KRONIEK VAN EEN MEMETISCH OFFENSIEF

(1) DE TRUC VAN DE ‘AUTONOMIE’


De politieke klasse maakt, bij haar ideologisch offensief tegenover de bevolking, gebruik van steeds nieuwe trucs. Eén daarvan is de installatie van ‘autonome’ ideologische propaganda- en controle-organen. Soms komen die sluipend tot stand, zoals bijvoorbeeld het maandblad ‘Klasse’, dat wordt uitgegeven door het ministerie van Onderwijs maar waarvan de redactie ‘autonoom’ is. Klasse is door-heen de jaren steeds verder uitgebreid, en heeft zich ontwikkeld tot een volwaardige en hippe onderwijs-pravda, met aparte uit-gaven voor leraren, leerlingen en ouders. Via zo’n ‘autonoom’ orgaan kan dan voor-hoede-propaganda worden gevoerd, waar-aan de minister zelf zich (nog) niet kan wagen. Zo kan Klasse bijvoorbeeld rustig het onderwijs en de scholen van alge-meen verspreid racisme beschuldigen: “Is de gemiddelde Turk of Marokkaan dommer dan de gemiddelde Vlaming? Nee. Toch zit maar één procent in het Vlaams hoger onderwijs. Niet meer dan één op vier niet-Belgische leerlingen verlaat het secundair onderwijs met een diploma op zak. Ze krijgen op school minder kansen doordat ze een andere etnische afkomst hebben. Discriminatie zit ingebakken in onze maatschappij. Zeker ook in onze scholen” (Klasse, november 2001, middenkatern). Klasse liegt: er bestaat wel degelijk een zeer aanzienlijk verschil in de IQ-gemiddelden voor autochtonen en allochtonen.

Voor informatie terzake, zie bv.: Jan te Nijenhuis ‘Comparability of test scores for immigrants and majority group members in the Netherlands’ Academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, 1997; Te Nijehuis en van der Flier ‘Group differences in mean intelligence for the Dutch and Third World immigrants’ Journal of Biosocial Sciences 33, 469-475, 2001. In België vonden prof. Van Damme en medewerkers een verschil van twee standaarddeviaties inzake verbale intelligentie, en van één standaarddeviatie inzake spatiale en numerieke intelligentie (‘succesvol doorstromen in de aanvangs-jaren van het secundair onderwijs’ Acco 1997/99 - het zgn ‘eerste LOSO-boek). In het ‘tweede LOSO-boek (2001) lezen we op p.69-70 bovendien, dat allochtonen na correctie voor intelligentie en sociale achtergrond béter presteerden dan autochtone kinderen, wat niet ver-wonderlijk is vermits voor hen specifieke ondersteuning bestond (bv. Onderwijs met Voorrangsbeleid ofte OVB).

Daarom is die autonomie van ‘Klasse’ zo interessant. Komt er discussie, dan kan de minister zich altijd van de aangevochten bewering distantiëren. En anderzijds komt de racisme-beschuldiging aan het adres van de scholen dan toch van ‘officiële’ zijde. Héél handig.

Ook het ‘Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding’ is ‘autonoom’. Dat bleek nog eens toen dit Centrum, in haar campagne tegen het racisme bij de Antwerpse politie, overleg organiseert met allerhande allochtone organisaties, waar-onder de AEL. De AEL is een politieke or-ganisatie, die aan de komende verkiezin-gen deelneemt in alliantie met de maoïs-tische PvdA. De AEL wenst in ons land de Sjoera in te voeren (een bestuurssysteem gebaseerd op de Koran). De AEL bepleit bij monde van Jahjah openlijk het afhakken van handen van dieven, of het stenigen van overspelige vrouwen, als dat maar gebeurt volgens de islamitische wetten (Trouw, 08 03 03). De organisatie hanteert ook raciale criteria. Je mag alleen lid worden indien je van de juiste allochtone afkomst bent; een criterium dat direct tot vervolging zou leiden indien het door het Vlaams Blok zou gehanteerd worden. Abou Jahjah hanteert expliciet raciale criteria om tot politieke conclusies te komen. Hij vindt bijvoorbeeld dat de Koerden onafhankelijk moeten kunnen zijn, maar de Berbers niet: “Arabieren en Berbers liggen raciaal en cultureel ongelooflijk dicht bij elkaar, de banden zijn zo sterk dat we tegen separatisme zijn” (POL-interview 19 11 02). Voor Leman dus allemaal geen bezwaar om tot samenwerking te komen.

Vlaams Blok-senator Wim Verreycken stelde tijdens het wekelijks vragenuurtje in de Senaat een vraag over dit CGKR-initiatief aan minister Verhofstadt, onder wiens bevoegdheid het Centrum resorteert. Het antwoord van Verhofstadt luidde, dat hij zich totaal distantieert van het initiatief maar dat het initiatief resorteert onder de autonomie van het centrum, en dat de minister daar alleen akte kan van nemen (zie knipselbijlage p.D).

==> www.trouw.nl/nieuwsenachtergronden/artikelen/1047019666694.html


==>
http://www.google.be/search?q=cache:Yd8IAaJuXxgC:members.lycos.nl/ehul/jahjahinterview.pdf+%22mourad+bekkour%22+POL&hl=nl&ie=UTF-8

Alweer de truc van de ‘autonomie’, die aan de politieke klasse toelaat om in haar ideologisch initiatief, op kosten van de te indoctrineren belastingbetaler, vooruitgeschoven pionnen te installeren, die zaken kunnen zeggen en doen waarvan de politiek verantwoordelijke zich dan tegenover het publiek kan van ‘distantiëren’.

(2) DE TRUC VAN HET ‘LEK’


Ook ‘lekken’ zijn een belangrijk politiek wapen. Ik kan ervan meespreken. Op 27 02 01 (p.142) publiceerde het roddelblad Humo een artikel over mijn persoon, dat gebaseerd was op een racismeklacht, door het centrum Leman tegen mij ingediend. De journalist in kwestie had - zo bleek uit het telefoongesprek dat ik met hem had - de tekst van deze klacht in handen (hij kon er door de telefoon uit voorlezen). Ikzelf viel uit de lucht. Normaal moet zo’n klacht van het centrum Leman naar het gerecht gaan, maar blijkbaar had men het gunstig geoordeeld om in dit geval de klacht meteen al te laten ‘lekken’, zodat mijn geval reeds kon aangepakt worden in Humo. Ondertussen zijn we enkele jaren verder, de raadsman die ik onder de arm had genomen (de betreurde dichter-jurist Eddy van Vliet) is overleden, ik heb nog altijd niets gehoord van de zijde van het gerecht, maar Humo heeft zijn ding gedaan.

Héél handig voor de ‘aanklager’, zo’n lek: tegen het media-proces is immers geen beroep mogelijk.

Een recent voorbeeld is de heisa rond Soetkin Collier, de zangeres van de folkgroep Urban Tred, die was geselecteerd als Belgische deelnemer aan het Eurosongfestival. Op Indymedia, naar verluid een door de PvdA gecontrolleerde website, was het volgende stukje laster over haar verschenen:

Wallonië stuurt fasciste naar het Eurosongfestival!
by Alexander Dubois 1:18pm Mon Jan 6 '03 (Modified on 12:00am Sat Mar 1 '03)
alexanderdubois@hotmail.com


De fascistische zangeres Soetkin Collier vertegenwoordigt Wallonië op het Euro-songfestival.

Naar aanleiding van het Eurosongfestival van 2003 stuurt Wallonië de folkgroep Urban Tred (zie http://www.eurosong.nl/ html/belgie.html). Op zich niets mis mee ware het niet dat de zangeres van dit groepje SOETKIN COLLIER is. Deze langharige deerne is al sinds jaren lid van NSV-Gent en van de extreem-rechtse groepering Vrijbuiter die onder leiding staat van ex-VMO'er Jan Creve. Soetkins vader Ivo Collier baat(te?) bovendien het beruchte Antwerpse Vlaams Blok-café 'De Leeuw van Vlaanderen' uit.
Urban Trad is niet de eerste groep waarvan Soetkin deel uitmaakt. In het verleden behoorde zij tot Laïs maar moest daar opstappen omdat ze geen afstand wou doen van haar extreem-rechts verleden en omdat ze niet met het NSV wilde kappen. Vervolgens nam Soetkin Collier met Oeda ook deel aan Nekka-nacht (zie http://www.nekka.be/ wedstrijd2.html).
Hoe kan het dat Wallonië dat meestal zeer radicaal tegen het Vlaams Blok reageert een folkgroep met een extreem-rechtse zangeres naar het Eurosong-festival stuurt?

==>http://belgium.indymedia.org/
front.php3?article_id=44360&group=webcast


Minister Verwighen vatte, tijdens een vra-genuurtje op 25 februari 2003 in de be-voegde Kamercommissie, het verdere ver-loop van de gebeurtenissen als volgt samen:

Het is ingevolge een vraag van de politionele overheid - dat blijkt uit een nota van de federale politie van 9 januari 2003 - en het verschijnen van berichten op een website dat werd nagegaan of mevrouw Collier inzake de door de Veiligheid van de Staat te bestuderen fenomenen gekend was. De website stelde dat Wallonië een fasciste stuurt naar het Eurosong-festival.(...) De reeds vermelde website stelt (...) dat het gevolg zou kunnen zijn dat uit extreem-linkse hoek acties wor-den ondernomen tegen de Belgische deelname aan het festival. De bevoegde autoriteiten moesten toch minstens op de hoogte worden gebracht van die mo-gelijkheid (...) ...alleen ten gevolge van het verschijnen van de reeds vermelde me-dedeling op een website [is] (...) de Veiligheid van de Staat tot onderzoek van het dossier overgegaan (...) De nota van 12 februari inzake de zangeres Soetkin Collier is op grond van de wet van 30 no-vember 1998 over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten opgesteld door de Veiligheid van de Staat en bezorgd aan drie ministers, te weten: de eerste minister, de minister van Justitie, en de Waalse gemeenschapsminister voor Kunsten, Letteren en de audio-visuele sector, de heer Miller. Uit de bericht-geving in de geschreven pers en op de televisie blijkt dat minister Miller de pers heeft gecontacteerd. Hij heeft zich laten filmen met de kwestieuze nota in handen en heeft toegestaan dat die duidelijk leesbaar werd gefilmd”.

==>http://www1.dekamer.be/
commissions/cri/50/3/pdf/ic999.pdf


Bij deze gang van zaken passen enkele opmerkingen.

Vooreerst: het motief voor de Staatsveiligheid om in deze zaak tussen te komen, is eigenlijk een dreiging met ordeverstoring door extreemlinks. Normaal zou je dan verwachten, dat de Staatsveiligheid - voorop-gesteld dat de veiligheid van de staat effectief in het gedrang komt - nagaat wie achter de lastercampagne op Indymedia schuilgaat. Je zou verwachten dat de dreiger, en niet de belasterde het voorwerp wordt van een discreet onderzoek. Dat is echter niet het geval. Er wordt een dubieus rapport opgemaakt over de belasterde. De lasteraar zit in het politiek correcte kamp en wordt dus ingedekt.

Ten tweede: een minister lekt openlijk het zogenaamd ‘discrete’ rapport van de Staatsveiligheid, en de media spelen gretig het spel mee. Een combinatie van bureaucratie (staatsveiligheid), uitvoeren-de macht (de minister) en media zorgt ervoor, dat een ongewenst individu massaal wordt besmeurd en belasterd, zonder enige reële kans op verdediging. De ver-oordeling tot broodroof wordt door deze instanties uitgesproken, zonder mogelijk-heid tot beroep.

De truc van het ‘lek’ is een machtig wapen om terreur te zaaien. Deze zaak wordt door het PC-establishment, waarvan het Belgisch zwaartepunt zich zonder de minste twijfel in Wallonië bevindt, niet enkel ge-bruikt om het individu Soetkin Collier te kelderen. Het belangrijkste is de voor-beeldfunctie: iedereen die ook maar iets durft te zeggen of te doen dat buiten de officiële globalistische doctrine van de po-litiek correcten valt, riskeert een vergelijk-baar ‘proces’ in de pers en op de straat, met als boete werkloosheid, hoon en smaad. Zo heeft het totalitarisme altijd gewerkt.

(3) SCHULDIG NOCH ONSCHULDIG


In Antwerpen is het college van burgemeester en schepenen op de bek gegaan na een mini-affaire met visa-kaarten. Bleek dat niet alleen enkele hoge ambtenaren, maar ook burgemeester en schepenen visa-kaarten ter beschikking hadden gekregen, waarmee ze allerhande privé-aankopen konden financieren: een nieuw pak, een handtas, dat soort dingen. Het punt werd aangekaart door het Vlaams Blok, en op twee dagen lag het hele college in de touwen. Maar op welke gronden juist?

Het opvallende is namelijk, dat al de ontslagnemende politici bij hoog en bij laag volhouden, dat er niets verkeerds of onwettigs is gebeurd. Ze hebben zich gewoon aan de regels gehouden. Waarom nemen ze dan ontslag? Jos Geysels (Agalev) zei hierover: “De Agalev-schepenen hebben geen enkele wet overtreden, laat dat duidelijk zijn. Zelfs deontologisch zijn ze niet in de fout gegaan. Maar politiek-maatschappelijk wel. Dus zomaar overgaan tot de orde van de dag is moeilijk” (De Standaard 13 03 03, p.3). Niet iedereen was het met Geysels eens. Karel De Gucht bv. zegt in dezelfde krant, op dezelfde blz.: “De Antwerpse schepenen hebben serieuze deontologische fou-ten gemaakt”. Maar behalve het Vlaams Blok vindt iedereen toch, dat de schepenen niets strafbaar hebben gedaan. Waarom moet dan worden terugbetaald? De terug-betalende schepenen zeggen uitdrukkelijk, dat die terugbetaling geen schuldbekente-nis inhoudt. Met andere woorden: de uitgaven waren terecht, en de terugbetaling wordt dus eigenlijk afgeperst. Idem dito voor de ontslagen. Patrick Janssens (zelf-de krant, zelfde dag, zelfde blz.) zei: “Niemand van het college hoeft ontslag te nemen. We moeten niet op zoek naar zondebokken. Wie onwettelijke dingen heeft gedaan of fraude heeft gepleegd, moet daarvan de gevolgen dragen. Maar dat is voor het schepencollege niet het geval. Naar de letter heeft het college de regels gevolgd”. Volgens Janssens geschieden de terugbetalingen omdat de regels “...onoordeelkundig” zijn toegepast. Volgens hem kun je dus een regel volgen, wat in casu betekent dat je visa-uitgave OK is, en tegelijk toch bij dit volgen onoor-deelkundig te werk gaan, wat dan weer impliceert dat je visa-uitgave niet OK is en moet worden terugbetaald.

Dat is natuurlijk onzin. Wat hier gebeurt gaat iedereen aan. Vandaag worden die schepenen tegelijk schuldig en onschuldig verklaard. Morgen kan U of mij hetzelfde overkomen.

Ik denk niet dat wij ons om de betrokken politici veel zorgen moeten maken. De meesten worden in het nieuwe college opgevist, en voor de anderen zal ook wel een discrete regeling worden gevonden. Zij zijn tenslotte allemaal leden van een ‘democratische partij’. Wel zorgwekkend is het geschapen precedent. Al is ‘precedent’ eigenlijk een te sterke uitdrukking: het gaat om de zoveelste bevestiging van een steeds sterker doorzettende trend. De trend om iemand, die in juridische zin niet schuldig is, toch te straffen, omdat de be-trokkene iets deed wat op één of andere manier niet door de politieke beugel kon. Leona Detiège (De Standaard, 13 03 03, p.2) verklaarde: “De collegeleden hebben te goeder trouw gehandeld en zich gehouden aan de regels die voor het gebruik van de kredietkaart gelden. Desalniettemin zullen we alles dat ter discussie staat, terugbetalen om de polemiek te stoppen”. In begrijpbaar Ne-derlands: ‘Wij betalen terug onder druk van laster’.

Modale burgers kunnen door dit mechanisme net zo goed getroffen worden als de Antwerpse bestuurders. Maar in tegenstelling tot deze laatsten, beschikt de modale burger niet over een machtig politiek net-werk waarop hij kan terugvallen. Denk maar aan de zangeres Soetkin (zie hierboven). Haar werk wordt gedwarsboomd, zij wordt gebroodroofd, niet omdat zij iets heeft misdaan, maar wel omdat zij ‘om-streden’ is. En dat statuut van ‘omstredene’ kan je, als een Kaïnsteken, opgestempeld worden door een combinatie van persroddel en insinuaties van officiële organen voor gedachtencontrole, zoals de staasveiligheid of het centrum Leman.

(4) IN BELGIË WORDT HET ETNICISME
STILAAN OFFICIEEL


Eén van de kwalijkste dingen die onze samenleving zou kunnen overkomen, is de officiële erkenning van ‘rassen’ of ‘etnici-teiten’, waarbij mensen dus meer of minder rechten krijgen op basis van hun bloedverwantschap. De politieke klasse verkoopt rond het thema van het racisme heel wat poeha, en hanteert het thema om de vrijheid van spreken - tot op heden ongetwijfeld de belangrijkste verworven-heid van de Verlichting - zo snel mogelijk weer af te breken. Toch zijn onze voogden geen anti-racisten. Wat zij nastreven, is een welbepaald soort racisme. Er bestaat blijkbaar ook een politiek correct soort racisme, dat ijverig wordt gepropageerd.

In De Standaard (23 12 02, p.17) verscheen onder de titel ‘De Joodse tegoeden moeten democratisch beheerd worden’ een merkwaardig artikel van Maxime Steinberg e.a. Het gaat over de uitvoering van de wet van 20 december 2001, die de bestemming regelt van geld van joodse eigenaars, die na de jodenvervolging tijdens WO II niet werden teruggevonden. Volgens de nieuwe wet moet dat geld worden overgemaakt aan “een instelling van openbaar nut waarvan de doeleinden van sociale, culturele en religieuze aard tegemoetkomen aan de noden van de joodse gemeenschap van België”. Deze wet schept een revolutionair precedent, dat in het opiniestuk ook wordt vernoemd: “...voor de eerste keer erkent de wetgever een cultuurgemeenschap, een gemeenschap met een specifieke lotsverbondenheid die gebaseerd is op een taal noch op een cultus”.

Maar waarop is zo’n ‘gemeenschap’ dan wél gebaseerd? Indien men jood is, niet op basis van religie of taal, kan men enkel maar jood zijn op basis van afstamming en bloedverwantschap. Ik zie tenminste geen andere mogelijkheid. Volgens de schrijvers van het opiniestuk moeten in de algemene vergadering van de stichting, die het joodse geld zal beheren, alle levensbeschouwelijke en/of ideologische strekkingen binnen de joodse gemeenschap vertegenwoordigd zijn “...religieus of leek, links of rechts gericht, zionistisch of niet”. Maar indien levensbeschouwing en ideologie niet bepalend zijn voor het joods-zijn, wat bepaalt dit jood zijn dan anders dan juist afstamming, bloed en etniciteit? Indien men taal, religie en levensbeschouwing weglaat, blijven naast biologische verwantschap enkel nog vrij triviale en onstabiele ‘culturele’ factoren over, op het vlak van gastronomie, bepaalde min of meer overlevende gebruiken enz. die onvoldoende scherp omlijnd zijn, en in elk geval te weinig fundamentele betekenis hebben, om in enige reële zin als basis voor ‘identiteit’ te kunnen funge-ren. De zogenaamde ‘culturele gemeenschappen’ waarover de schrijvers reppen zijn in waarheid gemeenschappen van etnische bloedverwantschap.

De schrijvers zien de wet van 20 12 01 blijkbaar als een eerste, trendzettende stap. “We leven in een België dat multicultureel is geworden. Meer en meer groeit de eis om de minderheden en de culturele gemeenschappen te erkennen, of het nu gaat om de joodse gemeenschap, die van de zigeuners, de Italianen, de Spanjaarden, de Portugezen, de Ber-bers, de Arabieren of de Turken. Er is dus veel aan gelegen aan de keuzes die de regering zal maken om het groen licht te geven aan een stichting die verantwoor-delijk zal zijn voor het beheer van een collectieve erfenis...

Er zijn twee vormen van ‘eigen volk eerst’. Vooreerst het familialisme, waarmee men de naaste bloedverwanten bevoordeligt. Het kernmechanisme is hier de erfenis: 40% van de rijkdom waarover de Belgen beschikken is via erfenis verkregen. De tweede vorm is het etnicisme of racisme, waarmee men de verre bloedverwanten bevoordeligt. Met de wet van 20 12 01 wordt het erfrecht voor de eerste keer naar dit ruimere niveau uitgebreid, en blijkens het citaat hierboven mogen we verwachten dat dit precedent navolging krijgt... Opvallend is verder, dat in bovengenoemd citaat het concept ‘collectieve erfenis’ gereser-veerd blijkt voor ‘minderheden’. De ‘meer-derheid’ kan blijkbaar geen aanspraak maken op enige afzonderlijke erfenis. Politiek correct racisme op zijn best dus.

(5) LIEGEN OM BESTWIL


Op 6 mei 2002 verscheen een merkwaardig artikel van Guy Tegenbos in De Standaard: ‘Media-aandacht voor mis-daad en migratie stijgt met score Vlaams Blok’.Hierin wordt gewag gemaakt van een studie van UA-professor Stefaan Walgrave. Die screende kranten-voorpagina’s en VTM- en VRT- nieuwsuitzendingen , vergeleek die met de score van het Vlaams Blok in de opiniepeilingen van La Libre Belgi-que, en legt een verband: naarmate de aandacht in de media voor criminaliteit en migratie toeneemt, stijgt ook de electorale score van het Blok. Besluit: “Walgrave raadt de media (...) aan voorzichtig om te springen met hun aandacht voor die thema’s”.

In De Gids op Maatschappelijk Gebied (jan. 03) komt prof. Walgrave uitvoerig aan het woord met een pleidooi voor een mediacordon rond het Vlaams Blok: “Kunnen de media het Vlaams Blok bestrijden? Ja, maar het mag niet opvallen. Zodra het duidelijk wordt, is er een omgekeerd effect. Het is een zeer gevaarlijk spel. Je moet dus niet doen zoals de VRT met de tekst over ‘De VRT en de rechtvaardige samenleving’. Dat is absoluut contraproductief. Ik vind dat de VRT dat moet doen, maar ze moet het niet zeggen”(p.5). En verder: “De problemen (die door het Vlaams Blok worden opgeroepen) zullen niet verdwijnen door erover te zwijgen, maar ik denk wel dat je er (d.i. door erover te zwijgen) het elektoraal gewin van het Vlaams Blok kunt tegenhouden. Dat is toch het doel” (p.16).

In het februarinummer komt Louis Mariën, hoofdredacteur van het ACW-blad Visie, nog eens terug op de kwestie. Blijkt dat de redactie onversneden de Walgrave-lijn volgt: “Het Blok is gegroeid op het klaver-tje vier ‘migranten, asielzoekers, onveiligheid en verzuring’. De media hebben deze thema’s willens nillens aangesneden, terwijl ze slechts met mondjesmaat positieve verhalen, de mens-in-de-migrant brengen. In ‘onze’ media (= bladen van de Christelijke arbeidersbeweging, zoals bv. ‘Visie’, dat een oplage heeft boven het miljoen) doen wij net het omgekeerde: wij brengen enkel positieve verhalen, wij geven de lezers zelfs geen uitlaatklep voor hun negatieve gevoelens in de rubriek ‘lezerbrieven’. En dat hebben we goed aangepakt, want we hebben over onze aanpak gezwegen (...) Aandachtige lezers kunnen gebelgd raken door onze ‘positivo’-aanpak. Voor één goede migrant, hebben zij tien kwaadwilligen in hun hoofd. Dat bewijzen lezersreacties. Maar wegen die enkele briefschrijvers (...) op tegen die duizenden anderen die zich blijkbaar niet storen aan onze aanpak? Wij menen van niet. We moeten ons wel hoeden voor een overdosis aan positieve allochtone portretten. Anders voelt de ‘achtergestelde’ Vlaming zich nogmaals benadeeld” (p.3). In het januarinummer van de Gids had Kris Houthuys, directeur communicatie van het ACW, ook al bevestigd dat over de ‘negatieve ervaringen’ van de lezers niet geschreven wordt (p.13), wat door prof. Walgrave werd toegejuicht: “Wat jullie doen, is eigenlijk een soort cordon sanitaire leggen rond die andere meningen. Je mag dat doen, maar je mag daar niet over communiceren. Dan is er geen probleem” (p.13).

Kortom : het ACW kiest voor de leugen. Het ACW opteert bewust voor de systematische leugen, voor het georganiseerd bedrog, voor de wetenschappelijk gestuurde indoctrinatie. Terecht fulmineert Mark Grammens hiertegen in zijn ‘Journaal’ (20 02 03, p.3117): “Dit is dus een kristelijke arbeidersbeweging, die zonder tegenspraak aanvaardt dat 1) er gezwegen mag worden over de onderwerpen die een bepaalde partij aanbrengt, ook al zijn die van het grootste belang voor de samenleving, en 2) dat de platste soort e-lektorale partijpolitiek (het tegenhouden van het gewin van een partij) haar doel-stelling vormt. Daar wordt geen weerwerk tegen gegeven. Diezelfde Walgrave krijgt overigens ruim de gelegenheid om zijn grondig misprijzen voor het volk in deze kring van vakbondsleiders te ventileren. Het volk is dom, en moet gemanipuleerd worden. De media moeten dus wel het Vlaams Blok bestrijden, maar ze mogen niet zeggen waar ze mee bezig zijn, want dat zou een omgekeerd effekt kunnen hebben, aldus deze Walgrave. En overigens ‘moeten de media daarover af-spraken maken’. Dat staat er!” We kun-nen daar nog aan toevoegen dat deze interventie van Walgrave een symptoom is van een steeds verder om zich heen grijpend fenomeen, waarvan de impact nogal eens onderschat wordt: de toenemende onderworpenheid en/of verknochtheid van academici aan politieke agenda’s.

Knack pakte (26 02 03, p.18-23) uit met een artikel over de wijze, waarop die door Walgrave aanbevolen politiek correcte censuur in België concreet functioneert. Blijkt dat aan de Universiteit Antwerpen, onder leiding van prof. Erik Van Hove, enkele jaren geleden een studie werd verricht waarin ondermeer het verband tussen nationaliteit en criminaliteit in Antwerpen werd onderzocht. Deze studie werd niet bekend gemaakt, om het Vlaams Blok geen elektorale munitie te geven (de onderzochte gegevens betreffen de periode 1995-1998 en het eindrapport kwam klaar in februari 2000, dus enkele maanden voor de laatste gemeenteraadsverkiezin-gen). De Antwerpse politie gebruikte het rapport volgens politiewoordvoerder Fons Bastiaenssens wel als ‘intern werkdocu-ment’ (p.20). Dimitri Pepermans, een van de betrokken onderzoekers: “In de stuurgroep waren ze het er destijds over eens dat dit onderzoek met zijn ruwe analyses zo vlak voor de verkiezingen politiek misbruikt zou kunnen worden. De storm rond het onderzoek dat Marion van San uitvoerde in opdracht van het ministerie van Justitie geeft aan dat ze misschien gelijk hadden om het niet naar buiten te brengen (...) Maar achteraf met die heisa rond van San, waren we blij dat onze studie niet openbaar was. Anders waren wij de schiefschijf geweest (...) Wij waren en zijn als wetenschappers juridisch gebonden aan een contractuele geheim-houdingsplicht. Het is de opdrachtgever die bepaalt of onderzoeksresultaten openbaar worden. Als ik mij daar niet aan hou, verbrand ik als onderzoeker mijn bruggen voor eventueel toekomstig onderzoek” (p.19-20).

Het artikel in Knack maakt ook gewag van een selecte bijeenkomst, georganiseerd door het studiecentrum ‘Antwerpen Mor-gen’. Alleen genodigden mochten erin. Marion van San verklaarde daar “..nooit meer onderzoek in België te willen doen, al bieden ze me miljoenen. In België moet je je als onderzoeker bezighouden met diplomatie en politiek om aan informatie te geraken. Ik hoor dit ook van andere Belgische collega’s (...) Ik ken trouwens wel meer studies die in België op dit ter-rein zijn gedaan, maar nooit boven water zijn gekomen. Nee, ik zeg niet dewelke” (p.23).

We leren uit dit alles dat het geld van de Belgische burgers wordt gebruikt om maatschappelijk onderzoek te verrichten, maar dat diezelfde burger om opvoedkundige redenen niet de resultaten van dat onderzoek mag kennen. We leren, dat dit niet éénmaal maar herhaaldelijk gebeurde. En we leren dat de onderzoekers economisch afhankelijk zijn van de censoren.

Knack laat ook VUB-socioloog Mark Elchardus aan het woord, die ons een blik op de toekomst gunt: “Ik ga akkoord met van San dat men in België verkrampt reageert. Vanuit sociologisch standpunt zou iemand mij eens moeten uitleggen hoe het zou kunnen dat een groep men-sen die cultureel verplaatst is, die in de nieuwe samenleving niet helemaal aanvaard wordt, die gedeeltelijk wordt uitge-sloten van de arbeidsmarkt, moeilijker toegang tot onderwijs heeft enzovoorts, niét sterker vertegenwoordigd zou zijn in bepaalde criminaliteitscategorieën. Dat zou een sociologisch wonder zijn!” (p.23). Met andere woorden: in de toekomst zal men de hoge criminaliteit bij bv. Marokkanen wel toegeven, maar vermits deze groep ‘cultureel verplaatst is’, ‘niet aan-vaard’ en ‘uitgesloten’ wordt, is die hoge criminaliteit uiteindelijk toch weer de schuld van de autochtone bevolking, die blijkbaar voor de culturele verplaatsing, niet-aanvaarding en uitsluiting verantwoordelijk wordt geacht. Een propagandastrategie als een andere.

Een voorbeeld van censuur in actie: de recente bevindingen van de vergelijkende onderwijsstudie die de OESO maakte, en die begin maart bekend werden. De nieuwe Pisa-bevindingen laten zien, dat het leerniveau in scholen drastisch afneemt, vanaf het ogenblik dat de school ongeveer 20% migrantenkinderen telt. Rond een aandeel van 40% treedt stabilisering op: het niveau zakt dan niet meer verder met het aantal migrantenleerlingen. De verge-lijkende studie betrof 15-jarigen. Die Welt bracht het nieuws uit op 4 maart (‘Aus-länderkinder senken Lern-Niveau erheblich’) en de dagen daarna brachten de Duitse kranten hierover uitvoerig verslag uit. In de commentaren werd als oorzaak vooral naar de taalachterstand van mig-rantenkinderen gewezen. Daarnaast wer-den ook de leraren met de vinger gewezen. Niemand durft blijkbaar zeggen, dat ook het verschil in gemiddelde algemene intelligentie een rol kan spelen. Volgens een hele rits onderzoekingen ligt de niet-verbale intelligentie van niet-Europese migrantenkinderen 1,5 tot 0,5 standaarddeviaties onder het niveau van autochtone kinderen. Dat is een massief verschil, waarrond in de media - geheel in de geest van Walgrave - een vrijwel compleet taboe wordt gehandhaafd. Iedereen met een beetje leservaring weet, hoe sterk de aanwezigheid van enkele kinderen met leerachterstand het leerrendement in een klas kunnen drukken. Het is blijkbaar comfortabeler om (zoals Elchardus) te gewa-gen van ‘moeilijker toegang tot onderwijs’, en zo verder grondstof te verschaffen aan onze bloeiende beschuldigingsindustrie.

(6) WAT IS RACISME


In een (bijwijlen nogal smakeloos) verkiezingsdrukwerk van het Vlaams Blok las ik het volgende:”De dader van de moord op een jonge Marokkaan in Borgerhout in november vorig jaar werd door de rechtbank ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hij zal geïnterneerd worden. Iedereen herinnert zich nog de hevige rellen die het gevolgwaren van wat - onterecht - een racistische moord genoemd werd. Alle media schreeuwden moord en brand. Het racisme moest maar eens hard aangepakt worden. Burgemeester Detiège, de schepenen en verschillende gemeenteraadsleden van de meerderheid betuigden hun medeleven met de familie en gingen naar de begrafenis van Mohammed Achrak. Hoewel van bij het begin bleek dat de dader geen racistische motieven had, diende het centrum voor Gelijke Kansen en racismebestrijding van de heer Leman een klacht in tegen de moordenaar en bleven de media hardnekkig volhouden dat het om een daad van racisme ging en dat er dus begrip moest zijn voor de woede bij de Marokkaanse gemeenschap. Eén jaar eerder stichtte de jonge Marokkaanse Fatima E.B. zeven keer brand in het Sint-Elisabethziekenhuis in Antwerpen. Daarbij kwamen twee bejaarde patiënten om het leven. Ze werden levend verbrand in hun ziekenhuisbed. Vorige maand werd Fatima E.B. door de rechtbank ontoerekeningsvatbaar verklaard. Na de feiten betuigden noch burgemeester Detiège, noch de schepenen, noch de gemeente-raadsleden van de meerderheid hun medeleven met de familie van de slachtoffers. Op de begrafenis waren ze even-min te zien. De media stelden alles in het werk om de zaak te minimaliseren en om de herkomst van de dader te verzwijgen. Uiteraard diende het centrum Leman geen klacht in wegens racisme (...)” (‘Antwerps Nieuws’, Jg.10, 04 03, p.3).

Ik kan het Vlaams Blok alleen maar gelijk geven wanneer het zich opwindt over de volstrekt ongelijke reactie van de politieke klasse op deze twee zaken. En de houding van het centrum Leman dat hardnekkig probeert om iemand die duidelijk gestoord is toch nog het racisme-etiket op te plakken, werd in La Libre Belgique treffend uit-gelegd: “Si Constant Van Linden était sain d’esprit au moment d’agir, donc s’il avait tué par effet d’un racisme véritable (...) les manifestations agressives, même à condamner, auraient eu un pied dans la raison (...) s’(...)il a agi en fonction de ten-dances paranoïdes et schizophrènes, (...) les échauffourées soutenues par l’AEL n’auraient eu d’autre fondement que l’exagération, au mieux, l’a priori, au pire” (‘Indien Constant Van Linden bij het gebeuren over zijn geestesvermogens be-schikte, en dus écht zou gedood hebben uit racisme dan zouden de agressieve manifestaties, hoewel verwerpelijk, tot op zekere hoogte begrijpelijk zijn. Indien hij handelde onder paranoïde of schizofrene waan, dan berusten de door de AEL gesteunde rellen in het beste geval op overdrijving, en in het slechtste geval op puur vooroordeel’). Het komt er voor het centrum Leman dus blijkbaar op aan, om ideologische rugdekking te bieden aan diegenen die in Borgerhout, na de dood-slag op Achrad, verantwoordelijk waren voor de racistische aanvallen in bende-verband, op autochtonen en hun bezit-tingen.

==> ‘Folie raciste ou folie tout court?’ 30 03 03 www.lalibre.be/article_print.Phtml?art_id=110154


Eén besluit dat we uit dit soort ervaringen moeten trekken, is de noodzaak van een soort objectivering van het glibberige con-cept ‘racisme’. Momenteel wordt dit begrip volkomen subjectief gehanteerd, met schreeuwende partijdigheid tot gevolg. In Groot-Brittannië is men al zo ver dat de politie een misdrijf als ‘racistisch’ be-schouwt, eenvoudig wanneer één der betrokkenen vindt dat het misdrijf racistisch is. Vooral het feit dat de racisme-beschuldiging systematisch en éénzijdig aan het adres van de autochtonen wordt gericht, lijkt uiterst problematisch. Het moet dringend onderzocht worden, of racisme wel degelijk een geestelijke kwaal is die selectief autochtone blanken treft.

Het is zeker niet eenvoudig om ‘racisme’ vergelijkend te meten. Hoe kan je min of meer objectief bepalen of groep A ‘racistischer’ is ten opzichte van groep B dan omgekeerd? De meest objectieve test lijkt mij de volgende te zijn. Neem een willekeurig lid a van groep A en een willekeurig lid b van groep B. Dit simuleert een willekeurige ontmoeting tussen twee leden van beide groepen. Beschouw dan een bepaald type misdrijf. Hoe groot is de kans dat a dit misdrijf gepleegd heeft tegenover b, en omgekeerd? Indien de kans voor a groter is dan voor b, dan is groep A voor wat betreft dit misdrijf racistischer dan groep B, en omgekeerd. Wanneer men ditzelfde resultaat voor allerhande types misdrijven systematisch terugvindt, kan men zeggen dat leden van groep A gemiddeld algemeen racistischer zijn naar leden van groep B toe, dan omgekeerd.

Beschouw bijvoorbeeld het prototypische misdrijf, namelijk moord. En beschouw de prototypische raciale tegenstelling: blank versus zwart. In de USA pleegden blanken (in het jaar 2000) 300 moorden op zwarten, en zwarten 830 moorden op blanken.

==> www.ojp.usdoj.gov/bjs/homicide/tables/ovracetab.htm


De blanken maken ongeveer 72% van de US-bevolking uit, en de zwarten ongeveer 12% (ongeveer 210 miljoen blanken en 35 miljoen zwarten).

Laten we eenvoudigheidshalve het bestaan van meervoudige moorden door eenzelfde dader verwaarlozen. Wanneer we dan een willekeurige blanke en een willekeurige zwarte Amerikaan bij elkaar brengen, heeft de blanke 830 kansen op 35.000.000 (23,7 kansen op 1 miljoen) om geconfronteerd te worden met een zwarte, die in het jaar 2000 een blanke heeft vermoord. Omgekeerd heeft de zwarte 300 kansen op 210.000.000 (1,5 kans op 1 miljoen), om geconfronteerd te worden met een blanke die een zwarte heeft vermoord in datzelfde jaar. Voor wat het misdrijf moord betreft zijn de Amerikaanse zwarten dus ongeveer 16 maal meer ‘racistisch’ tegenover blanken dan omgekeerd.

We kunnen natuurlijk betogen dat het overtal aan moorden door zwarten het gevolg is van het racistisch verleden van de USA. Dit bezwaar kunnen we onderzoeken door de situatie in Groot-Brittannië te bekijken, waar 94% van de bevolking (ongeveer 60 miljoen) blank is en 2% van de bevolking zwart is (ongeveer 1,2 miljoen). De zwarten in Groot-Brittannië zijn grotendeels inwijkelingen die in dat land een beter leven zochten, en geen afstamme-lingen van slaven die tegen hun wil in Groot-Brittannië werden ingevoerd.

In de periode 1997-2000 pleegden blanken ongeveer 35 moorden op zwarten, en zwarten ongeveer 56 moorden op blanken.


==> www.homeoffice.gov.uk/
rds/pdfs/s95race00.pdf zie blz.7 en 25


We herhalen het gedachtenexperiment en vinden dat de blanke Brit 56 kansen op 1.200.000 (46,7 kansen op 1 miljoen) heeft om geconfronteerd te worden met een zwarte, die in 1997-2000 een blanke doodde. Omgekeerd heeft de zwarte 35 kansen op 60.000.000 (0,6 kansen op 1 miljoen) om geconfronteerd te worden met een dito blanke moordenaar. Voor wat het misdrijf ‘moord’ betreft zijn Britse zwarten dus ongeveer 58 keer ‘racistischer’ dan blanken.

We zouden dezelfde werkwijze kunnen herhalen voor enkele andere types misdaden. Het resultaat is doorgaans, dat zwarten veel meer misdrijven plegen ten nadele van blanken dan omgekeerd. Neem bijvoorbeeld verkrachting en sexuele aanranding. In 2001 noteerde men in de USA ongeveer 31.320 gevallen met een zwarte dader en een blank slachtoffer, en onge-veer 4.017 gevallen met een blanke dader en een zwart slachtoffer. Laten we eenvoudigheidshalve aannemen dat alle verkrachtingen en aanrandingen mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers hebben. Wanneer men een willekeurige blanke vrouw tegenover een willekeurige zwarte man plaatst, zal die vrouw dan 31.320 kansen op 35.000.000 (of 895 kansen op 1 miljoen) hebben om geconfronteerd te zijn met iemand, die in 2001 een blanke vrouw verkrachtte of aanrandde. Omgekeerd zal een willekeurige zwarte vrouw, geplaatst tegenover een willekeurige blanke man, 4.017 kansen op 210.000.000 (19 kansen op 1 miljoen) hebben voor een dito confrontatie. Inzake verkrachtingen en sexuele aanrandingen zijn zwarten ten opzichte van blanken dus ongeveer 47 keer ‘racistischer’. Dat staat allemaal haaks op de beeldvorming, zoals die door de partijen en de pers van het regime wordt verzorgd.


==> http://www.ojp.usdoj.gov/
bjs/pub/pdf/cvus/current/cv0142.pdf


Om na te gaan of de autochtonen in ons land inderdaad ‘racistisch’ zijn ten opzichte van allochtonen, en de allochtonen niet (of véél minder) ten opzichte van autochtonen, zouden we een vergelijkbaar onderzoek moeten uitvoeren. We zouden kunnen nagaan of inzake moord, diefstal of verkrachting de autochtonen ‘racistischer’ zijn ten opzichte van allochtonen van Marokkaanse komaf, of omgekeerd. We zouden kunnen nagaan of werkgevers van alloch-tone komaf sneller autochtonen ontslaan, of dat autochtone werkgevers vlugger allochtonen ontslaan. Enzovoort. Zo’n onderzoek werd bij mijn weten nooit verricht.

Toch gaat het PC-establishment ervan uit, dat de autochtonen als groep ‘racistischer’ zijn dan de allochtonen. De gevolgen van dit eenzijdig racisme moeten volgens het PC-denken dan gecompenseerd worden via de invoering van quota en via positieve discriminatie. In werkelijkheid is die eenzijdige groepsbeschuldiging zelf gebaseerd op een racistische selectie van de gebruikte criteria. En het is sowieso uit den boze, om uit groepsgemiddelden besluiten te trekken omtrent de rechten van enkelingen. Waarom kunnen wij eigenlijk geen samenleving hebben, waar verschillen in groepsgemiddelden enkel een wetenschappelijk curiosum zijn, en waarin mensen uitsluitend beoordeeld worden op hun individuele kwaliteiten? Blijkbaar is het voor onze voogden wel héél belangrijk, om de mensen volgens allerhande biologische criteria te verdelen en tegen elkaar op te zetten.



Jos Verhulst.