelijke zaak, een reden om zeer bezorgd te zijn. Hoe meer sport er beoefend wordt, des te meer vergeten de mensen het geestelijke en komen na hun dood direct, na zeer korte tijd, weer terug uit de geestelijke wereld. Zodat dus, als alles wat in het westen is, niet een beetje geest zou krijgen, stilaan de aarde alleen nog maar door mensen zou bewoond worden die helemaal niet meer terug willen naar de geestelijke wereld. Maar dan zouden op aarde alleen maar mensen rondlopen die de aarde stilaan helemaal te gronde richten.

Een beetje is er al een begin mee gemaakt. Dat beetje is voor de mensen van nu reeds zeer sterk ( de eerste wereldoorlog was pas vijf jaar geleden beëindigd – fdw). Maar als de mensen beginnen zich helemaal niet meer te richten naar hun etherlichaam, alleen maar het fysiek lichaam, dan zal dat op aarde vreselijke toestanden in het leven roepen. En daar moeten we terug met de geesteswetenschap ingrijpen. Dat kan alleen maar als we tegenover de bewegingen die de mens in zijn fysiek lichaam jagen, hem helemaal aardemens doen worden, ook andere bewegingen stellen. Tegenwoordig zijn de mensen al zo ingesteld dat het belangrijkste voor hen is om aardemens te worden. U begrijpt dat zo’n dingen pijnlijk zijn om aan te zien, zelfs zonder dat men een bekrompen conservatief is.
Ziet u, vorige zomer was ik in Engeland. Juist toen we daar vertrokken, stond heel het land in rep en roer, wachtte op de kranten die ’s avonds gingen verschijnen, die over de belangrijke gebeurtenis gingen verslag uitbrengen. Waar wachtte men op ? Op de voetbaluitslagen !
Nu zijn we pas terug van Noorwegen. Toen we ginder op de trein stapten, werden we door veel mensen begeleid, er was een massa volk op het perron. Toen de trein zich in beweging zette, klonk het overal : hoera, hoera ! – En in het volgende station werd er geroepen : lang zal hij leven ! – Ja, dat kon onmogelijk voor ons bedoeld zijn natuurlijk, maar voor wie dan wel ? Ik deed navraag en het bleek dat daar voetballers uit Midden-Europa op bezoek geweest waren die met dezelfde trein als ons terugreden.

Ja, waarvoor interesseren de mensen zich vandaag ? Niet voor een gebeurtenis waarvan het wel en wee van miljoenen mensen afhangt, maar wel voor deze zaken die stilaan het fysiek lichaam losrukken van het etherlichaam zodat de mens alleen maar een aardedier wordt.
Dat is de reden waarom tegenover de bewegingen die vandaag overal in de wereld uitgevoerd worden en die zich altijd meer en meer gaan uitbreiden, andere moeten aangeboden worden : dat zijn de euritmische bewegingen. Die richten zich op het etherlichaam. Als u naar een euritmische opvoering kijkt, dan ziet u alle bewegingen die het etherlichaam uitvoert. Als u naar sport kijkt dan ziet u alle bewegingen die het fysiek lichaam uitvoert.
Ja, mijne heren, dat is buitengewoon belangrijk, want dit verlangen naar sport is er nu eenmaal. Ik ga nu niet tegen de sport in het algemeen spreken. Op sportbeoefening is natuurlijk niets aan te merken, als die beoefend wordt door mensen die daarnaast ook arbeiden, want bij de arbeid moet men meer onnatuurlijke bewegingen uitvoeren; als men dan in de sport natuurlijke bewegingen oefent die beter aangepast zijn aan de fysieke mens, dan is ontspanning door sport goed. Maar dat tegenwoordig sport bedrijven, ook door mensen die helemaal geen ontspanning nodig hebben, wat is dat ?

Ja, er zijn tegenwoordig sportlui, die gaan wellicht – natuurlijk niet allemaal, maar er zijn er – ’s morgens vlug even naar de kerk, daar bidden ze : ik geloof aan een God in de hemel enz. Daarna gaan ze naar het sportterrein. Daar spreken ze het niet met woorden uit, maar uit wat ze doen, als men dat in woorden uitdrukt, dan klinkt het : ik geloof juist niet aan een God in de hemel; die heeft mij een etherlichaam gegeven, maar daar wil ik niets van weten; ik geloof aan vlees en botten, dat is mijn enige zaligheid …

Ziet u, dat is natuurlijk het noodzakelijk, onbewuste gevolg van wat tegenwoordig bedreven wordt. Men is geen materialist doordat men niets wil weten van het geestelijke, maar door dergelijke zaken waardoor men de hele mens losrukt van het geestelijke.
Zodat men wat betreft uw vraag kan zeggen : als iemand in het bos loopt en het is mistig en hij loopt verloren, dan gebeurt het dat hij toch eens zijn etherlichaam achterna loopt. Daar is niets ergs aan, hij komt op dezelfde plek terug. De mens pendelt nu eenmaal heen en weer tussen fysiek lichaam en etherlichaam, hij heeft ze alle twee en moet ze alle twee ontwikkelen. Maar dat tegenwoordig in het Westen zo wijd verspreid een neiging bestaat om zich totaal los te rukken van het etherlichaam en alleen het fysiek lichaam te verzorgen, dat is nu juist het vreselijke materialisme, dat eigenlijk het schadelijke materialisme is.
Want het materialisme in gedachten is niet eens het schadelijkste. Het allerschadelijkste is het materialisme dat de hele mens tot dier laat verworden. Dat is wat men moet bedenken. Het gebeurt vaak dat de mensen dan zeggen : ja, dat is een bekrompen conservatieve, die is tegen sport ! En sport is buitengewoon nuttig. – Maar ik ben helemaal niet tegen sport. Wie graag sport beoefent, die doet maar, iedereen is daar vrij in. Maar als mens richten ze zich dan compleet te gronde, als voor hen alleen maar de sportzaken belangrijk zijn.

In dit verband wil ik erop wijzen dat datgene wat ik in het eerste hoofdstuk van de “Kernpunten” gezegd heb, nog onverkort geldt. Ik heb natuurlijk gedacht, toen ik de “Kernpunten” schreef, dat de mensen erover zouden nadenken. Welnu, dat kon hen geen zier schelen ! Ze hebben er niet over nagedacht en de “Kernpunten” zijn helemaal niet begrepen geweest. Wat zei ik toen ? Dat we nu wel een grote, democratische, proletarische beweging hebben, maar als men goed kijkt, dan imiteren de meeste proletariërs wat de bourgeois hen vroeger hebben voorgedaan, ze doen alles volgens de wetenschap en geloven wat hun aan de universiteiten geleerd wordt. Vaak zijn de proletarische partijen de eerste die meer wetgeving willen, de socialisten zijn meestal de eerste die zeggen : er moet een werkgroep van deskundigen opgericht worden enz. En wat sport betreft : sport beoefenen is natuurlijk een bourgeois-uitvinding, die wordt als het enigszins mogelijk is, ook geïmiteerd ! Helemaal gaat het niet op, maar de gezindheid om alles na te doen is er en men beschouwt dat als het enige heilbrengende, terwijl de proletarische beweging pas iets kan worden als ze een eigen impuls krijgt, als ze niet nadoet wat vroegere klassen gedaan hebben. Daarom juist heb ik dat eerste hoofdstuk geschreven. Maar overal kan men vaststellen dat de proletarische beweging spijtig genoeg onder invloed van een geloof aan autoriteit komt.

Daarom schreef ik dus het eerste hoofdstuk in de “Kernpunten” en dacht dat men erover ging nadenken. Maar natuurlijk, nadenken is iets wat de sportieve mensen helemaal niet graag doen. Want als iemand zo flink veel sport doet, dan is het zo dat hij het nadenken afleert. Want denken kan men namelijk alleen met het etherlichaam. U kunt zich nog zo inspannen : met het fysiek lichaam kunt u niet denken. Vandaar dat men op de vraag : moet men vlees eten of alleen planten om beter te kunnen denken ? – alleen maar kan antwoorden : door te eten kun je het denken niet cultiveren, dat moet het etherlichaam doen, jullie moeten in het etherlichaam geraken.

U ziet dus dat het etherlichaam zijn aanwezigheid in de mens toont door de ronde bewegingen die de mens wil maken, door het verlangen om te dansen of door verloren lopen en in rondjes te draaien.


.

Ja, mijne heren, als u toevallig in Wenen hebt gewoond, dan weet u : de Weners zijn luchthartige mensen. Dat zijn ze, ze zijn gemoedelijk maar ze zijn luchthartig. In Wenen is er de Prater. Dat is een groot lustpark, een reusachtig lustpark. De Prater, weet u, daar gaat men eigenlijk ’s zondags naartoe, als men tenminste geen leegloper is die er alle dagen is. Daar zijn poppentheaters, potsenmakers enz. al wat u kunt denken. Maar de wegen in de Prater zijn op een merkwaardige manier aangelegd. Die zijn namelijk zo aangelegd dat u altijd op dezelfde plaats weer uitkomt. Gaat u door een lange laan ergens het bos in en ja, na een tijdje is men toch terug vanwaar men gekomen is ! vertrok men van zo’n marionettentheater, dan is men er weer terug. Zo zijn de wegen nu eenmaal aangelegd. Ziet u, die hebben daar niet bewust bij stil gestaan, maar ze hebben het juist aangevoeld en de wegen zo aangelegd dat de mensen geen mist nodig hebben om toch op dezelfde plek weer uit te komen. De wegen zijn aangelegd in grote cirkelpatronen en dat maakt dat de mensen loskomen van het fysiek lichaam en zich ergens lichter voelen, ze krijgen een goed gevoel. Als men zich niet kan oriënteren, dan loopt men in een kring. Als wegen echter zo zijn dat men vanzelf in een kring gaat, dan heeft men een goed gevoel. En dat wilden de ontwerpers bij de Weners bereiken : dat hun etherlichaam zo’n echt goed gevoel heeft door altijd weer bij een of ander poppentheater terug te komen. Dat is zeer geraffineerd ingericht. Dat bestaat ook nu nog, u kunt het nog altijd gaan bekijken hoe de wegen daar lopen.”
( … )




De Prater bestaat vandaag ook nog, maar volledig geamerikaniseerd als een kermisfoor. Een plattegrond van rond 1900 :




Een vertalingsdetail : In het Duits lezen we bij Steiner : “Würstl gibt es im Prater, Bajazzi und so weiter, alles mögliche.”
Het eerste woord is duidelijk, denkt men, als het over Wenen gaat : Würstl = worst.
Maar het tweede woord, Bajazzi, meervoud van Bajazzo, is een Italiaans woord voor potsenmaker, uit het Frans ‘paillasse’, Nederlands paljas. In deze context moeten we “Würstl” in zijn vroegere betekenis nemen en vertalen door ‘hansworst’, dus ook een soort clown, meer bepaald in het marionettentheater.

Een Würstlbude uit Steiners tijd, tegenwoordig betekent het woord : worstenkraam.



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Uiterlijk zien en innerlijk zien




In dezelfde reeks arbeidersvoordrachten (GA 350), meer bepaald in de derde (6 juni 1923) legt Rudolf Steiner aan de arbeiders uit waarop helderziendheid berust. Hij knoopt aan bij een vraag over grauwe staar, een oogziekte die het zicht troebel maakt.
Met een doorzichtige ooglens kan men de uiterlijke wereld zien. Om innerlijk te kunnen zien (schouwen) moet men de ooglens bewust als het ware ondoorzichtig maken, kijken zonder te zien. Hij maakt een vergelijking : kijk, mijn hand rust op deze stoel, ik kan de stoel opheffen, maar ik kan ook beslissen om mijn hand niét te gebruiken. Hetzelfde moet je doen met de ooglens.


“Iemand heeft zich ingespannen om een heel sterk denken te hebben, hij zit volledig in het innerlijk denken. Hij kijkt niet naar de buitenwereld, hij laat zijn ooglens in rust, net zoals hij zijn hand in rust laat als men er niets mee doet. Welnu, dan spiegelt zich op de plek waar de lens zit de hele sterrenhemel;
( … ) Dan begint vanuit de lens op de hele wereld een licht te vallen, men ziet het geestelijke. En wel meer specifiek ziet men de hele sterrenhemel in zijn ware, innerlijke betekenis.”

“Wie staar heeft –wat men natuurlijk geen enkel mens wil toewensen – die heeft het gemakkelijker, hij moet zijn denken niet zo hard inspannen, hij moet zich maar een heel klein beetje concentreren en hij kan het zover brengen dat hij innerlijk ziet, als hij het uiterlijke zien verleerd heeft.”

Nu kan men op dezelfde manier ieder orgaan van zijn lichaam leren uitschakelen, het in rust laten. Als we dat met het hart doen – de bloedcirculatie gaat verder, die heeft het hart niet nodig, maar men schakelt het hart als waarnemingsorgaan uit – dan nemen we de bloedsomloop waar, maar niet alleen dat : we zien de hele maanbeweging, alles wat de maan doet, en hoe de maan zich verhoudt tot de zon.

“Ziet u, in vroegere tijden ging dat allemaal gemakkelijker. Toen waren de mensen inderdaad niet zo gewoon om alle kennis via de buitenwereld op te doen. Ze wilden toen niet per se alles voor hun ogen zien. Indien men een oude Griek, zo iemand die 2700 of 2800 jaar geleden leefde, in de bioscoop zou zetten, ja, die zou niet lang gekeken hebben. Die zou namelijk in onmacht zijn gevallen. Want op het moment dat hij ernaar keek zou in zijn innerlijk hetzelfde gebeurd zijn, wat bij u gebeurt als u een arm of een voet afknelt en de voet begint te slapen. Het zou geen echte slaap zijn, maar een onmacht. De oude Griek zou dat niet hebben kunnen aankijken omdat op dat moment zijn kop door het hart zo’n storing in het hele bloedsysteem zou gekregen hebben dat zijn hele lichaam, niet alleen de ledematen, zou ingeslapen zijn, de kop zou niets meer hebben kunnen beheersen, hij zou in onmacht gevallen zijn.
De mens is nu eenmaal anders geworden dan hij vroeger was. Tegenwoordig heeft de mens al zo’n wanordelijke bloedsomloop door de moderne cultuur dat hij niet flauwvalt in de bioscoop. Als men zich werkelijk innerlijk een beetje bezig gehouden heeft met geesteswetenschap en men gaat naar de bioscoop, dan moet men ook nu nog geweldig opletten (“muß man sich sehr zusammennehmen”).
Maar nietwaar, we zijn nu eenmaal mensen en de ene neemt eigenschappen over van de ander. En het is ook zo dat de mens niet meer dezelfde bloedsomloop heeft als in vroegere tijden, als de oude Griek. Daarom konden die gemakkelijker de bloedsomloop schouwen en gemakkelijker spreken over zon en maan als wij. Wij zijn ervan afgesnoerd en moeten door oefeningen weer zover komen.”


*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Een geval van stigmatisatie



Door Branko Ljubic in “Der Europäer” van november 201 (jg. 15, nr. 1).
Het artikel begint met een vers uit het Nieuwe Testament (1Kor. 13:2) :


“Al had ik de gave der profetie
En wist alle geheimenissen en bezat alle geestkennis
En had de ganse kracht van het geloof zodat ik bergen verzetten kon –
En had de liefde niet, zo was ik niets !”

Het fenomeen van de stigmatisatie zorgt sinds Pasen 2004 voor beroering bij de leden van Antroposofische Vereniging. De aard van de zaak maakte dat dit niet een interne aangelegenheid kon blijven. Maar het grote publiek heeft er maar beperkt aandacht aan geschonken. Dat komt wellicht omdat Judith von Halle niet optreedt in kerkelijk verband, maar in de antroposofische beweging, en daar ook zo voor uitkomt. Haar spirituele bekentenis vindt dus weerklank in een kring waartoe blijkbaar niet zo veel mensen willen behoren. Maar binnen deze kring heeft haar optreden niet gezorgd voor een harmonisch elkaar-begrijpen, dat is ondertussen bekend. Er is een sterke polarisering opgetreden tussen diegenen die haar mededelingen een onaantastbare objectiviteit toekennen en andere die ze als subjectief en persoonlijk gekleurd afwijzen.
Natuurlijk is er ook een derde groep die niet weet wat ze over de uiteenzettingen van deze jonge, gevoelige vrouw moet denken en er dan maar het zwijgen toe doet.
De achtergrond van de onenigheid is een kwestie van inzichten die met argumenten moeten uitgeklaard worden. Want onze kring is geen confessionele gemeenschap waar iedereen hetzelfde moet geloven, maar een gemeenschap waar dezelfde inzichten dienen begrepen te worden. Wanneer deze inzichten niet door iedereen kunnen gedacht worden, dan is er geen eenheid in de geest, en dat kan dan ook tot een fysieke scheuring in de gemeenschap leiden.
Nu gaat het er niet om deze stigmatisatie op te hemelen of ze in vraag te stellen. Want vooraleer bij iemand die wondmerken optreden, moet er al een bepaald proces doorlopen zijn. Dat is iets wat de mensen ergens aanvoelen en waar men instinctief achting voor heeft. Omdat men in zijn hart weet : door een goddeloos leven treedt dat zeker niet op. Er is een leven voor nodig dat gekleurd is door een christelijke mystiek om zover te komen dat er stigmatisatie, als een fysieke ‘bloeiwijze’ optreedt.
Maar voor wie zijn deze ‘bloeiwijzen’ ? Waarheen leiden ze ? zijn ze effectief een teken van absoluut zeker inzicht in het bovenzinnelijke ?
Dat zijn de vragen die ik zou willen oproepen, en wel aan de hand van het leven van Richard Pollak. Want vaak beantwoordt het ene levenslot het andere en dat van Richard Pollak is als een spirituele boodschap die tot in onze tijd te horen is.

Richard Pollak groeide op in een welstellende joodse koopmansfamilie in Praag. Als jonge man werkt hij enkele jaren in de groothandel vooraleer hij in Praag naar de kunstacademie gaat en later in München naar de academie voor beeldende kunsten.
Sinds zijn jeugd zoekt hij mystieke verdieping, hij doet bepaalde oefeningen, en na jaren beginnen te stigmata te verschijnen, tegelijk met een fysieke verzwakking. Hij verbergt deze stigmata zo goed hij kan.
Ondertussen is hij een bekend kunstschilder geworden, vooral gezocht voor zijn portretten. Hij verhuist naar Wenen waar hij Friedrich Eckstein leert kennen en door hem de theosophie. Hier ontmoet hij ook Hilde Kotanyui, die uit een joodse familie in Hongarije stamt en met wie hij spoedig trouwt.
Het jonge paar leert Rudolf Steiner kennen, gaat naar zijn voordrachten en verhuist in 1914 naar Dornach. Ze doen dat na Rudolf Steiners vraag om mee te werken aan het eerste Goetheanum. Richard Pollak werkt aan de houten kapitelen en architraven en schildert het Griekse motief in de grote koepel, en samen met zijn vrouw ook het Atlantische en Lemurische motief.

Over de persoonlijkheid van Richard Pollak is niet veel bekend. Hij was dan ook een stille en introverte natuur. Wat we over hem weten komt van Walter Kühne (1885 – 1970) uit diens “Prager Erinnerungen”.
Die werd een goede vriend van het echtpaar en van hem weten we dat in het huishouden een gecultiveerde sfeer heerste, fijne kunstzinnigheid en beminnelijkheid, geestrijke dialoog maar ook echte bescheidenheid. Het paar straalde een onverbreekbare trouw en standvastigheid uit, zowel tot elkaar als tot de geesteswetenschap. De tragedie van de Tweede wereldoorlog veranderde daar niets aan. Ze toonden moed bij het doorstaan van levensbeproevingen (Richard Pollak stierf in Birkenau in 1943 op 76-jarige leeftijd).

Wat voor ons belangrijk is, is dat Richard Pollak het bestaan van zijn stigmata voor de buitenwereld verborgen hield. Blijkbaar voelde hij ergens dat publieke belangstelling daarvoor niet bevorderlijk zou zijn. Dat pleit voor zijn innerlijke kracht. Daarenboven zocht hij raad bij Rudolf Steiner die hem duidelijk maakte dat hij niet op de juiste weg zat en hem aanwijzingen gaf voor een moderne rozenkruiserse scholing. Daardoor verdwenen de stigmata. Pas dan kon Richard Pollak zijn krachten en zijn leven een nieuwe wending geven en kon hij beginnen meewerken aan het eerste Goetheanum.
Let wel ; Rudolf Steiner zei niet : “Dat heeft allemaal niets met antroposofie te maken, wat gij ervaart zijn dwalingen.”
Nee, Rudolf Steiner zei : “Dat is geen weg voor u.” – En hij nam Richard Pollak innerlijk mee. Een echt sterke gemeenschappelijkheid van inzichten (Erkenntnisgemeinschaft) heeft de kracht om veel op te nemen en te corrigeren. En ik denk, juist daarom omdat ware kennis inderdaad te maken heeft met sterke liefdeskracht, wat men bij Rudolf Steiner zo vaak vaststelde.
En het was ook een goedige liefde die Hilde Boos in de ogen van Richard Pollak ontwaardde. En net daarom kon Richard Pollak Rudolf Steiner schilderen met de ogen die werkelijk stralen van liefde, zoals zo vele tijdgenoten van hem getuigden.
( … )



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*


.

Vleermuizen



De leesgroep die om de veertien dagen samenkomt in de Steinerschool van Aalst verdiept zich nu in “De mens als klankharmonie van het scheppende wereldwoord” (GA 230). Rudolf Steiner stelt daar tamelijk hoge eisen aan ons voorstellingsvermogen. Zo schijnen de vlinders te maken te hebben met het herinneringsvermogen van onze planeet, de vlinders zijn een soort vliegende herinneringen, terwijl de vogels dan weer vliegende gedachten zijn. Dat kunnen we nog enigszins volgen : de vogels vliegen rechtlijnig, van het ene punt naar het andere, gericht, zoals het denken dat ook is (of zou moeten zijn !). De vlinders fladderen van hier naar daar, net zoals herinneringen ook ineens, schijnbaar uit het niets opduiken. Maar de vleermuizen, dat zijn vliegende dromen. Goed, ze fladderen ook, in het donker, onsamenhangend als dromen, maar er is nog iets meer aan de hand : terwijl vogels en vlinders vergeestelijkte substantie naar de geestelijke wereld zenden – de vogel als hij sterft, de vlinder tijdens zijn leven – scheidt de vleermuis vergeestelijkte substantie af die in de lucht blijft hangen en voedsel wordt voor de duivel !




“Ziet u, daar hebt u om zo te zeggen twee trappen: de vlinder, de bewoner van de lichtether in de omgeving van de aarde, de vogel, de bewoner van de warmte-ether in de omgeving van onze aarde. En nu de derde soort. Wanneer we in de lucht omlaag komen, dan komen we bij wezens, die in een bepaalde periode van onze aarde-evolutie nog helemaal niet konden bestaan, bvb. in de tijd dat maan en aarde nog één geheel vormden, toen de maan zich nog niet van de aarde had losgemaakt. Daar komen we bij wezens, die weliswaar ook luchtwezens zijn, d.w.z. in de lucht leven, maar eigenlijk toch al in hoge mate aangetast zijn door hetgeen karakteristiek is voor de aarde, door de zwaartekracht. De vlinder fladdert vrolijk in de lichtether en voelt zichzelf als een schepsel geboren uit de lichtether. De vogel overwint de zwaarte door de lucht in zijn binnenste te verwarmen waardoor hij warme lucht is, en warme lucht wordt door koude lucht gedragen. Hij overwint nog de zwaartekracht.
Die dieren, die weliswaar volgens hun afstamming nog in de lucht moeten leven, maar die de aardezwaarte niet kunnen overwinnen omdat ze geen holle beenderen hebben, maar met merg gevulde beenderen, omdat ze ook geen luchtzakken hebben zoals de vogels, deze dieren zijn de vleermuizen.

Vleermuizen zijn een heel merkwaardig dierengeslacht. Zij overwinnen de zwaarte van de aarde helemaal niet door het inwendige van hun lichaam. Zij zijn niet gewichtsloos als het licht, zoals de vlinder, zij zijn niet licht als de warmte zoals de vogel, zij zijn reeds onderhevig aan de zwaartekracht en beleven zichzelf ook als vlees en been. Daarom is dat element waaruit de vlinders bestaan en waarin zij geheel en al leven namelijk het lichtelement, voor de vleermuizen onaangenaam. Zij houden van de schemering. De lucht moeten ze gebruiken, maar ze hebben de lucht het liefst zonder dat de lucht het licht draagt. Zij geven zich over aan het halfduister, het zijn echte schemeringsdieren. Vleermuizen kunnen zich slechts daardoor in de lucht voortbewegen, doordat ze om zo te zeggen enigszins karikatuurachtige vleugels hebben, die immers helemaal geen echte vleugels zijn, maar tussen de verlengde vingers uitgespannen huidplooien, valschermen. Daardoor kunnen ze zich in de lucht ophouden. Zij kunnen de lucht de baas, doordat ze als het ware aan die zwaarte als tegenwicht iets tegemoet brengen wat met die zwaarte samenhangt; daardoor overwinnen ze de zwaarte. Maar daardoor zijn ze helemaal ingespannen in het gebied van de krachten van de aarde.
Men kan eigenlijk de vlindervlucht nooit zonder meer construeren met behulp van fysisch-mechanische constructies, ook de vlucht van de vogel niet. Het zal nooit volkomen kloppen. Daar moet iets bijkomen wat nog een andere constructie inhoudt. Maar de vlucht van een vleermuis kan men inderdaad wel reconstrueren met behulp van aardse dynamica en mechanica.



De vleermuis houdt niet van licht, van een met licht doordrongen lucht, hoogstens van de lucht in de schemering waar het licht zwak doorheen speelt. De vleermuis onderscheidt zich ook daardoor van de vogel, dat de vogel, als hij kijkt, eigenlijk altijd iets in het oog heeft dat in de lucht aanwezig is. Zelfs de gier, als hij het lam steelt, beleeft het zo, dat het lam iets is aan het einde van de luchtsfeer, als hij van bovenaf kijkt, als iets dat op de aardoppervlakte geschilderd is. Maar bovendien is dat niet alleen maar zien, het is een begeren; u kunt dat zien als u de vlucht van de gier, die op het lam gericht is, werkelijk waarneemt; deze giervlucht is een uitgesproken dynamiek van de wil, van het willen, van het begeren.

De vlinder ziet überhaupt wat op de aarde is als in een spiegel; voor de vlinder is de aarde een spiegel. Hij ziet hetgeen in de kosmos is. Als u de vlinder ziet fladderen, dan moet u zich eigenlijk voorstellen: de aarde, daar let hij niet op, dat is een spiegel. De aarde spiegelt voor hem hetgeen in de kosmos is. De vogel ziet ook niet het aardse, maar hij ziet wat er in de lucht is. Pas de vleermuis begint datgene waar te nemen waar zij doorheen vliegt of waaraan zij voorbij vliegt. En aangezien zij niet van het licht houdt doet alles wat zij ziet, haar eigenlijk onaangenaam aan. Men kan wel zeggen: vlinder en vogel zien op een zeer geestelijke wijze. Het eerste dier van het bovengebied, dat op aardse manier moet kijken, is door dit zien onaangenaam getroffen. De vleermuis houdt niet van het zien en daardoor heeft zij iets - ik zou willen zeggen - van belichaamde angst voor dat wat zij ziet en niet zien wil. Zij zou het liefst zo aan de dingen voorbij glippen; moeten zien en niet willen zien - zij zou er zich liefst aan willen onttrekken. Daarom, omdat zij op deze manier zou willen uitknijpen, zou zij zo wonderbaarlijk naar alles willen luisteren. De vleermuis is inderdaad een dier, dat voortdurend zijn eigen vlucht beluistert, beluistert of deze vlucht niet op de een of andere manier in gevaar wordt gebracht. Bekijkt u de oren eens van een vleermuis, u kunt aan die vleermuisoren zien dat ze afgestemd zijn op wereldangst. Dat zijn zij, die vleermuisoren. Dat zijn hele merkwaardige organen, ze zijn echt afgestemd op een door de wereld sluipen, op wereldangst.

Daar moet nog iets aan worden toegevoegd namelijk het volgende: de vlinder geeft voortdurend vergeestelijkte materie af aan de kosmos en hij is de lieveling van de Saturnuswerkingen. Herinnert u zich hetgeen ik uiteenzette, dat Saturnus de grote drager van het geheugen van ons planetenstelsel is. De vlinder hangt geheel samen met het herinneringsvermogen van onze planeet. Het zijn herinneringsgedachten, die in de vlinder leven. De vogel is eigenlijk een en al kop en in de doorwarmde lucht, die hij doorklieft in de wereldruimte, is hij eigenlijk de levende, vliegende gedachte. Wat wij in ons als gedachten hebben, wat immers samenhangt met de warmte-ether, dat is de vogelnatuur, de adelaarsnatuur in ons. De vogel is de vliegende gedachte; de vleermuis evenwel is de vliegende droom, het vliegende droombeeld van de kosmos. Zodat u kunt zeggen: de aarde is omgeven door vlinders, zij zijn de kosmische herinnering; en door het geslacht der vogels, zij zijn het kosmische denken; en de vleermuis, zij is de kosmische droom. Het zijn inderdaad de vliegende dromen van de kosmos, die als vleermuizen door de ruimte vliegen. Zoals de droom houdt van het schemerlicht, zo houdt de kosmos van de schemering door de vleermuis door de ruimte te sturen. De blijvende gedachten van de herinnering zien wij belichaamd in de gordel van vlinders om de aarde, de in het heden levende gedachten in de gordel van vogels om de aarde; de dromen vliegen om de aarde in de lichamelijke gestalten van vleermuizen. En voelt u maar, als we ons zo echt verdiepen in hun vorm, hoe verwant de verschijning van de vleermuis is met het dromen! Men kan helemaal niet anders, als men een vleermuis ziet, dan tot de gedachte komen: je droomt! Dat is toch eigenlijk iets, wat er niet zou moeten zijn, wat net zo buiten alle overige schepselen van de natuur staat als de droom staat buiten de gewone fysieke werkelijkheid.

Wij kunnen dus zeggen: de vlinder zendt gedurende zijn leven vergeestelijkte substantie naar het geestesland, de vogel doet dit na zijn dood. Wat doet nu de vleermuis? De vleermuis scheidt vergeestelijkte substantie af, vooral die, die leeft in de uitgespannen huid tussen de afzonderlijke vingers geeft hij af gedurende zijn leven, maar geeft deze niet aan het universum, maar scheidt deze af in de lucht.
Daardoor ontstaan voortdurend geestparels in de aardelucht. En zo is dan de aarde omgeven door het voortdurende glinsteren van de uitstromende geestmaterie van de vlinder, daardoorheen sproeiend wat van de stervende vogel komt, maar terugstralend naar de aarde de eigenaardige insluitsels van de lucht daar, waar de vleermuizen afscheiden wat zij vergeestelijken. Dat zijn die geestgestalten, die men altijd ziet als men een vleermuis ziet vliegen. En werkelijk zij heeft altijd, net als een komeet, zoiets als een staart achter zich aan. Zij scheidt geestmaterie af, zendt deze echter niet weg, maar stoot die terug in de aardematerie, in de lucht stoot zij die terug. Net zoals men met fysieke ogen de fysieke vleermuis ziet fladderen, kan men de overeenkomstige geestelijke gestalten van de vleermuizen door de lucht zien fladderen. Zij schieten door het luchtruim. En als wij weten: die lucht bestaat uit zuurstof, stikstof en andere bestanddelen, dan is dat niet alles: hij bestaat bovendien uit wat geestelijk uitgaat van de vleermuizen.

Zo wonderlijk en paradox het ook mag klinken, dit droomgeslacht van vleermuizen zendt kleine spoken de lucht in, die zich dan tot een gemeenschappelijke massa verenigen. In de geologie noemt men hetgeen onder de steenschaal ligt en wat een brei-achtige, weke gesteentemassa is: magma. Men zou van een geestmagma in de lucht kunnen spreken afkomstig van de uitvloeisels van de vleermuizen.
In oude tijden, toen er nog een instinctieve helderziendheid bestond, waren de mensen zeer gevoelig voor dit geestmagma, net zoals tegenwoordig menigeen gevoelig is voor iets materiëlers bijvoorbeeld slechte lucht; maar men zou dit om zo te zeggen als iets meer plebeïsch kunnen beschouwen, terwijl in de tijd van de oude helderziendheid de mensen gevoelig waren voor hetgeen als vleermuisrest in de lucht aanwezig is.
Daartegen beschermde men zich. En in menig mysterie-centrum beschikte men over speciale formules, waarmee de mensen zich innerlijk konden afsluiten opdat deze vleermuisrest geen macht over hen kon krijgen. Want als mensen ademen wij met de lucht niet alleen zuurstof en stikstof in, we ademen ook die vleermuisresten in. Alleen de tegenwoordige mensheid is er niet op uit, zich tegen die vleermuisresten te laten beschermen; terwijl ze onder bepaalde omstandigheden zeer gevoelig is - laten we zeggen - voor geurtjes, is ze hoogst ongevoelig voor vleermuisresten. Die slokt ze op, kan men wel zeggen, zonder dat zij er iets van walging bij ondervindt. Het is heel merkwaardig, mensen, die anders uiterst pietepeuterig zijn, slokken dit spul waarover ik hier spreek, op. Het komt in de mens binnen, weliswaar niet in het fysieke of in het etherlichaam, maar het komt in het astrale lichaam binnen.

Ja, ziet u, we komen daar tot merkwaardige samenhangen. Inwijdingswetenschap voert ons steeds overal binnen in een innerlijk verband. Deze vleermuisresten zijn het meest begeerde voedsel van wat ik u in mijn voordrachten hier beschreven heb als de draak. Alleen moeten die vleermuisresten eerst door de mens zijn ingeademd. En de draak heeft zijn beste aanknopingspunten in de menselijke natuur, als de mens zijn instincten laat doordringen met deze vleermuisresten. Die woelen daarbinnen. Die vreet de draak en wordt er dik van, geestelijk gesproken natuurlijk, en hij krijgt macht over de mensen, macht op de meest verschillende manieren. En dat maakt, dat ook de hedendaagse mens zich opnieuw moet beschermen. En die bescherming moet komen van hetgeen hier geschilderd werd als de nieuwe vorm van de strijd van Michael met de draak. Wat de mens zich verwerft aan innerlijke kracht, als hij de Michaels-impuls opneemt zoals het hier beschreven werd, dat beschermt hem tegen het voedsel dat de draak moet krijgen; dan beschermt hij zich tegen de ongerechtvaardigde vleermuisrest in de atmosfeer.”


Zo ziet een Afrikaanse hamerhoofdvleermuis eruit. Moeilijk om zich een lelijker wezen voor te stellen.
Dan begrijpt men dat onze voorouders iedere vleermuis die ze konden pakken aan de deur van de schuur nagelden, als het ware om de duivel te laten weten : vertoon je op dit erf en dat is wat met jou zal gebeuren.

In het tijdperk van de bewustzijnsziel begrijpen we dat er iets anders moet gedaan worden : al wat dromend in ons leeft, al wat niet ten volle bewust is, wordt gebruikt door Ahriman. De boodschap is dus : wakker worden, niet dromend door het leven gaan !



*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*




Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*