- De Witte Werf najaar 2002-


NIEUW PAMFLET
VAN VERHOFSTADT


Guy Verhofstadt heeft een nieuw boekje vervaardigd: ‘De vierde golf. Een liberaal project voor de nieuwe eeuw’ (Antwerpen: Houtekiet). Eigenlijk gaat het om een pamflet, want het geheel is nauwelijks 63 kleine bladzijden lang.

Verhofstadt heeft in zijn hoedanigheid van oppositieleider talrijke keren bevestigd, dat België geen democratie is. Op het VLD-congres ‘Fundamenten voor verandering” (Gent, 26-04-98; http://www.vld.be/nieuws/ toespraken/congres-260498.html) zei hij bijvoorbeeld: “Onze schijndemocratie moet omgevormd worden tot een echte democratie, een burgerdemocratie, waarbij de mensen het eerste en laatste woord krijgen over de manier waarop hun samenleving ingericht wordt. Dat kan onder meer door het afschaffen van de opkomstplicht, het neutraliseren van de lijststem, het rechtstreeks verkiezen van regering en burgemeester en door het invoeren van bindende referenda op alle niveaus”. Nu hij eerste minister is, beweert Verhofstadt dat België wel degelijk een democratie is (“Natuurlijk is België een democratie” , p.31). Maar deze democratie is volgens de premier wel “...uit de tijd”. Volgens Verhofstadt bepalen niet de burgers, maar wel de partijen wie in het parlement terechtkomt (p.32). Hij vindt dat dit moet veranderen, maar legt niet uit hoe een systeem waarin het volk niet eens kan bepalen wie zijn vertegenwoordigers zijn, in enige reële zin als democratie kan gelden.

Verhofstadt breekt ook een lans voor het referendum. Op de voorstelling van het boekje in Gent schreef hij de ‘verzuring’ van de burgers toe aan het acuut gebrek aan reële zeggingschap, en schoof hij het referendum naar voor als belangrijkste remedie (zie ook knipselbijlage, p.A). Hij schrijft (p.32): “Bindende referenda moeten mogelijk worden, échte volksraadplegingen die niet door de politici of de partijen, maar mits het inzamelen van een representatief aantal handtekeningen door de burgers zelf dienen te worden geïnitieerd. Dit moet ook op federaal niveau kunnen. De vrees dat dit in België zou kunnen leiden tot ernstige spanningen tussen de deelstaten, kan door specifieke mechanismen die rekening houden met onze federale ordening, gemakkelijk worden ondervangen” (p.32).

Die laatste zin doet vermoeden, dat Verhofstadt speelt met de gedachte om een soort grendelwet in te voeren op federaal niveau. Men zou bijvoorbeeld een systeem van dubbele meerderheid kunnen invoeren: een volksvoorstel op federaal niveau wordt slechts goedgekeurd, indien er een meerderheid gevonden wordt in alle taalgemeenschappen. Het spreekt vanzelf dat in zo’n geval het gelijkheidsbeginsel ten gronde wordt geschonden, en een Vlaamse stem structureel minder waard wordt dan een Waalse (wat in de huidige staatsstructuur ook reeds het geval is). Directe democratie is principieel enkel verenigbaar met een confederale staat, waarin de deelstaten dus over principieel recht op secessie beschikken.

Overigens laat zich niet aanzien dat het paarsgroene bewind aan het individu Verhofstadt zomaar zal toestaan, om dit democratisch objectief te realiseren. Verhofstadts betoog vertoont overigens nog een andere levensgrote lacune. De premier pleit wel voor direct-democratische besluitvorming op alle Belgische bestuursniveaus. Maar hij zwijgt in alle talen over de invoering van een Europees burgerreferendum, terwijl hij toch voor een Europese grondwet pleit (p.54) en bovendien uitdrukkelijk toegeeft dat het huidige Europa geen echte democratie is (p.53). Volgens hem volstaat het om de Europese besluitvorming transparanter te maken en de “..democratische werking van de Europese instellingen op te krikken”.

Dat is natuurlijk pure particratische ideologie. Een Europese grondwet waarin de mogelijkheid van een bindend Europees volksreferendum niet is voorzien, heeft simpelweg geen democratisch karakter.

En een Europa waarvan de bevoegdheden (en eventueel de grondwet) niet door referenda in de afzonderlijke lidstaten zijn goedgekeurd, ontbeert iedere democratische legitimiteit.
_________________________________


* DE STANDAARD OVER
HET REFERENDUM


Het referendum in Ierland is geen referendum op volksinitiatief; het is een referendum dat volgens de Ierse wet automatisch moet worden gehouden wanneer het land een verdrag als dat van Nice ondertekent. Dit soort referenda bestaan in uiteenlopende vorm ook in een aantal andere Europese landen, en - naast het referendum op volksinitiatief - in goed uitgewerkte vorm ook in Zwitserland: soevereiniteitsoverdracht van de nationale staat naar een of ander internationaal orgaan moet de goedkeuring van het volk wegdragen. De vraag is dus niet waarom de Ieren over Nice mochten stemmen; de vraag is waarom al de andere 'Europeanen' niet mogen stemmen.

Evita Neefs snijdt in De Standaard (19-10-02 ; zie knipselbijlage D) twee aspecten van het Ierse referendum aan. Enerzijds is er het feit, dat de eerste uitspraak van de Ierse kiezer niet gerespecteerd wordt. Omdat de uitslag van het eerste referendum de machthebbers niet aanstond, moest opnieuw gestemd worden. Paradoxaal genoeg is, volgens artikel, bij die elite zelf ondertussen al grote twijfel ontstaan omtrent de deugdelijkheid van het verdrag van Nice.

Het tweede door De Standaard aangekaarte aspect is belangrijker, als veelgehoord argument tegen het referendum. Men zegt dat bij zo'n uitzonderlijk gehouden referenda de kiezers zich laten leiden door allerlei overwegingen, die eigenlijk geen verband houden met het onderwerp dat ter stemming voorligt. Die waarneming is globaal genomen juist. Men ziet hetzelfde in Frankrijk, bv. ter gelegenheid van het referendum over de monetaire unie (Maastricht). De kiezers grijpen die gelegenheid dan aan om bv. hun ongenoegen te uiten over de regeringspolitiek in het algemeen.

De oorzaak voor dit verschijnsel is gauw gevonden. De burgers hebben in de Europese landen dramatisch minder mogelijkheden om hun voorkeur uit te drukken, dan de meesten onder hen eigenlijk zouden willen. Indien kiezers geen gelegenheid hebben om zich uit te spreken tegen regeringsmaatregelen die hen niet bevallen, dan zullen ze dat ongenoegen ventileren bij de uiterst zeldzame aangelegenheden waar ze wél mogen stemmen - ook al is die stemming daarvoor niet geëigend. Democratie is niet deelbaar: je kan niet democratie hebben op één domein, en voor de rest niet. Burgers moeten zich over alles kunnen uitspreken waarover ze zich willen uitspreken; beperk je de spreekmogelijkheden, dan ontstaat vertekening. Net zoals je niet een beetje zwanger kunt zijn, is het onmogelijk om een beetje democratisch te zijn. Als burger ben je soeverein of niet; in België en Ierland dus niet. De remedie is méér democratie, échte democratie, om te beginnen door de invoering van het referendum op volksinitiatief. In Zwitserland, waar de burgers zich ieder jaar kunnen uitspreken over enkele tientallen aangelegenheden op lokaal, kantonnaal en federaal niveau, zul je dit soort vertekening niet of nauwelijks tegenkomen. Als je daar een referendum hebt over de toetreding tot de EU, of tot de UNO, dan gaat het debat wel degelijk daarover en niet over de regeringspolitiek. Maar in de andere Europese landen treedt dus contaminatie op, door gebrek aan democratie.

De particratische Standaard-aap komt echter uit de mouw in volgende paragraaf:

De vertegenwoordigende democratie vertoont grote zwakheden. Zeker. Maar ze biedt tenminste de mogelijkheid bescherming voor zwakkeren in te bouwen. Democratie is geen zuiver spel van nummers, van een meerderheid die haar macht oplegt, zoals bij een referendum. Evenwichten inbouwen, de rechten van de minderheden waarborgen, dat is democratie op een hoger niveau”.

Wat wordt hier gezegd? Dat de volksvertegenwoordigers tenminste oog hebben voor de bescherming van de minderheden, terwijl de burgers daar geen aandacht voor vertonen. Bij een referendum legt een meerderheid haar wil op aan een minderheid, zonder met die minderheid rekening te houden; bij parlementaire besluitvorming wordt wel met de minderheid rekening gehouden. Voor het maken van dit onderscheid bestaan noch logische noch feitelijke gronden. In een parlement krijgt je evengoed een meerderheid, en kan die meerderheid even goed haar wil opleggen aan de minderheid. Wetsvoorstellen afkomstig van de 'oppositie' hebben in ons parlement geen kans. In feite is het de particratie, die via de opdeling van de verkozenen in een 'meerderheid' en een 'oppositie' systematisch en structureel aan uitsluiting van minderheden doet. Deze particratische praktijk heeft geen enkele democratische grond (zie hiervoor mijn artikel in Secessie: http://www.secessie.nu/pdf/8-4.pdf). Maar blijkbaar zijn vele mensen aan dit structurele uitsluitingsgedoe zo gewend geraakt, dat ze de abnormaliteit ervan niet meer inzien.

Komen bij referendumbeslissingen de rechten van minderheden meer in het gedrang dan bij parlementair genomen beslissingen? Ik citeer hier Cronin ('Direct Democracy. The politics of initiative, referendum and recall' Harvard UP, 1989, p.87): "Critics of direct legislation frequently have a view of state legislators that borders to the mythical: highly intelligent; extremely well informed; as rational as virtuous, wise, and deliberatively statesman; and as competent as corporate presidents and university professors. These same critics tend to view the people as a 'mob', unworthy of being trusted. Yet the people, or so-called mob, are the same persons who elect legislators. How is it that they can choose between good and bad candidates but cannot choose between good and bad laws?" (‘De critici die directe democratie afwijzen hangen vaak een mythisch beeld op van de parlementsleden. Die zouden zeer intelligent zijn, uitstekend geïnformeerd, rationeel, wijs, deugdzaam, bedachtzame staatsmannen kortom, even competent als bedrijfsleiders en universiteitsprofessoren. Diezelfde critici zien het volk als een onbetrouwbare meute. Toch is het diezelfde meute, die deze parlementsleden verkiest. Hoe kan de meute het onderscheid maken tussen goede en slechte kandidaten indien ze niet kan onderscheiden tussen goede en slechte wetten?’) Cronin betoogt dat de referendumpraktijk geen reden geeft om te geloven, dat bij directe besluitvorming meer fouten worden gemaakt, of rechten worden geschonden, dan bij indirecte besluitvorming. In de USA heeft het Hooggerechtshof meer dan 1000 wettelijke bepalingen geschrapt die langs representatieve weg tot stand kwamen, en die ongrondwettelijk bleken te zijn. Zouden de burgers, indien ze bv. over wapenlevering aan prille democratieën direct mochten beslissen, het werkelijk slechter doen dan onze parlementaire elite? Worden de minderheden in Zwitserland zwaarder de duivel aangedaan dan in België, omdat in eerstgenoemd land de burgers over ALLES desgewenst direct mogen beslissen? De vraag stellen is ze beantwoorden. De empirische waarheid is, dat de burgers niet slechter beslissen, en niet minder met minderheden rekening houden, dan verkozenen. Belangrijk in het citaat van Cronin hierboven is, dat hij hiervoor ook de logische reden geeft: indien de burgers écht minderheden willen onderdrukken, dan zullen ze ook vertegenwoordigers kiezen die deze onderdrukking willen doorvoeren. Indien burgers in staat worden geacht om vertegenwoordigers te kiezen die goede wetten kunnen maken, moeten ze a fortiori ook zelf het onderscheidingsvermogen hebben om een goede wet van een slechte te onderscheiden. Dezelfde opmerking vindt je overigens ook bij andere onderzoekers, zoals bv. Gallagher: "Yet European experience does not confront us with any obvious examples of irresponsible electorates pluging headlong into misguided decisions while enlightened legislature wrings its hands helplessly on the sidelines. Of course, voters can make decisions that do not have the positive consequences envisaged, that do not take much account of the feelings of minorities, or that are simply ill-considered - but so can legislatures. Indeed, some of the arguments against referendums that are based on (...) the 'cognitive incompetence' of voters could be applied against popular elections of any sort, implying as they do that the voters are hardly to be trusted even to decide which set of politicians should govern the country for the next few years" (‘De ervaring in Europa levert geen manifeste voorbeelden op van een onverantwoordelijk electoraat dat hals over kop dwaze besluiten neemt terwijl wijze parlementsleden vanaf de zijlijn handenwringend toekijken. Natuurlijk kunnen burgers besluiten nemen die verkeerd uitpakken, of die niet al te veel rekening houden met de gevoeligheden bij minderheden, of die gewoon vergissingen blijken; maar parlementen kunnen dat net zo goed. Bepaalde argumenten tegen het referendum stoelen inderdaad (...) op de vermeende ‘cognitieve onbekwaamheid’ van de kiezers en kunnen als zodanig tegen àlle verkiezingen worden ingebracht. Zo’n argumentatie leidt immers tot het besluit dat de kiezers ook onbetrouwbaar zijn als te bepalen welke groep politici de komende jaren het land moet besturen’; M. Gallagher 'Conclusion' in: Michael Gallagher & Pier Vinvenzo Uleri (eds.) 'The referendum experience in Europe' London: MacMillan 1996; p.241)

In feite is de hierboven geciteerde Standaard-paragraaf gebaseerd op een uiterst brutale, en daarom zorgvuldig verzwegen premisse die het rottend lijk is onder het witgekalkt graf van ons politiek bestel: de overtuiging namelijk, dat de politieke en maatschappelijke elite in moreel opzicht fundamenteel superieur is aan het gepeupel. Dit laatste neigt tot lynching en doodslag, terwijl de elite geldt als verfijnd, gevoelig en gewetensvol. Men zegt het niet luidop, maar men denkt het, suggereert het, en baseert er impliciet zijn betoog op. Dit superioriteitsgevoel, dat de meeste politici en journalisten met elkaar delen (zie vorige Witte Werf), is een veel erger vergif dan al het mogelijke al dan niet vermeend racisme en discriminatie enz. waartegen die elite zo graag te keer gaat en waarover ze zo graag de gekste wetten maakt (alweer om de eigen morele superioriteit te bewijzen, en de inferioriteit van Jan met de pet te benadrukken). Want het is dit denigrerende superioriteitsgevoel dat het cement vormt, waarmee de muur aaneenhoudt die ons de weg naar de democratie verspert.

Weg met die muur.

_________________________________


* OVER DIVERSITEIT,
PARITAIRE DEMOCRATIE
EN ANDERE ONZIN


De ideologische oorlog van de politieke klasse tegen de bevolking draait om verschillende kernstellingen, en één van de belangrijkste daarvan luidt: de mens ontleent zijn betekenis aan de biologische, etnische of sociologische groepen waartoe hij behoort. De menselijke individualiteit is dus op zich betekenisloos; enkel als representant van allerhande groepen verwerven wij een ‘identiteit’.

Voor de democraat is de mens eerst en vooral de enig mogelijke producent van het morele oordeel. Omdat enkel de individuele mens het verschijningspunt is van het morele oordeel, moet de democratie in principe direct, en de stemming altijd geheim zijn (ook voor verkozenen). Dit betekent niet dat de gemeenschap geen rol speelt in het democratisch proces. Integendeel, de gemeenschap is het forum waarop in een democratie de beelden en inzichten geproduceerd worden, op basis waarvan het individu dan een moreel oordeel velt. Dit laatste is echter altijd individueel.

Particraten en postmoderne globalisten zien dit anders. Voor hen is het morele oordeel een product van de maatschappelijke elite, dat vervolgens aan de modale burger wordt opgelegd via geëigende opvoeding (en eventueel juridische en andere terreur, indien die opvoeding geen verf pakt).

De maatschappelijke begripsvorming rond het fenomeen van de ‘politieke correctheid’ is zeer ontoereikend. Meestal wordt over politieke correctheid geschreven als over een soort onbestemde manie, een toevallige ontsporing met wortels in uiterst links. Er is veel meer aan de hand. De ‘politieke correctheid’ (PC) is een systematische ideologie, opgebouwd rond welomschreven kernstellingen, die de belangen van het globaal kapitalisme weerspiegelen. PC is een ideologie die de autonomie van de mens ontkent, en het bestaan bestrijdt van autonome menselijke gemeenschappen als gezinnen en naties, omdat die als haarden van verzet tegen het globaal kapitalisme kunnen fungeren. Er bestaan ongetwijfeld her en der centrums en loges, die deze ideologie welbewust ontwikkelen en verspreiden, maar binnen de politieke klasse verwerft PC haar macht vrijwel uitsluitend via de mechanismen van meme-selectie en naloperij.

Het is overduidelijk dat de PC komt uit het westen, uit de VS. Dat zie je bijvoorbeeld aan de terminologie. Typische PC-termen als ‘gender’ of ‘positieve discriminatie’ zijn anglicismen. Hetzelfde geldt voor ‘diversiteit’ (=diversity) en de daaraan gekoppelde bewering, dat diversiteit een ‘verrijking’ (= ’enrichment’) zou betekenen. In het onderwijs bv. lanceert Marleen Vanderpoorten binnen enkele maanden een campagne rond ‘sexuele diversiteit’.
(zie ook: http:// www.ond.vlaanderen.be/be richten/artikels/hetero_holebi.htm).

De ideologische constructie van de ‘diversiteit’ is in twee opzichten mensonterend. Vooreerst wordt gesuggereerd, dat menselijke rijkdom afhangt van groepsgehorigheid. Dit is niet zo. De ene mens vormt in een diepe zin inderdaad een rijkdom voor de andere, maar dit is het geval omwille van iemands individuele kwaliteiten, en niet omwille van de groepskenmerken die ieder individu noodgedwongen vertoont. Er is bv. geen enkele a priori reden waarom een omgeving met een zeker percentage allochtonen of homosexuelen méér verrijkend zou zijn dan een omgeving die homogeen autochtoon en heterosexueel is. Alles hangt af van de kenmerken en eigenschappen, die de mensen rondom ons als individu aandragen. Groepskenmerken zijn wat menselijke waarde betreft volkomen irrelevant.


Ten tweede is het discours rond verrijking door diversiteit mensonterend, omdat het vooronderstelt dat de politieke klasse kan en mag uitmaken wat voor mij verrijkend is. Wat voor mij verrijkend is, zal ikzelf wel uitmaken; daar heeft geen enkele politicus zich mee te bemoeien. Er bestaat niet zoiets als een universele, voor iedereen geldende ‘verrijking’. Door te beweren dat zulks wél het geval is, herleidt de politieke klasse de burgers alweer tot ééndimensionele groepswezens.


* De mensonterende diversiteitsideologie uit zich bv. doorheen de manie van de meeste partijen, om allochtone kandidaten op hun lijsten te plaatsen, niet omwille van de persoonlijke kwaliteiten van de betrokkenen, maar omwille van hun afkomst. In De Morgen (26-10-02, p.5) kondigt Sven Gatz (recent overgelopen van Spirit naar de VLD) aan dat de liberalen ook uit dit vaatje gaan tappen: “Ik stel met vreugde vast dat voorzitter De Gucht zelf dat probleem (= het klein aantal actieve VLD-ers van allochtone herkomst) inziet en zich sterk maakt dat ook in de VLD allochtone kandidaten een prominente plaats moeten krijgen”. Puur neo-racisme: mensen krijgen meer of minder kans om in het parlement te geraken op basis van hun etnische achtergrond, en niet op basis van hun individuele kwaliteiten.
‘Paritaire democratie’ is een andere typische PC-constructie. Het ‘idee’ is hier, dat parlementsleden in eerste instantie hun menselijke betekenis ontlenen aan hun geslacht, en dat er bijgevolg evenveel mannen als vrouwen in het parlement moeten zitten (dat natuurlijk als de navel van ‘onze democratie’ wordt afgeschilderd). Die meme heeft zich diep in de koppen van onze verkozenen genesteld. Ik twijfel er niet aan, dat de meeste parlementsleden volautomatisch het hoog PC-gehalte van de constructie aanvoelen, en met het oog op hun herverkiezing onmiddellijk het concept steunen. Toch is ‘paritaire democratie’ niet meer dan boerenbedrog. Uit een recente studie blijkt nog eens, dat de parlementsleden in alle mogelijke opzichten zwaar afwijken van de gemiddelde kiezer. Ze zijn hoger opgeleid, ze zijn allemaal partijlid, en natuurlijk is hun inkomen ook veel hoger dan dat van Jan Modaal. Al die factoren beïnvloeden, veel meer dan iemands geslacht, de manier waarop iemand naar de sociale werkelijkheid kijkt. Maar uiteraard is het niet PC om te streven naar een evenredige vertegenwoordiging van de lagere inkomens of van niet-partijleden in het parlement. Eén van de meest opvallende onderszoeksresultaten luidt, dat vrouwelijke politici veel minder kinderen hebben, en ook veel minder vaak een relatie hebben dan de gewone burgers. In de vorige Witte Werf hebben we reeds gewezen op het feit, dat iets dergelijks ook voor journalisten geldt. Maar over een paritaire vertegenwoordiging van ouders en niet-ouders zul je alweer niets vernemen, want niet PC. Natuurlijk zijn al die ‘evenredigheden’ volstrekte mensonwaardige onzin. ‘Paritaire democratie’ is een constructie die voorbijgaat aan de relevantie van het individu, en de mens herleidt tot representant van een groep, en dat is precies het Kaïnsteken van alle PC-memes.
* Ayaan Hirsi Ali
Meer over deze vrouw in een artikel van 17 januari 2003.

Dat de PC-ideologen in werkelijkheid de rechten van de vrouwen, in hun hoedanigheid van individu, aan hun laars lappen, blijkt uit het feit dat ze ruimhartig de islam ondersteunen, een religie die in haar centrale heilige tekst, de Koran, het slaan van vrouwen beveelt (Koran 4:34; zie elders in deze Witte Werf voor enige citaten). Niemand heeft dit de laatste tijd in helderder bewoordingen aangekaart dan Ayaan Hirsi Ali, een Somalische vluchtelinge die in Nederland moet onderduiken nadat ze de emancipatie van de islamitische vrouwen had bepleit. Hier zijn enkele passages uit een toespraak, die ze op 2 oktober 2002 hield:

De zelfbenoemde politieke leiders van de moslimgemeenschap hebben er juist belang bij dat de leden van de eigen gemeenschap bij elkaar blijven. De emancipatie van het individu is ondergeschikt aan het instandhouden van de etnisch-religieuze groep. De leiders zullen trachten te voorkomen dat die gemeenschap opgaat in een groter geheel, de Nederlandse samenleving, want daarmee verdwijnt het fundament van hun leiderschap.
Wat mij ernstig verontrust, is dat de PvdA vrouwen en meisjes van moslimafkomst lijkt te beschouwen als tweederangsburgers. Wat vanzelfsprekend is aan vrijheden voor Nederlandse vrouwen, is dat kennelijk niet voor moslimvrouwen. Waar de PvdA ooit hartstochtelijk pleitte tegen de apartheid in Zuid-Afrika, geeft men nu ruimhartig subsidie aan moslim-instellingen die de apartheid in Nederland propageren. Moslimvrouwen dienen tot elke prijs binnen de eigen groep te worden gehouden. Alle pogingen daartoe worden niet alleen door de hedendaagse sociaal-democratie van harte toegejuicht (behoud van eigen cultuur), maar zelfs grootscheeps gesubsidieerd.




Als de term in de politiek-correcte schermutselingen van de afgelopen jaren niet zo zwaar beladen was geworden, zou ik zeggen: alles wijst op het motto ‘eigen volk eerst’. Het extreem-rechts van Janmaat verguis je, het extreem-rechts van de conservatieve islamieten bescherm je en subsidieer je. En wie beschermt de slachtoffers? In de moslimbeleving is de vrouw groepsbezit: zij staat ten dienste, allereerst van haar ouders, en later van haar man en de kinderen. Buiten de eigen etnische groep mag zij niet treden (...) Wie werkelijk wil integreren, door zich te ontworstelen aan de groepsidentiteit, pleegt verraad. De publieke discussie van de afgelopen weken heeft dat wel duidelijk gemaakt. Wie kan beter gefundeerde kritiek leveren op een groep dan iemand die zich daaraan ontworsteld heeft. Dan heb je kennis van binnenuit
”.
Ayaan Hirsi Ali verdedigt op een hartverwarmend consequente manier het moderne individualisme, en het individuele recht op emancipatie ten opzichte van alle mogelijke culturele en ideologische bevoogding. Zij is als weinig anderen op de hoogte van haar tijd; zij definieert zich, niet als Afrikaan, niet als moslim, maar eerst en vooral als een mens die aanspraak maakt op innerlijke en maatschappelijke autonomie, zoals het hoort.

Wat Ayaan Hirsi Ali aanklaagt, is niets anders dan de onmenselijkheid van de ‘multiculturele samenleving’. De kern van dit globalistische concept is, dat ieder individu hoort bij één van de ‘culturele’ koepels die geacht worden samen de maatschappij te vormen. Ieder individu is in deze globalistische visie representant van een ‘cultuur’. Tegenover het globalistische nep-ideaal staat het ideaal van de kosmopolitische samenleving, waarin als het ware, bij wijze van analogie, ieder individu voor een ‘cultuur’ staat. De enige sokkel die zo’n kosmopolitische samenleving bijeenhoudt zijn de waarden van de Verlichting: vrijheid van spreken en van vereniging, gelijkheid in rechten, en dienstbaarheid van de staat aan het individu in plaats van omgekeerd. De PC-protagonisten subsidiëren en promoten het islamisme omdat deze ‘cultuur’ zo diametraal ingaat tegen de emanciperende verlichtingswaarden. De prijs die betaald wordt is hoog, en de positieve discriminatie schrijnend. Ayaan Hirsi Ali vermeldt, dat 70 à 80 procent van de huwelijken bij de Nederlandse moslims import-huwelijken zijn: de meisjes worden gedwongen of gepusht om te huwen met een familielid of kennis uit het dorp van herkomst. Tweederde van de moslimintegranten ontvangt een uitkering. Hun kinderen krijgen 1,9 maal meer onderwijssubsidies als autochtone kinderen. Het niet kunnen spreken van Nederlands wordt (dixit Ayaan Hirsi Ali) bij onze Noorderburen reeds aanvaard als voldoende reden om onder de wao te vallen. Er is massale bijstandsfraude: 80 à 90 procent van de in Nederland wonende Marokkanen bezit één of meer huizen in Marokko, maar de Nederlandse (of Belgische) ambtenaren krijgen geen inzage in het Marokkaanse kadaster (in België mag je geen onroerend goed bezitten indien je een sociale woning betrekt, maar voor Marokkanen is deze voorwaarde oncontroleerbaar). PC creëert en pusht en subsidieert een achterlijke zuil, omdat dit het verlichtingsstreven van de burgers ondermijnt. De multiculturele samenleving is geen natuurlijk gegeven: het is een situatie van maatschappelijke versplintering en ontreddering die actief wordt nagestreefd. Is de mens een individu of enkel maar een groepswezen? Waarvoor kiezen we: de Verlichting of de multiculturele samenleving? Democratie of particratie? Ayaan Hirsi Ali of Marleen Vanderpoorten? De inzet is groot, en de keuze moet ondubbelzinnig worden gemaakt.

*

Bart Eeckhout “Politiek en moederschap blijven moeilijk te verzoenen. Studie: amper 37 procent vrouwelijke politici heeft kinderen” De Morgen 7-8-2002

Ayaan Hirsi Ali “PvdA onderschat het lijden van moslimvrouwen” (bewerkte versie van een toespraak gehouden op 02 10 02 voor de Tweede-Kamerfractie van de PvdA).
http://www.polinco.net/poligraaf/index.php?url_channel_id=5&url_subchannel_id=&url_publish_channel_id=277&well_id=2

_________________________________
* REFERENDUM IN DUITSTALIG BELGIE?


Nog voor de koningskwestie had België reeds een merkwaardige ervaring opgedaan met het referendum. Na de eerste wereldoorlog had ons land, bij wijze van oorlogscompensatie, de Oostkantons erbij gekregen. Eigenlijk had België liever Zeeuws-Vlaanderen gekregen, of Nederlands Limburg, maar dat werd door de grootmachten dus niet toegestaan. De Oostkantons waren hoofdzakelijk Duitstalig en hadden bovendien geen historische banden met ons land. De troostprijs werd niettemin aanvaard. Het Verdrag van Versailles, gebaseerd op de Wilsondoctrine, voorzag evenwel dat de bewoners van het gebied zich over de aanhechting moesten kunnen uitspreken. Er heeft in 1921 in de Oostkantons inderdaad een nep-referendum plaatsgevonden, dat een verpletterende pro-Belgische meerderheid opleverde. Dat ging zo: wie voor terugkeer naar Duitsland was, moest zijn argumenten in Eupen of Malmédy schriftelijk en op naam gaan neerleggen. Wie dit niet deed, werd geacht om in te stemmen met de annexatie. Begrijpelijkerwijs waren er slechts enkele honderden ‘boches’ die het waagden hun voorkeur voor Duitsland publiek kenbaar te maken.

Ondertussen zijn we een kleine eeuw verder. In Wallonië bevinden zich, naast de gemeenten met faciliteiten voor Nederlandstaligen, twee gebieden die niet eentalig Frans zijn: een overwegend Duitstalig gebied in het Oosten van de provincie Luik, en een gedeeltelijk Letzeburgisch gebied in het Zuiden en Oosten van de provincie Luxemburg. De kleine taalgemeenschappen in die gebieden hebben geen eigen gewest, al heeft de Duitstalige groep wel een eigen Gemeenschap, inclusief een driekoppige regering. Verder leeft in het Zuiden des lands, naast het Frans, ook het Waals verder. Waals en Letzeburgisch zijn staatkundig niet vertegenwoordigd, maar krijgen wel een beperkte erkenning. Zo zijn de straatnaambordjes in Aarlen tweetalig. Eigenlijk is Wallonië dus een vijftalig gebied (Frans, Duits, Nederlands, Letzeburgisch, Waals). Maar beneden de taalgrens wordt eenieder geacht ‘Waal’ te zijn, al is blijkbaar niet iedereen het daarmee eens.
Dat bleek toen de Duitstalige gemeenschap deze zomer opnieuw, bij monde van minister-president Karl-Heinz Lambertz van de Duitstalige gemeenschap, de eis heeft gelanceerd voor een dubbel referen-dum in Duitstalig België. Eén vraag zou moeten peilen naar de identiteit van de Duitstalige bevolking: beschouwen deze mensen zich (a) als Duitsers met een Belgische identiteitskaart, (b) als Walen die Duits spreken, of (c) als Duitstalige Belgen. Lambertz opteert voor c. Volgens de Waalse minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe zijn de Duitstaligen niets anders dan Duitstalige Walen, maar zijn socialistische Duitstalige partijgenoot Edmund Stoffels verklaarde in het Waalse parlement: “Ich bin kein Wallone der Deutsch redet”. Volgens Lambertz en Stoffels horen de Duitstaligen dus eigenlijk helemaal niet thuis in het Waalse Gewest, want zij beschouwen zich niet als Waal. De tweede referendumvraag zou inderdaad moeten handelen over de vraag, of de gemeenschap al dan niet het karakter moet krijgen van een gewestgemeenschap naar Vlaams voorbeeld, waarbij dus alle banden met de Franstalige gemeenschap worden doorgeknipt.

Het valt nog maar te bezien of de Duitstalige raad inderdaad een referendum inricht, maar indien dat gebeurt zal meteen een interessant precedent geschapen zijn. Het referendum zou dan inderdaad over een onderwerp gaan waarover de Duitstalige gemeenschap niet officieel bevoegd is, namelijk de staatshervorming. Vanuit principieel democratisch standpunt moet een kleinere gemeenschap echter steeds het recht hebben, om zich af te snoeren uit een groter staatsverband; indien dit wettelijk of feitelijk niet mogelijk is, kan men niet anders dan die kleinere gemeenschap als bezet of geannexeerd gebied beschouwen.

(zie knipselbijlage B)

* HOULLEBECQ VRIJGESPROKEN



De Franse schrijver Michel Houllebecq is vrijgesproken voor de klacht, die tegen hem was ingediend door een rits islamitische organisaties. Houllebecq had durven zeggen, dat hij de islam een ‘klotegodsdienst’ vond ("la religion la plus con, c'est quand même l'islam. Quand on lit le Coran on est effondré... effondré!" - Lire , sept.2001). Je kan die uitspraak vergelijken met volgend burgermanifestcitaat van Verhofstadt: “Is de zaak Rushdie niet het ultieme bewijs van de onmogelijkheid van de islam zich in te passen in onze samenleving? Toont zij niet aan dat de islam in wezen een intolerante en totalitaire ideologie is, die botst met de culturele, morele en juridische voorschriften in een open en democratische samenleving?” (zie aan het einde van dit artikel enige koran-citaten waarin wordt opgeroepen tot geweld en onderdrukking).

Maar in deze politiek-correcte tijden is beroep op de waarheid niet altijd een verdedigingsmiddel. Indien iets waar is, of waar zou kunnen zijn, maar één of andere groep zich door die (mogelijke) waarheid ‘beledigd’ voelt, dan wordt je geacht om in naam van de ‘multiculturaliteit’ of ‘diversiteit’ toch je mond te houden. Houellebecq is door het oog van de naald gekropen.

De belangrijkste politieke les die we uit het Houellebecq-proces kunnen trekken is wel, dat we best iedere glimp van vertrouwen ontzeggen aan organisties als de ‘Liga voor de Rechten van de Mens’, ‘Amnesty International’ enz. Eerstgenoemde organisatie, die geacht wordt de mensenrechten te verdedigen, schaarde zich aan de zijde van de moslimorganisties, tégen Houllebecq. De tijd dat dit soort verenigingen zich nog bekommerden om het Vrije Woord (artikel 19 van de UVRM) is allang voorbij. In België neemt de gelijknamige Liga bijvoorbeeld deel aan de muilkorfaanklacht tegen het Vlaams Blok. Amnesty International weigert principieel om acties te ondernemen ten voordele van vervolgde holocaustrevisionisten, ook al zijn het niet deze revisionisten maar juist hun tegenstanders die zich aan gewelddaden schuldig maken. Al dit soort politiek-correcte en zwaar gesubsidieerde organisaties zijn gedegeneerd tot instrumenten in handen van het globale kapitalisme.




In de knipselbijlage van deze Witte Werf (G-H) is het opiniestuk opgenomen, dat Salman Rushdie op 2 oktober in de Washington Post schreef over de zaak Houllebecq. Daarin formuleerde hij nog eens de grondstelling van de Verlichting: “Citizens have the right to complain about discrimination against themselves but not about dissent, even strongly worded, imploite dissent, from their thoughts. Fences cannot be erected around ideas, philosophies, attitudes or beliefs” (‘burgers hebben het recht om discriminatie jegens hun persoon aan te klagen, maar niet om het uitspreken van meningen aan te klagen die van hun eigen gedachten afwijken. Ook niet indien die afwijkende mening krachtig is verwoord of onbeleefd klinkt. Afsluitingen rond ideeën, filosofieën, levenshoudingen of overtuigingen hebben geen bestaansrecht’). Allemaal bekend, wat Rushdie hier nog eens loepzuiver formuleert. Maar de politieke klasse in Europa anno 2002 hanteert een andere waardenschaal. Zij verwerpt de democratie, en zij verwerpt het Vrije Woord. Daarover moeten wij ons geen illusies maken.

Annex: de top5 van gewelddadige korancitaten.

Sura 4, 15: En voor degenen uwer vrouwen, die zich aan ontucht schuldig maken, roept vier uwer als getuigen tegen haar en als zij getuigen, sluit haar dan in de huizen op, totdat de dood haar achterhaalt, of totdat Allah haar een weg opent.

Sura 4, 34: Mannen zijn voogden over de vrouwen omdat Allah de enen boven de anderen heeft doen uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen zijn dus zij, die gehoorzaam zijn en heimelijk bewaren, hetgeen Allah onder haar hoede heeft gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar. Als zij u dan daarna gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, Allah is Verheven, Groot.

Sura 5, 38: “En de dief en de dievegge, houwt hun handen af tot vergelding van wat zij verdiend hebben, als een voorbeeld van kastijding van Allah

Sura 5, 33: De vergelding dergenen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers voeren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld zijn en in het Hiernamaals zullen zij een grote straf ontvangen.

Sura 24, 2: Geselt iedere echtbreekster en echtbreker met honderd slagen. En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.

http://www.lire.fr/imprimer.asp?idC=37437

Meer over geweld in de islam kan men vinden op:

http://www.steunayaanhirsiali.nl/
en in het bijzonder op:
http://www.steunayaanhirsiali.nl/koran/index.html

_________________________________

* VLAAMS BLOK WIL REFERENDUM
OVER BURGERSCHAPSPROEF



Op 24 oktober berichtten enkele kranten over het voornemen van het Vlaams Blok, om een verplichte ‘burgerschapsproef’ annex ‘loyauteitsverklaring te eisen van immigranten. De partij zou de daarvoor vereiste 150.000 handtekeningen willen verzamelen.

Uiteraard zal zo’n referendum nooit worden gehouden. Het Vlaamse nep-referendum dat thans in de steigers staat, is immers niet afdwingbaar. Een initiatiefgroep die 150.000 handtekeningen verzamelt, heeft immers alleen maar het recht om bij het Vlaams parlement officieel te gaan bedelen om een referendum. Indien een meerderheid in het Vlaams parlement het referendum afwijst, dan gaat de zaak niet door, handtekeningen of niet. Gezien het ‘cordon sanitaire’ dat door de ‘democratische’ ontwerpers van deze voze ‘referendum’-regeling rond het Blok wordt aangehouden, zal het inburgeringsreferendum er dus nooit komen.

Het voorstel van het Blok heeft ook een racistische kant. Met name de Joden, moeten zich volgens het Blok niet aan enige inburgeringsproef onderwerpen; en deze bevolkingsgroep definieert zichzelf minstens ten dele op basis van biologische afstamming. Een uit Israël inwijkende jood moet volgens het Blok dus niet beantwoorden aan dezelfde eisen als een uit Marokko inwijkende Berber. Er is natuurlijk weinig gevaar dat het Blok op deze basis van racisme zal beschuldigd worden, want het ene racisme is het andere niet.

Voor een échte referendumregeling moet je in Zwitserland zijn. Dat land heeft evenveel inwoners als Vlaanderen. Met 100.000 handtekeningen heb je daar recht op een afdwingbaar en bindend referendum. Op 24 november eerstkomend stemmen de Zwitsers over een voorstel van de SVP, om de asielwet drastisch te verstrengen. In Zwitserland wordt ongeveer 50% van de strafbare feiten door buitenlanders gepleegd, en 20% door asielzoekers. De in Bern tegen de drughandel gerichte politie-actie ‘Citro’ leidde tot 576 aanhoudingen, waarvan 536 asielzoekers bleken te zijn. Het aantal gewelddadige misdrijven door jongeren (-18 jaar) is sinds 1991 met 400% toegenomen; in 71% van de gevallen hebben deze jeugdige overtreders een andere nationaliteit dan de Zwitserse. Het is dan ook geen wonder dat een opiniepeiling, die half oktober werd gehouden, 57% het referendumvoorstel onderschreven (tegen 24% tegenstanders). Het Zwitsers parlement en de Zwitserse regering roepen nochtans op om tegen het voorstel te stemmen.

* ALLIANTIE SPIRIT & SP.A KRIJGT HET WOORD ‘REFERENDUM’
NIET OVER DE LIPPEN


Spirit, één van de brokstukken voortgekomen uit de explosie van de Volksunie, zal de verkiezingen ingaan in alliantie met de socialistische partij-anders (SP.A). Voor Spirit komt het er vooreerst op aan, om politiek drijvende te blijven: op eigen houtje haalt deze groep de nieuw ingevoerde 5%-drempel niet. En dat, terwijl deze partij waarschijnlijk het grootst aantal mandatarissen per partijlid telt uit de hele Belgische politieke geschiedenis. Voor de SP moet de alliantie een electorale opkikker van 1 à 2 % meebrengen, door de electorale inbreng van Bert Anciaux en door de opening naar een jong en alternatief kiespubliek. Of dit alles zal opwegen tegen de wrevel, die de hele operatie veroorzaakt bij de traditionele socialistische achterban (die nu plotseling een alliantie moeten vormen met gewezen ‘zwarten’) is nog maar de vraag.

Spirit heeft van zijn ID-21 - verleden een pro-referendumstandpunt geërfd. Voorzitster Els Van Weert heeft ons recent nog laten weten dat Spirit zich blijft inspannen om de grondwetsartikelen, die in de traditionele visie de invoering van bindend referendum beletten, voor herziening vatbaar te maken. De socialisten lopen - enkele individuele uitzonderingen daargelaten - helemaal niet warm voor directe democratie. Wat levert die combinatie op, wanneer een gemeenschappelijke platformtekst moet worden opgesteld? Een overwinning van het anti-referendum-standpunt, zo blijkt.

In het ‘gemeenschappelijk platform’, dat Patrick Janssens en Els Van Weert op 23-10-02 de wereld inzonden, blijft van ‘radicale democratie’ alleen het volgende over:
Wij moeten meer mensen op een intense wijze bij de besluitvorming betrekken. Meer mensen moeten zelf mee over hun toekomst en die van hun gemeenschap beslissen. De huidige vertegenwoordigende democratie laat dat onvoldoende toe. Ook vormen van directe democratie zullen niet volstaan.

Daarom moeten we de instrumenten van de politieke participatie herdenken en verfijnen. Bovenop de vertegenwoordigende democratie kiezen we voor verregaande vormen van participatieve democratie. Die is gemeenschapsvormend en werpt een dam op tegen onverdraagzaamheid en afbrokkeling van het sociale weefsel. We willen zo mensen weer betrekken bij wat er in hun buurt gebeurt en bij wat er over hun buurt wordt beslist. Politiek wordt met de mensen en niet alleen voor de mensen gevoerd. Een grotere vorm van betrokkenheid moet leiden tot betere besluitvorming en dus tot beter beleid. Meer betrokkenheid bij de besluitvorming leidt ook tot een grotere aanvaarding van dat beleid en tot grotere identificatie met de samenleving
”.

In deze tekst wordt directe democratie impliciet afgewezen; het alternatief is ‘participatieve democratie’. De Spirit-SP.A - alliantie heeft niet als doel, om de volkssoevereiniteit in te voeren. De doelstelling is, kort en grof gezegd, om de ontevreden burger psychologisch te lijmen. Die burger gelooft onvoldoende in de politiek, en dit hindert de besluitvorming. Laat hem dus ‘participeren’, met Gods hulp zal hij dan terug in de ‘politiek’ geloven. In de tekst staat letterlijk, dat die ‘participatieve democratie’ de burger zal brengen tot een ‘grotere aanvaarding’ van het ‘beleid’ en tot een grotere ‘identificatie’ met de ‘samenleving’ (= het globaal kapitalistisch bestel). Dat is allemaal puur particratische taal. In een democratie ‘participeren’ de burgers niet. Zij beslissen soeverein, en zij doen dat - zoveel als zij zelf nodig achten - via het bindend referendum op volksinitiatief.

http://www.meerspirit.be/article.php/nieuws/2002/10/23/0

_________________________________


* VERVOLGING VAN DANIEL FERET


Vlak voor de parlementaire vakantie heeft de meerderheid beslist om de parlementaire onschendbaarheid op te heffen van Daniel Féret, enige volksvertegenwoordiger voor het franstalige ‘Front National’. Féret wordt door de roemruchte procureur Dejemeppe beschuldigd van racisme. Uit de tussenkomsten gedaan op de plenaire vergadering van 20 juli 2002 blijkt, dat het parket een hele reeks foldertjes van dat Front national heeft verzameld en passages en karikaturen uit die publicaties als racistisch heeft bestempeld. Al die opgesomde feiten worden door het openbaar ministerie afzonderlijk als inbreuken op de wet van 20 juli 1981 beschouwd.

CD&V, NVA en Vlaams Blok stemden tegen. Tony Van Parijs (CD&V) noemt drie zo’n ‘verboden’ door het FN aangehaalde standpunten met name: “Rétablir la priorité de l’emploi pour les Belges et les Européens” (‘opnieuw voorrang geven aan Belgen en Europeanen inzake tewerkstelling’) ; “réserver aux Belges et aux Européens la priorité de l’aide sociale” (‘prioriteit bij sociale hulp voorbehouden aan Belgen en Europeanen’); “comprendre l’expulsion des immigrés en situation irrégulière comme une simple application de la loi” (‘de uitwijzing van illegale immigranten opvatten als een gewone toepassing van de wet’). Van Parijs zei hierover in het parlement:

Met betrekking tot de teksten die ik daarnet heb geciteerd, zijn wij van oordeel dat dit een kennelijk oneigenlijke toepassing is van de wet die het racisme en de xenofobie bestrijdt en dat het initatief van het openbaar ministerie daarmee deze wet geen dienst bewijst. Wij denken dat wij deze wet moeten gebruiken waarvoor hij dient, met name om racisme en xenofobie te bestrijden. Als wij uitgaan van de interpretatie van het openbaar ministerie, welke ruimte is er dan nog voor publicaties in het kader van een politieke actie met betrekking tot dergelijke samenlevingsproblemen? Ik ben ervan overtuigd - en de voorzitter van de commissie heeft dit ook bevestigd - dat de limieten zich bevinden in de wet die het racisme en de xenofobie bestrijdt. Daarover kan geen twijfel bestaan. Maar wat ons betreft, kunnen de limieten zich niet in het correcte politieke denken bevinden”.

Het doel van deze hele actie tegen Féret is natuurlijk, om de censuurgrenzen weer een eind op te schuiven, zodat de globalistische agenda verder kan geïmplementeerd worden. Neem bijvoorbeeld de drie door Van Parijs aangehaalde voorbeelden. De twee eerste citaten betreffen het recht van nationale staten, om onderscheid te maken tussen eigen burgers en vreemdelingen, met name op het vlak van tewerkstelling en nationale zekerheid. Dat heeft in letterlijke zin niets te maken met racisme (ras en nationaliteit zijn twee verschillende begrippen) noch met xenofobie (vreemdelingenhaat). De uitbreiding van de begrippen ‘racisme’ en ‘xenofobie’ hebben alleen maar als bedoeling om de concurrentie op arbeidsmarkt te vergroten, en tevens de nationale staat en de nationale soevereiniteit te verwoesten, zodat de weg naar de installatie van een authentiek democratisch systeem wordt afgesneden.

De persoon en de politieke opvattingen van Daniël Féret hoeven onze sympathie niet te krijgen. Maar zijn vrij spreekrecht wel.

* OVER PARTICRATIE,
MEERDERHEID EN OPPOSITIE


Prof. Hendrik Vuye (hoogleraar te Namen en Antwerpen) heeft onlangs een merkwaardige analyse over het Vlaams parlement geschreven, die ook op de webbladzijden van dit parlement te vinden is.

Volgens Vuye is van scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht in ons land geen sprake. In werkelijkheid is het parlement zijn zelfstandigheid ten opzichte van de regering allang kwijtgespeeld. Wie zal dit tegenspreken?

Vuye’s verhaal is leerzaam, omdat hij de verschillende fasen schetst, waarin die uitschakeling van onze zogenaamde volksvertegenwoordiging tot stand is gekomen. Uit zijn tekst blijkt dat we in de geschiedenis van België in dit opzicht vier periodes kunnen onderscheiden.

De Belgische Grondwet die in 1831 werd ingevoerd, gaf aan het parlement de mogelijkheid om op elk ogenblik de regering te doen vallen, terwijl de regering op haar beurt op elk ogenblik het parlement kon ontbinden. Deze mogelijkheid tot wederzijdse dynamitering van de wetgevende en de uitvoerende macht vormde een drastisch systeem van ‘checks and balances’, dat tot ongeveer 1870 uitstekend dienst deed. In de derde Franse republiek werd het door onze zuiderburen trouwens overgenomen. In deze eerste fase spelen politieke partijen nog geen rol. Tijdens de allereerste decennia van België’s geschiedenis bestonden ze trouwens nog niet. De overgrote meerderheid van de burgers had niet eens stemrecht, en de elite domineerde volledig openlijk het maatschappelijk leven.

Maar vanaf 1870 gaan de politieke partijen (liberalen en katholieken) voldoende georganiseerd geraken om dit systeem te ondermijnen: “Vrij lang heeft dit systeem ook feilloos gewerkt. Het uitgangspunt van dit nieuwe evenwicht is de stelling dat regeringen vallen door het parlement en dat parlementen worden ontbonden na conflicten met de regering. Dat is evenwel niet meer zo vanaf 1870. De politieke partijen zullen zich steeds meer gaan organiseren en ze beschikken voortaan over een volgzame meerderheid in het parlement. Regeringen vallen niet meer na een negatieve stemming in het parlement (...) De opkomst van de politieke partijen doet de breuklijn tussen regering en parlement grotendeels verdwijnen. Deze partijen zullen mettertijd parlement en regering koloniseren. Dat zorgt er wel voor dat er politiek gesproken geen sprake meer is van een scheiding der machten, maar wel van een verregaande vermenging der machten. Een nieuwe breuklijn treedt op de voorgrond, die tussen meerderheid en oppositie”. Er treedt dus een tweede fase in, waarin naast de formele uitvoerende en wetgevende macht een informeel machtsapparaat ontstaat: de particratie.

Na de eerste wereldoorlog treedt een derde fase in. Onder druk van de arbeidersbeweging, en met de communistische machtsgreep in Rusland op de achtergrond, wordt via de ‘coup van Loppem’ - tegen de toenmalige grondwettelijke bepalingen in - het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht ingevoerd. De in 1885 opgerichte socialistische partij zal voortaan een substantieel deel van de parlementszetels innemen en België regeren zal enkel nog coalitiegewijs mogelijk zijn. Dit gaat gepaard met de invoering van een nieuwe praktijk: het investituurdebat en de vertrouwensstemming. Vuye merkt in dit verband op: “Het is niet zozeer de vertrouwensstemming die ervoor zorgt dat het parlement aan machtsverlies lijdt, maar wel dat er over een regeerakkoord onderhandeld moet worden. Onderhandelingen zijn slechts mogelijk tussen een beperkt aantal personen. M.a.w., dergelijke onderhandelingen kunnen niet gevoerd worden in een voltallig parlement. Men kan op dit punt zelfs gewagen van een materiële onmogelijkheid”.

Op het ogenblik dat de modale burger dus op gelijke voet met de elite zijn stem kon uitbrengen, was de betekenis van die stem reeds uitgehold: de burger kiest (formeel gezien) de parlementsleden, maar deze laatsten hebben op dat ogenblik de facto al geen macht meer. Zij waren partijsoldaten, gebonden door het regeerakkoord dat zij hadden goedgekeurd. Toen reeds vormde, zoals Vuye opmerkt, het antagonisme tussen meerderheid en oppositie de belangrijkste breuklijn. En op die breuklijn had en heeft de burger niet de minste greep: welke partijen in de meerderheid terechtkomen wordt binnen de politieke elite uitgemaakt.

Dit systeem werkte (vanuit het perspectief van de machthebbers) goed tot de jaren ‘70. Na de tweede wereldoorlog waren de regeringen meestal stabiel. Slechts tijdens de eerste naoorlogse jaren (de periode van repressie en epuratie) en in 1978-1981 waren de regeringen wankel. We komen dan meteen in de vierde periode terecht van ons Belgisch politiek bestel. Deze fase wordt gekenmerkt door een stapsgewijze staatshervorming, waarbij in ons land een complex weefsel van wetgevende vergaderingen wordt ingevoerd. Volgens de optelling van Vuye zijn er - het Europees niveau niet meegerekend - in ons land negen vergaderingen die normen van wetgevend niveau uitvaardigen: Kamer, Senaat, Vlaams parlement, Waals parlement, Parlement van de Franse Gemeenschap, de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de Raad van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en de Verenigde vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Het resultaat is, dat de tegenstelling meerderheid versus oppositie nog verder wordt aangescherpt.

Die inflatie aan wetgevers zorgt evident voor een deflatie van het maatschappelijke gezag van deze instellingen. Ze verzwakt tevens deze parlementaire instellingen ten opzichte van de politieke besluitvormers, die de politieke partijen zijn (...) Het is mijn overtuiging dat de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van onze instellingen sinds het begin van de jaren zeventig, een andere breuklijn prominent op de voorgrond heeft gebracht. De besluitvormingsstructuur is (...) loodzwaar geworden. Dat leidt ertoe dat nagenoeg over ieder punt van de discussie onderhandeld wordt tussen de partijpolitieke elites van de meerderheid. Zodra er over een akkoord onderhandeld is, vormt de meerderheid een gemeenschappelijk front, een ‘union sacré’ om het op zijn Belgisch te zeggen. Met de opmerkingen van de oppositie kan geen rekening meer worden gehouden. Eenieder weet dit en de pers houdt er rekening mee. Hoe vaak horen we niet dat ‘de regering vandaag die wet heeft goedgekeurd’ of dat ‘de Vlaamse regering een decreet heeft aangenomen’? De fundamentele breuklijn tussen diegenen die mee onderhandelen en zij aan wie de onderhandelingen voorbijgaan, is de nieuwe drijfveer van het politieke bestel”.

De parlementen zijn dus, zelfs vanuit het standpunt van de maatschappelijke elite, gedevalueerde en schimmige structuren geworden. Velaers wijst erop, dat in het Vlaams parlement 70% van de goedgekeurde decreten eigenlijk van de Vlaamse regering afkomstige ‘ontwerpen van decreet’ zijn. Onder de overige 30% goedgekeurde decreten, die formeel vanuit het parlement zelf afkomstig zijn, bevinden zich waarschijnlijk nog een aantal verdoken regeringsvoorstellen (een ontwerp van decreet moet verplicht onderworpen worden aan een advies van de raad van State, en een parlementair voorstel tot decreet niet; het kan soms handig zijn om de raad van State te ontwijken). In andere parlementen zijn de verhoudingen nog extremer. Volgens Vuye moet men de explosie van parlementaire onderzoekscommissies, die men sinds de helft van de jaren ‘80 kan waarnemen, vooral beschouwen als bezigheidstherapie voor onze parlementsleden. Die onderzoekscommissies betreffen volgens de hoogleraar bijna steeds regeringsvreemde of regeringsongevaarlijke onderwerpen.

Tot slot wijdt prof. Vuye nog een interessante bespiegeling aan het cordon sanitaire, dat door de ‘democratische’ partijen rond het Vlaams Blok wordt opgetrokken:

In het Vlaams Parlement wordt de breuklijn meerderheidoppositie nog doorkruist door een tweedeling binnen de oppositie. Door het ‘cordon sanitaire’ is er een ‘goede’ en een ‘slechte’ oppositie. Ik wil mij hier niet uitspreken over de politieke opportuniteit van het cordon sanitaire. Wel stel ik vast dat het cordon sanitaire de oppositie binnen het parlement verregaand verzwakt. Wanneer de ‘goede oppositie’ zich verzet tegen het regeringsbeleid stelt ze zich bloot aan de beschuldiging dat zij het cordon doorbreekt. De enkele vraag tot advies aan de Raad van State is soms reeds voldoende opdat deze verdoemenis zou worden uitgesproken. Wil de ‘goede oppositie’ deze beschuldiging ontwijken, dan moet ze zich maar aansluiten bij de regering. Zo staat de democratische oppositie voor een onmogelijke opdracht: ofwel voert ze constructief oppositie, ofwel wordt ze beschuldigd het cordon sanitaire te doorbreken. Dat verzwakt aanzienlijk de democratische oppositie. De ‘slechte oppositie’ staat van meet af aan buiten spel. Het ‘cordon sanitaire’ zorgt er ook voor dat een aantal maatschappelijke problemen in het halfrond nauwelijks ter sprake kunnen komen, ze lijken wel het monopolie van de ‘slechte oppositie’. Parlementaire debatten over immigratie en veiligheid zijn verregaand ‘gehypothekeerd’.”

De beschouwingen van prof. Vuye bevestigen wat we reeds vroeger in de Witte Werf verkondigden: het onderscheid tussen ‘meerderheid’ en ‘oppositie’ heeft niets met democratie, en alles met particratie te maken. De stemmen die naar verkozenen van meerderheidsleden zijn gegaan, onderscheiden zich in democratisch opzicht niet van stemmen die naar oppositieleden gingen. Het zijn de partijen die veroorzaken, dat beide ‘soorten’ stemmen een verschillend maatschappelijk gewicht gaan krijgen. We kunnen het niet genoeg herhalen: de particratie vernietigt, door de verkozenen van die burgers uit te sluiten in een machteloze ‘oppositie’, de stemmen van een deel van de burgers. De verdedigers van de zogenaamde ‘parlementaire democratie’ (= particratie) beweren steeds opnieuw, dat de burgers geen rechtstreekse beslissingsmacht mogen krijgen, omdat dan het gevaar voor uitsluiting van minderheden dreigt; zij zijn volkomen blind voor het verpletterend gegeven, dat in hun eigen particratisch systeem minderheden systematisch en structureel worden uitgesloten. En niet enkel worden minderheden uitgesloten; ook thema’s zelf worden getaboeïseerd, zoals bijvoorbeeld de problematiek van immigratie en de veiligheid. De oppositie dient in een particratie eigenlijk als verbanningsoord voor diegenen die een onvoldoende halen voor het verspreiden van globalistische memes. Wie onvoldoende kiezers kan verleiden, of met onvoldoende overtuigingskracht de lof van deze memes zingt, vliegt eruit.

In een authentieke democratie zal een échte, en geen fake volksvertegenwoordiging nodig zijn. In zo’n écht democratisch parlement, dat bevoegd zal zijn voor de aangelegenheden waaromtrent de burgers niet rechtstreeks wensen te beslissen, moeten de gekozenen volledig vrij van druk, naar inzicht en geweten kunnen stemmen. Een essentieel verschil met het huidige particratische parlement zal dus hierin moeten bestaan, dat in het democratische parlement van de toekomst, alle stemmingen volledig geheim moeten verlopen.

Academische identificatie met de macht ?

Ik sta steeds weer verbaasd over de vanzelfsprekendheid, waarmee de academische elite zich identificeert met de belangen van de particratie. Vuye beaamt volmondig dat wij leven in een ‘particratie’ of ‘partijendemocratie’ (hij hanteert beide termen als synoniem): “België kent een partijendemocratie, geen parlementaire democratie in de klassieke betekenis van het woord”. Maar veel graten schijnt hij hierin niet te zien. De mafste passage uit zijn artikel luidt als volgt:

In onze partijendemocratie is het besluitvormingsproces toevertrouwd aan een politieke elite, aan vertegenwoordigers van de partijen. Dat wil evenwel geenszins zeggen dat we in een pre-dictatuur leven. De politieke elite is allesbehalve almachtig, ze is intern verdeeld en vele besluitvormingsprocessen ontsnappen aan haar macht. Bijvoorbeeld omdat het besluitvormingsproces aan een ander niveau toekomt (bijvoorbeeld de landbouwpolitiek, waar Europa almachtig is), maar voornamelijk omdat het besluitvormingsproces in se niet tot het politieke gebeuren behoort. De sluiting van Renault-Vilvoorde is hiervan een treffend bewijs. De interne verdeeldheid maakt bovendien dat beslissingen altijd compromissen zijn waarover onderhandeld is”.

Met andere woorden: we moeten ons als burgers geen zorgen maken, want naast de particratische elite zijn er nog andere machtscentra - zoals Europa of de PDG van Renault - waaraan zelfs onze nationale particraten niets te zeggen hebben! Voor de onmachtig en onmondig gehouden burger is het bestaan van deze machtscentra bòven onze nationale particratie natuurlijk geen troost, maar Vuye vindt deze omstandigheid dus een bewijs dat we niet in een ‘pre-dictatuur leven. Hij waarschuwt zelfs uitdrukkelijk voor het verlenen van besluitvormingsmacht aan de burgers:

Diegenen die ervoor pleiten om de burger meer en rechtstreekser bij het politieke gebeuren te betrekken, moeten beseffen dat dat niet zonder gevaren is. Het politieke debat zal ongetwijfeld boeiender worden indien men de burger meer rechtstreeks bij het debat betrekt, maar onvermijdelijk volgt een polarisatie van standpunten”.

Die ‘polarisatie’ zal natuurlijk tot stand komen, doordat de burgers het ondanks de onophoudelijke propaganda via media en onderwijs in allerlei opzichten niet eens zullen blijken te zijn met het globalistische streven van onze elite. De polarisatie die Vuye vreest, is die tussen de elite en het plebs. Vuye vindt die polarisatie onwenselijk, en wil ze uitgeschakeld houden door de burgers verder het zwijgen op te leggen. Er zit een soort logica in dit standpunt, maar het is niet de logica van de democratie.

Vuye gaat dan verder: “Tevens moet men voor ogen houden dat dit rechtstreekser betrekken van de burger bij de politiek onverwachte neveneffecten zal hebben. Een maatschappij is nu eenmaal gebaseerd op machtsrelaties: er zijn maatschappelijk sterken en maatschappelijk kwetsbaren. Het nader betrekken van de burger bij het beleid kan deze machtsrelaties verregaand bevestigen en zelfs nog versterken. Het risico is groot dat petitierecht, klachtrecht, ombudsdienst, enzovoort grotendeels een monopolie worden in handen van de maatschappelijk sterken”.

De eigenaardige redeneerwijze van Vuye komt men in heel wat professorale commentaren tegen. Zo verklaarde VUB-sociologieprof Mark Elchardus onlangs, in verband met zijn onderzoek over het wantrouwen van de burgers jegens de politiek: “Onze verklaringen voor wantrouwen steunen geen vraag naar meer directe democratie. Er is niets mis met een pleidooi voor een grotere betrokkenheid van de burger. Maar het is sterk afhankelijk van inspraak, en dat is volledig op maat van de hooggeschoolden met talenten. Het is de ideale manier om laaggeschoolden nog meer uit te sluiten” (De Standaard, 02-10-02). Met andere woorden, omdat er altijd wel een groep laaggeschoolden is die niet ingaat op inspraakmogelijkheden, moet je IEDEREEN die inspraak ontzeggen. De kerngedachte bij deze academici schijnt te zijn: momenteel zijn alle burgers op gelijke wijze volkomen onmachtig en onmondig; indien we die onmacht en onmondigheid enigszins opheffen, riskeren niet alle burgers daar even snel en even doeltreffend gebruik van te maken; laten we dus in naam van de gelijkheid de universele en totale onmondigheid in stand houden. Dat er ondertussen een huizenhoge formele ongelijkheid blijft bestaan tussen particratie en bevolking, schijnen deze professoren normaal te vinden.

Kortom, Vuye heeft volledig gelijk met zijn stelling, dat de oppositie in onze ‘partijendemocratie’ (= democratie voor de partijtop, onderhorigheid en machteloosheid voor Piet Modaal) monddood wordt gemaakt. Maar hij verzuimt te vertellen dat het volksreferendum terzake een goede remedie vormt. Niets in onze recente politieke geschiedenis illustreert dit beter dan het CVP-voorstel om een euthansiereferendum te lanceren. Hier is wat Herman Van Rompuy, een notoir tegenstander van de democratie, terzake vertelt aan Knack (24-01-01):

Knack: Is de vraag om een referendum of volksraadpleging over euthanasie ook een mediatieke stunt?

Herman Van Rompuy: Na bijna anderhalf jaar discussie in de Senaat blijkt dat er gewoon niet naar de oppositie wordt geluisterd. Hoewel er zeer lang is gesproken over de noodzaak van een consensus, heeft paarsgroen een wetsvoorstel ingediend zonder inbreng van de CVP. Vervolgens zijn er onder druk van de CVP en sommige mensen uit de meerderheid hoorzittingen gekomen, maar in de praktijk wordt daar geen rekening mee gehouden. In het parlement zijn de oude tegenstellingen tussen katholieken en vrijzinnigen weer opgedoken. Terwijl dat debat in de samenleving helemaal anders wordt gevoerd. Een aantal mensen van de meerderheid heeft zich uit het paarsgroen keurslijf kunnen losweken, maar de drijvende kracht achter het voorliggende wetsvoorstel is de georganiseerde vrijzinnigheid. Daarom is er nu die cri de coeur. Als het parlement niet wil luisteren, proberen wij gehoor te vinden bij de bevolking.

Knack: Daarvoor moet uw bezwaar wijken dat volksraadplegingen en referenda demagogie, poujadisme en kortetermijndenken veroorzaken?

Herman Van Rompuy: Mijn overtuiging blijft dat een volksraadpleging geen goed beleidsinstrument is. Maar ik begrijp het initiatief van de CVP en ik ben loyaal. Indien er een raadpleging over euthanasie zou komen, zal het in ieder geval niet aan ons liggen als daarvan een karikatuur wordt gemaakt. Daarvoor zijn onze standpunten en voorstellen veel te genuanceerd. In verband met het Copernicusplan zijn er miljoenen gespendeerd om kinderachtige vragen aan de bevolking te stellen, maar over een essentiële kwestie die handelt over leven en dood zou niet mogen gesproken worden.


Van Rompuy bevestigt hier de volledige uitschakeling van de CVP (en dus de CVP-kiezers) en hij geeft ook toe dat het referendum een middel kan vormen, om “..gehoor te vinden bij de bevolking”. Hieruit blijkt ondermeer, dat Van Rompuy in normale omstandigheden helemaal niet is geïnteresseerd in de mening van die bevolking; enkel wanneer de CVP als partij zo schandelijk wordt uitgesloten, kan de mening van de burgers mogelijkerwijs relevant worden geacht. Jaja.

Besluit: wat is particratie?

De lectuur van Vuye’s tekst helpt ons om meer in detail te begrijpen, wat er de laatste 170 jaar in België precies is gebeurd. Aanvankelijk had de elite de touwtjes in handen, eenvoudig doordat de modale burger open en bloot van stemrecht was verstoken. Dat was geen goed systeem, want te openlijk. Het verzet kwam opzetten, en in 1885 vroeg de pas opgerichte BWP warempel échte democratie: enkelvoudig stemrecht én het volksreferendum. Gelukkig voor de machthebbers had zich ondertussen reeds een particratisch systeem ontwikkeld, dat de macht efficiënter - want bedekter - zou kunnen uitoefenen. De eis voor directe democratie werd al gauw verdrongen, de socialistische partijtop trad toe tot het particratisch netwerk, en het algemeen enkelvoudig stemrecht werd ingevoerd. Tegelijk werd echter ook het systeem van coalitieregeringen opgestart. Hierdoor ontstond binnen de particratie een soort concurrentie, die precies op de maat is gesneden van de ware machthebbers achter de schermen. Partijen willen deel hebben aan de vleespotten van de macht. Om dit te bereiken moeten ze twee doelstellingen realiseren. Ten eerste moeten ze zoveel mogelijk stemmen halen. Wie meer stemmen haalt, bewijst dat hij efficiënter het vertrouwen kan strikken van de burgers, en dus efficiënter de macht kan dienen (politieke dominantie is immers des te effectiever, naarmate ze op diepere misleiding is gestoeld). Partijen die stemmen verliezen, bewijzen daardoor dat ze minder efficiënt zijn in hun ideologisch controle- en verleidingswerk, en worden concurrentiegewijs naar het oppositievagevuur verdrongen. En ten tweede moeten de partijen ook nog standpunten innemen en doelstellingen nastreven, die de machthebbers welgevallig zijn. Doen ze dat niet, dan kunnen ze eveneens naar de oppositie worden verbannen. De opsplitsing tussen meerderheid en oppositie, die Vuye als de voornaamste breuklijn van ons particratisch stelsel beschouwt, is dus inderdaad meer dan een eigenaardigheid. Het is een wezenlijke trek van ons particratisch regime, die de partijen dwingt om én efficiënt én trouw de hoogste maatschappelijke elite te dienen. Een partij die minder en minder stemmen haalt - zoals de CVP alias CD&V - bewijst daardoor haar toenemende ongeschiktheid om dienst te doen als ideologische dienaar van het bestel, en verzeilt in de vuilbak der oppositie. Idem dito voor een partij - zoals het Vlaams Blok - die weliswaar stemmen bijwint, maar doelstellingen nastreeft die de elite niet welgevallig zijn. Ook zo’n partij wordt onmachtig gemaakt en maximaal van individuele en collectieve inkomstenbronnen afgesneden. Ons particratisch systeem is geen toevallige aberratie. Het is optimaal aangepast aan de eisen van het hedendaagse globale kapitalisme: het selecteert bijna volautomatisch de partijen die het best in staat zijn om de burgers ideologisch en maatschappelijk onder controle te houden op een wijze, die de elite welgevallig is. Zo discreet, zo vloeiend en zo efficiënt, dat het bijna kunst, en bijna schoonheid wordt.

==>http://www.vlaamsparlement.be/p3app/htmlpages/vp/HoeWerktHetVlaamsParlement/AlgemeenSecretariaat/Vuye.html

_________________________________

DIVERSE BERICHTEN


*
GROENEN IN NEDERLAND
EN HET VRIJE WOORD


Onderstaand bericht is overgenomen van de website van ‘Groenlinks’ , de meest politiek-correcte partij in Nederland.

-----
Kamer steunt GroenLinks-motie over het politieke klimaat in Nederland


26 juli 2002

De Tweede Kamer heeft vandaag unaniem steun gegeven aan een motie van Femke Halsema over het politieke klimaat in Nederland. Deze motie onderstreept het belang van de vrijheid van meningsuiting en van een levendig en scherp maar respectvol publiek debat. Politici en burgers mogen nooit worden bedreigd om wat ze zeggen of denken.

==>http://www.groenlinks.nl/partij/2dekamer/nieuws/4001265.html

*


* MERKWAARDIG REFERENDUM
IN NORFOLK


Op Norfolk wonen ongeveer 2.000 mensen, die de opkomst van nieuwe technologiën traditioneel met een tikkeltje argwaan bekijken. De televisie werd er bijvoorbeeld pas ingevoerd in de jaren ‘80.

Deze zomer heeft de bevolking, met 607 tegen 356 stemmen, de installatie van een netwerk van GSM-zendmasten op het eiland afgewezen.

http://pidp.eastwestcenter.org/pireport/2002/August/08-22-22.htm
http://www.abc.net.au/worldtoday/s656201.htm

*
PUBLIEKE STEUN VOOR VRIJ SPREEKRECHT KRIMPT IN USA


Geen democratie zonder vrij spreekrecht. Op heel de wereld zijn er maar weinig landen waar vrij recht van spreken bestaat. De USA is daarvan het belangrijkste. Sinds de aanslagen van september 2001 is de publieke steun voor het recht op vrije meningsuiting sterk gedaald, zo blijkt uit een opiniepeiling die tijdens de afgelopen zomer werd gehouden. Nog 57% van de ondervraagden meent dat de kranten vrij het leger moeten kunnen bekritiseren; een jaar tevoren was dat nog 69%.

www.cbsnews.com/stories/2002/08/30/national/printable520314.shtml

*
NIEUW GENTS REFERENDUM?


(Onderstaande tekst is een bericht van het Actiecomité: “Stop de Afbraak” Brugse Poort – Gent)


Referendumcampagne start op 20 juli


Op het debat van vrijdag 5 juli laatsleden kondigden de woordvoerders van het actiecomité aan de nodige stappen te ondernemen voor het opstarten van een volksraadpleging. We kunnen dan ook aankondigen dat we bij de start van de Gentse Feesten in het bezit zijn van de officiële formulieren om de 22.600 handtekeningen op te halen voor het afdwingen van een referendum.
Schepen Karin Temmerman kreeg op het debat voor 150 wijkbewoners de vraag of het stadsbestuur bereid was om met de getroffenen en de wijk in dialoog te treden over het project ‘Zuurstof voor de Brugse Poort’. Aangezien Karin Temmerman weigerde om de dialoog aan te gaan over het alternatief uitgewerkt door het actiecomité zien we onszelf verplicht om niet enkel de dialoog te forceren, maar ook de discussie over heropwaardering van de 19e eeuwse gordel voor te leggen aan de volledige Gentse bevolking.

Het actiecomité wil het middel van een referendum gebruiken maar beseft ook de beperkingen. We vragen dan ook bij aandrang aan het stadsbestuur om onze vraagstelling niet te veranderen, zoals gebeurd is bij het referendum over het openbaar vervoer. Onze vraagstelling luidt: “Moet het stadsbestuur het plan om 89 arbeiderswoningen te onteigenen en te slopen herzien en het alternatief uitgewerkt door het actiecomité in dialoog met de wijk onderzoeken en uitvoeren?”

Ondertussen heeft het actiecomité niet stilgezeten, we hebben 7 bezwaarschriften ingediend tegen het project van de stad Gent. Ondertussen hebben we een campagneplan opgesteld om de 22.600 handtekeningen op te halen. De Gentse Feesten vormen hierbij onze eerste publieke activiteit.

Vrijdag versturen we een volgend persbericht met onze volledige argumentatie over het project, heropwaardering van de 19e eeuwse gordel, ons alternatief, ...

Voor meer info:
* Bart Vantieghem, Brunelstraat 4, 9000 Gent – 09/330.90.91 – 0485/36.87.22
* Bart Vandersteene, Brunelstraat 5, 9000 Gent – 0485/93.76.81


*
* HET GOEDE LEVEN


Je hoort het dikwijls zeggen over politici: allemaal profiteurs. En voor de intellectueel is het dan weer modieus om te stellen, dat zo’n veralgemeningen ongepast zijn, en dat bij politici heel wat goede wil en belangstelling voor het algemeen belang is te vinden. Maar hoe zit het nu écht?

Wanneer je sommige berichten leest, kan je toch moeilijk ontsnappen aan de conclusie dat - zeker op de hogere bestuursniveaus, de politieke klasse zichzelf uitstekend bedient. Neem bijvoorbeeld Nederland. Blijkens een artikel in het Algemeen Dagblad (Sandra Donker ‘Oud-politici massaal op wachtgeld’, 1 aug. 2002) hebben Nederlandse ex-regeringsleden en ex-parlementariërs recht op een uitkering van minimaal twee en maximaal zes jaar, afhankelijk van de periode dat zij in functie waren. Het eerste jaar ontvangen zij 80 procent van hun oude inkomen, daarna 70 procent. Een minister verdient 9123 euro per maand, een kamerlid 6435 euro. Bijzonder fris aan deze regeling is, dat ze ook geldt wanneer je zelf ontslag neemt. Dat overkwam bijvoorbeeld Philomena Bijlhout, die zeven uur staatssecretaris van Emancipatie en familiezaken was in de nieuwe Nederlandse regering. Zij krijgt de komende twee jaar telkens 154.000 euro. Als je aftreedt voor leugens of geknoei, blijft de stralende uittredingsvergoeding onverminderd van kracht. Zo passeerde langs de kassa PvdA-lid Evan Rozenblad, die in 1994 zijn cv met twee niet bestaande diploma’s had opgesierd.

De nieuwe Franse regering bedacht zichzelf met een loonsverhoging van 60%: van 7.809 naar 13.300 euro bruto. Het minimumloon in Frankrijk blijft ondertussen ongewijzigd. Het opgeld wordt verdedigd door naar Duitse of Britse regeringsleden te verwijzen, die nog veel meer krijgen (De Standaard, 2 augustus 2002).
Om de sfeer hier te lande te schetsen, een bericht uit de senaat (uit een dubbelinterview met de senatoren Van Quickenborne en De Decker, verschenen in De Morgen, 23-12-01):

Van Quickenborne: “(...) Natuurlijk werken sommige collega’s hier hard. Ik heb er geen enkele moeite mee om toe te geven dat mijn vrienden van CD&V een ijverige fractie hebben. Als anderen hier 160.000 frank in de maand scheppen zonder een poot te verzetten dan vind ik het mijn democratische plicht om de mensen daar op te wijzen. Louis Tobback (SP.A) bijvoorbeeld is nu verrezen met het migrantenstemrecht, maar heeft zich daarvoor in geen twee jaar laten zien.”
De Decker: “Philippe Bodson (PRL) is zelfs niet te beschaamd om zijn drinkgeld hier te komen opstrijken en dan nog te klagen dat hij  hier voor de stemming - alleen voor de stemming! - soms moet zijn. De Senaat is het beste reisbureau van het land. In december heeft men alle reizen moeten annuleren omdat er anders te weinig senatoren overbleven om de wetten te stemmen. De commissie Gelijke Kansen is een reisbureau op zich. Er is geen vrouwencongres ter wereld of onze eigen suffragettes zijn aanwezig.”

Ja, die Senaat. Ruim 4.500 euro netto per maand, voor een jaar ‘werken’ zonder verplichte aanwezigheid op dat ‘werk’ en met sowieso vier maand vakantie, een dertiende maand en gratis openbaar vervoer (de Gentse burgers mochten over gratis openbaar vervoer niet eens een referendum houden), diploma’s of ervaring niet vereist ... Het is moeilijk om de wijze specialisten te geloven, die ons uitleggen dat politici nog altijd onderbetaald zijn, wanneer je bijvoorbeeld vergelijkt met het bedrijfsleven.

Toch geloof ik, dat de merkwaardige regelingen waarmee de politici zichzelf bedenken niet zomaar zakkenvullerij is. Een en ander heeft eerst en vooral een ideologische functie. En daarmee bedoel ik niet zozeer, dat ruimbetaalde politici zichzelf ook vlotter gaan identifieren met de bezittende klasse, al is dat effect natuurlijk ook mooi meegenomen. De echte functie van de ruimhartige betalingen is een andere: ze doet de politicus verlangen naar nòg een mandaatverlenging, en bevordert aldus zijn vlot meefunctioneren in de particratische machinerie. Een nieuw mandaat is een mooie compensatie voor betoonde partijdiscipline. En op een nog subtieler niveau helpt de ruime betaling de politicus tot de overtuiging, dat hij wel beter en wijzer en bekwamer moet zijn dan de modale kiezer, precies omdat hij zoveel verdient, en daaruit kan hij dan weer de overtuiging putten, dat je die inferieure modale kiezer maar beter geen reële zeggingschap geeft, bijvoorbeeld door de invoering van het beslissend referendum op volksinitiatief.

*

PARLEMENTAIRE ILLUSIES


Kunnen we zelf onze volksvertegenwoordigers kiezen? Bart Sturtewagen (De Standaard 02-08-02, p.7) meent van niet:

De illusie dat de burger meer greep krijgt over wie hem of haar vertegenwoordigt, kunnen we al opbergen. De lijststem is gehalveerd, maar het bikkelen, in alle partijen, over de lijstvorming wijst zeker niet op meer openheid. Bovendien krijgen we na de verkiezingen een stoelendans, die meer opvolgers dan ooit voorheen in het pluche zal doen belanden.

Nee, de kieshervorming dient andere belangen, in eerste instantie het breken van de lokale macht van CD&V. Als die macht niet evenredig is met de reële sterkte van die partij, is dat verdedigbaar. Maar niet als de kostprijs is dat de burger nog meer vervreemdt van de macht
”.

Heeft het eigenlijk wel belang dat we onze volksvertegenwoordigers kunnen kiezen? Minister van Staat Hugo Schiltz (De Standaard Magazine, 25-10-02, p.12) meent van niet:

Het parlement is niet meer dan een schimmenspel. De echte politiek speelt zich in de regering af”.

Of in de woorden van prof. Hendrik Vuye:

In het Belgische politieke bestel worden de beslissingen genomen door een politieke elite. De parlementen zullen vervolgens de elders genomen beslissingen registreren”.

http://www.vlaamsparlement.be/p3app/htmlpages/vp/HoeWerktHetVlaamsParlement/AlgemeenSecretariaat/Vuye.html

Het is een onmiskenbaar dubbelfeit: wij kunnen als burgers niet bepalen wie in het parlement terechtkomt, en wie in dat parlement terechtkomt neemt hoe dan ook enkel een schimmenrol waar, zonder echte wetgevende bevoegdheid. De opkomstplicht die in België nog steeds bestaat komt dus neer op een verplichting, ons door de politieke klasse opgelegd, om deel te nemen aan een uitgehold ritueel, dat alleen maar dient om de brutale machtsuitoefening door de elite van een democratisch gekleurd vijgeblad te voorzien. Wat een vernedering, waaraan wij om de paar jaar worden onderworpen!


*

BALKENENDE TEGEN REFERENDUM
OVER UITBREIDING EU


In de Nederlandse Tweede Kamer vormde zich eind oktober een vluchtige meerderheid ten gunste van een referendum ter gelegenheid van, maar niet noodzakelijk over, uitbreiding van de EU. Volgens een bericht in de Volkskrant (24-10-02) spraken D66, Groenlinks, SP en LPF zich uit ten gunste van een volksraadpleging. De PvdA was verdeeld, en CDA en VVD waren (traditiegetrouw) tegen. Balkenende zelf is zeer tegen het referendumidee gekant.

Uit enquêtes blijkt, dat een grote meerderheid van de Nederlandse burgers referenda wil over belangrijke Europese kwesties. Volgens een NIPO-peiling van februari 1997 wou 64% van de Nederlanders referenda over bevoegdheidsoverdrachten aan de EU, en in een soortgelijke enquête uit april 1998 wenste 73% een referendum over de invoering van de Euro.

Doch zoals men weet zijn wensen van het gemeen in een particratie totaal irrelevant.

_________________________________

En tenslotte...

Ik ben geen voorstander van de directe democratie met referenda en dies meer, als je dat bedoelt. Een referendum zal altijd demagogie, opportunisme en korte termijnredeningen veroorzaken.”.

Herman Van Rompuy, Dag Allemaal, 02-01-01

*


Wij moeten luisteren naar de samenleving omdat we dan ook gemakkelijker onze overtuiging
en onze ideeën kunnen overbrengen.


Herman Van Rompuy, Knack 24-01-01 http://www.cvp.be/hvanrompuy/publicaties/knack.htm



#