VRIJ SPREEKRECHT VOOR ALLE BURGERS

Verhofstadt noemde de AEL een criminele organisatie. Abou Jahjah wou hem daarom vervolgen. Volgens kamervoorzitter De Croo kan dat niet: zowel strafrechterlijke, burgerlijke als tuchtrechterlijke vervolging zijn onmogelijk.
“Dat betekent niet dat een parlementslid op welk ogenblik dan ook ongestraft om het even wat kan beweren. Het betekent wél dat hij of zij in het kader van de uitoefening van zijn of haar mandaat vrijuit moet kunnen spreken, in alle onafhankelijkheid en zonder enige vrees voor enige vorm van vervolging of sanctie” (De Morgen, 5 december 2002). Wat parlementsleden en ministers in de Kamer zeggen, is volledig beschermd. De terechte argumentatie luidt, dat de wetgevende macht onafhankelijk moet zijn van de rechterlijke macht.

De politieke klasse heeft voor zichzelf het recht op vrij spreken gereserveerd. Burgers zoals u en ik moeten niet
“..kunnen spreken in alle onafhankelijkheid, en zonder vrees”. Nee, voor ons zijn afhankelijkheid en vrees gereserveerd. Wij worden geacht te krimpen van schrik, voor diegenen die veel geld hebben om vervolgingen in te leiden, voor inquisiteurs van het centrum Leman, voor iedereen met macht.


Wij leven niet in een democratie, maar in een particratie. Niets illustreert scherper de juistheid van deze stelling, dan de ongelijke verdeling van het vrije spreekrecht. Vrij spreekrecht voor onze politieke voogden, en een muilkorfregime voor het plebs: zo zit ons systeem in elkaar. In een democratie is het volk de soeverein, en de soeverein spreekt vrijelijk en zonder vrees. In een democratie komt iedereen het recht op vrij spreken toe, dat in een particratie voor de toppolitici is gereserveerd. De Kamer geldt als het forum voor de parlementsleden, in hun hoedanigheid van wetgevende macht. Naar volstrekte analogie daarvan dient een net van vrije politiekmaatschappelijke forums te worden ingevoerd, waarop àlle burgers kunnen spreken “..in alle onafhankelijkheid, en zonder vrees”. Kranten moeten de mogelijkheid krijgen, om in hun bladzijden zo’n vrij maatschappelijk forum in te stellen. Gelijk welke burgergroep moet een vrij forum kunnen inrichten, op het internet of anderszins. Die politiekmaatschappelijke forums moeten zich als zodanig officieel kunnen laten registreren, zodat over hun statuut achteraf geen betwisting kan ontstaan. Hun enige verplichting moet zijn, dat zij zich duidelijk als vrij forum bekendmaken. De forums moeten zodanig zijn gestructureerd, dat zij voor burgers gemakkelijk mijdbaar, maar ook gemakkelijk toegankelijk zijn. Het vrije woord impliceert niet alleen het recht om vrij te spreken, maar ook het recht om vrij te mogen luisteren, en het recht om niet te moéten luisteren. Net zoals in de Kamer dienen de sprekers op een vrij forum individueel kenbaar, maar tevens om hun daar geuite mening onschendbaar te zijn te zijn.

Zonder zo’n vrij spreekrecht voor iedereen, is er geen democratie. In België is vrij spreekrecht gereserveerd voor toppolitici. België is dus geen democratie. En dat moet veranderen.

Jos Verhulst



QUO VADIS, EUROPA?

In Trouw verscheen op 11 dec. (p.16) de volgende commentaar van Doeko Pinxt betreffende de weigering van het Nederlandse kabinet, om een referendum te houden over de uitbreiding van de EU. De Nederlandse regering vond de problematiek ‘te ingewikkeld’ voor de modale burger. Doeko Pinxt slaat de nagel op de kop:


“De reden [voor de weigering van het referendum] klinkt nogal schofterig. Met name als je bedenkt dat er volgende maand verkiezingen zijn en we wel geschikt geacht worden om over 'eenvoudige' onderwerpen zoals integratie, veiligheid, milieu, onderwijs en economie ons oordeel te vellen. Het zijn onderwerpen waar menig kabinet de afgelopen 20 jaar mee heeft geworsteld en nu nog steeds. Eenvoudig bekeken gaat de uitbreiding van de EU puur over de vraag of we bereid zijn onze welvaart te delen. Het stomste wat je als politicus kan doen is het volk voor dom houden, daarnaast getuigt het van weinig intelligentie”.

Als het over Europa gaat, worden de burgers doorgaans volstrekt onmondig gehouden. De politieke klasse plengt over deze stand van zaken af en toe een krokodillentraan, maar daar blijft het bij. Verhofstadt had het, in zijn laatste boekje (‘De vierde golf’) wel over de invoering van het referendum op volksinitiatief op federaal niveau, maar aan een Europees burgerreferendum schijnt hij nooit te hebben gedacht.

De Europese Unie stevent aan hoog tempo af op een statuut van ondoorzichtige superstaat, met een eigen censuurwetgeving en een eigen ideologie, maar zonder een greintje democratie. De nieuwe regels en wetten waaraan wij geacht worden ons te houden, zijn nu reeds voor het merendeel van het Europees niveau afkomstig. Bovendien komt de Europese regelgeving voor een aanzienlijk gedeelte reeds tot stand, niet via het unanimiteitsbeginsel, maar via gekwalificeerde meerderheden. Wanneer het verdrag van Nice van kracht wordt, zal dit voor twee op drie Europese besluiten het geval zijn. Dat betekent dat de volkssoevereiniteit reeds in zeer grote mate naar het Europees niveau werd overgeheveld. Aan de burgers, die in een democratie nochtans de dragers zijn van de soevereiniteit, werd nooit enig akkoord gevraagd.

De staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten hebben in Laken, bij de afronding van het Belgisch voorzitterschap van de EU (15 december 2001), een ‘Europese Conventie’ gelanceerd, die over de toekomst van Europa moet nadenken en voorstellen moet formuleren. Deze Conventie, die onder leiding van Valéry Giscard d'Estaing (voorzitter), Giuliano Amato en JeanLuc Dehaene (vicevoorzitters) maandelijks plenair bijeenkomt, moet tegen eind 2003 een document afscheiden, waarin ondermeer voorstellen betreffende democratisering van de Unie moeten opgenomen zijn. Dat document zal dan als basis dienen voor de werkzaamheden op een nieuwe bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders, die op grond van het document van de Conventie besluiten zullen treffen.

Twee maatregelen zijn dringend nodig.

Ten eerste moeten in het document eindelijk directdemocratische rechten voor de Europese burgers zijn opgenomen. Momenteel worden de burgers door Europa als een soort vee behandeld, dat met listen en lagen in de gewenste richting wordt gemanoeuvreerd. JeanClaude Juncker, eerste minister van Luxemburg, karakteriseerde de besluitvorming op de EUregeringsconferenties als volgt:
"Wij nemen een besluit, maken het openbaar en wachten een tijdje op eventuele reacties. Wanneer we dan geen geschreeuw horen en geen protest wordt vernomen, omdat de meeste mensen de draagwijdte van het besluit helemaal niet doorzien, dan gaan we weer verder stapje voor stapje, tot de terugweg is afgesneden" ( Der Spiegel, 52/ 1999, p.136). De referenda op volksinitiatief moeten, voor de EU als geheel, over alle onderwerpen kunnen handelen waarvoor de EU bevoegd is, zonder uitzondering. Bovendien moet aan de bevolking van iedere lidstaat afzonderlijk het principieel recht op de exitoptie gelaten worden: een lidstaat moet dus uit de EU kunnen treden indien een meerderheid van de bevolking in die lidstaat dat wenst.

Ten tweede moeten, liefst op dezelfde dag, referenda over de Conventietekst worden gehouden, in alle lidstaten afzonderlijk. Die referenda moeten een bindend karakter hebben en gebundeld worden volgens de unanimiteitsregel: indien in één lidstaat de bevolking de Conventietekst verwerpt, dan is die tekst niet goedgekeurd. Het gaat immers over een Europese verdragswijziging, en daarvoor geldt de unanimiteitsregel. De Europese Groenen vragen een Europees referendum over de Europese constitutie, die enkel zou aangenomen worden indien in heel de EU een meerderheid van 50% wordt gehaald, en bovendien een meerderheid in 75% van de staten. De Groenen verzetten zich ook tegen de exitoptie (Belga, 20 dec. 2002). Hoewel de Groenen zich veel democratischer opstellen dan de andere Europese parlementsfracties, is ook hun standpunt uit democratisch oogpunt nog deficitair. De Eurobarometerpeilingen leren, dat in alle lidstaten een meerderheid van de bevolking vasthoudt aan het principe van nationale soevereiniteit, wat op Europees niveau wordt uitgedrukt door het vetorecht voor iedere afzonderlijke lidstaat. In België is 45% van de bevolking voor het behoud van het vetorecht, terwijl 33% dit vetorecht wil opgeven. In alle andere EUlidstaten is de steun voor het behoud van het vetorecht nog sterker (De Standaard, 221002). Zeker als het over zo’n belangrijke zaak als de Europese Grondwet gaat, moet dus het principe van het vetorecht gehandhaafd blijven.

Deze referenda worden best gekoppeld aan de Europese verkiezingen in 2004.

Verder spreekt het vanzelf dat ook de uitbreiding van de Europese Unie op consequente wijze langs directdemocratische weg moet goedgekeurd worden. De uitbreiding met tien nieuwe lidstaten verloopt uit democratisch oogpunt op een absurde manier. In de toetredende staten wordt meestal een referendum over de kwestie gehouden, terwijl de huidige lidstaten aan hun bevolking het zwijgen opleggen. Het is alsof een huwelijk wordt gesloten, waarbij van slechts één van beide partners een jawoord wordt verlangd. Dat zo’n referendum in de lidstaten geen formaliteit zou zijn, blijkt uit de Eurobarometerpeiling, die in Frankrijk 47% tegenstanders (tegen 40% voorstanders) van de uitbreiding aangeeft (in België is 51% pro uitbreiding, 32% tegen; in de EU als geheel is 50% pro, en 30% contra). Bijzonder acuut wordt over enkele jaren de kwestie van de toetreding van Turkije. Ten voordele van deze toetreding wordt, om geostrategische redenen, zware druk uitgeoefend door de USA. Tenzij directe democratie wordt ingevoerd op Europees niveau, zal de Amerikaanse regering betreffende deze kwestie meer invloed kunnen uitoefenen, dan de Europese burgers zelf. Van democratisch deficit gesproken...

www.europeanreferendum.org
http://europa.eu.int/comm/public_opinion/