- De Witte Werf zomer 2003 -


NOTITIES BIJ DE VOORBIJE VERKIEZINGEN

Sexuele quota


Eén van de nieuwigheden bij deze verkiezingen zijn de (indirecte) sexuele quota. Op een kandidatenlijst mag niet meer dan de helft + één van de kandidaten van hetzelfde geslacht zijn. Een feministische lijst met enkel vrouwen, of een mannelijk kaarterskwartet kunnen zich dus niet meer verkiesbaar stellen.

Eén van de neveneffecten van deze dwaze en antidemocratische wet is, dat de bekwaamheid van de kandidaten naar beneden wordt gehaald. Veronderstel, dat de bekwaamheden voor wetgevend werk gelijk over mannen en vrouwen zijn verdeeld. Laat ons aannemen dat we een kandidatenlijst van 20 personen moeten opstellen. Hoe groot is de kans dat de 20 meest bekwame kandidaten dan in een verhouding 9/11, 10/10 11/9 over de geslachten zijn verdeeld? Een eenvoudige berekening leert, dat er 17,6% kans is op een 10/10 verhouding en 16,0% kans op een 9/11 of 11/9 verhouding. In totaal heb je dus 49,6 % kans dat de volgens bekwaamheid opgestelde lijst aan de sexuele quotumregel voldoet. In één geval op twee zul je dus één of meerdere bekwamere kandidaten moeten elimineren, om aan de politiek-correcte criteria te voldoen.

De sexuele quota zijn ook dwaas om andere redenen. Na de verkiezingen onderzochten twee onderzoekers aan de KUL eens nauwkeuriger wie er nu precies was verkozen in Vlaanderen (113 mandaten, voor Kamer en Senaat samen; zie Gazet van Antwerpen, 06 06 03). Blijkt dat in de hele kamer niet één arbeider of landbouwer zetelt. De onderzoekers telden wel één werkloze, namelijk ... Patrick Janssens, die tot voor enkele maanden aan een ministerwedde de SP.A leidde. Er is één thuiswerkende vrouw, bij het Vlaams Blok. Al die groepen, samen goed voor verscheidene tientallen procenten van de bevolking, zijn dus compleet ondervertegenwoordigd. Langs de andere kant zijn 76 van de 113 verkozenen beroepspolitici, en nog eens 7 andere zijn partij- of kabinetsmedewerkers. Heel begrijpelijk dus dat op het vlak van klasse en beroep niet om quota wordt geschreeuwd. Een arbeidster moet maar denken, dat een vrouwelijke verkozene uit een totaal andere klasse (meestal uit de politieke klasse) haar problemen zal kunnen begrijpen. Jazeker: de particratie heeft ook een uitgesproken klassekarakter...

De politieke klasse manifesteert zich overigens steeds openlijker als een kartel van familiale KMO’s, waarbij de SP.A zonder twijfel de kroon spant (Bruno Tobback, Peter Vanvelthoven, Freya Van den Bossche, Hilde Claes, Maya Detiège). Wie zich binnen het partijapparaat naar de top van de lijst weet te werken, haalt het. Slechts 8 van de 133 kandidaten doorbraken via hun voorkeurstemmen de dwang van de lijstvolgorde.

Kortom, de sexuele quota in het parlement hebben niets te maken met enig streven naar billijkheid of efficiëntie. De invoering ervan maakt deel uit van het ideologische PC-offensief, waarbij de burgers worden gedresseerd om zich minder en minder te zien als een individu, en meer en meer als representant of exemplaar van één of andere biologische of sociologische groep.

Partijen en hun ‘achterban’


De zogenaamde ‘representatieve democratie’, nauwkeuriger omschreven als particratie, is ongeschikt om de volkswil tot uitdrukking te brengen. De reden is, dat de kiezer een keuze moet maken tussen partijprogramma’s, en zijn voorkeur voor particuliere problemen niet kan uitdrukken. Particratische verkiezingen zijn het politiek equivalent van gekoppelde verkoop, een terecht verboden praktijk, want oneerlijk jegens de consument. Democratie heb je pas wanneer de burgers over ieder afzonderlijk onderwerp desgewenst zelf kunnen beslissen, via het bindend referendum. Enkel dan is het volk soeverein.

Dat partijprogramma’s niet representatief zijn voor de voorkeur van de kiezers, bleek nog eens uit een enquête die werd verricht voor de ‘Doe de stemtest’ van de VRT. De kiezers van de diverse partijen bleken in heel wat opzichten standpunten te huldigen, die afwijken van de inzichten gehuldigd door de partijtop. Zo bleek 63,4 procent van de VLD-kiezers voorstander van een belasting op de grote fortuinen, terwijl 52,9 procent van de SP.A-Spirit kiezers en 51,3% van de Agalev-kiezers tegen migrantenstemrecht zijn. Bij de VLD-kiezers is 51,1 procent tegen de afschaffing van de stemplicht, en bij de Agalev-achterban is 75,6 procent tegen een verhoging van de benzineprijs (De Morgen, 22 04 03, p.4).

Stouthuysen spreekt


Patrick Stouthuysen (De Standaard, 23 04 03, p.19) over de kandidaten op de lijsten: "Ons systeem selecteert op de verkeerde gronden. We selecteren mensen op basis van hun vermogen om bovenaan een lijst te geraken en verkiezingen te winnen. Daardoor houden we mensen over die campagne kunnen voeren, die vlot praten en die goed overkomen op tv. Dat zijn in de regel meer dan gemiddeld ambitieuze en assertieve mensen, die meestal over een grote geldingsdrang en een navenant ego beschikken. Niet noodzakelijk de eigenschappen die je nodig hebt om het land goed te besturen". Ook nog: "...de kandiaten zijn met handen en voeten aan de partijleiding gebonden. Onafhankelijkheid en durf moet je van hen niet verwachten".

Doe de stemtest


In de FET (06 05 03, p.2) verscheen een artikel van Peter De Roover, over de door de VRT gelanceerde ‘stemtest’. Deze test werd door honderdduizenden Vlamingen uitgevoerd; 61% van de deelnemers zou aangeven dat de uitkomst van die stemtest een meebepalende factor is voor hun stemkeuze. De stemtest krijgt een wetenschappelijk aura doordat hij is opgesteld door de professoren Walgrave en Deschouwer.

Walgrave is een actief bepleiter van massamanipulatie via de media, wat natuurlijk aanzet tot argwaan jegens de test.

Peter De Roover vond allerhande eigenaardigheden, doch vermeldt slechts één systematische tendens:

"We telden bij hoeveel vragen (op 36) een positief antwoord punten oplevert voor de zeven partijen. Een foutloze Agalev-rit omvat 23 positieve antwoorden, gevolgd door Spirit (22), de VLD, de SP.a en de N-VA (19), het Vlaams Blok en de CD&V (15). De paarsgroene partijen komen aan een gemiddelde van 20,75, de oppositie aan 16,33. Peilers weten dat er een lichte voorkeur bestaat bij gepeilden voor positieve antwoorden. De wijze van vraagstelling zorgt hier dus voor een relatief voordeel voor paarsgroen".

De Roover gaat niet na, hoe groot de kans is om zo’n score-verschil tussen de paars-groene meerderheidspartijen (23, 22, 19 en 19) en de oppositiepartijen (19, 15 en 15) te bekomen op basis van louter toeval. Ik heb de t-test uitgevoerd om dit na te gaan. Ik vind een t-waarde van 2,672, wat voor 5 vrijheidsgraden een waarschijnlijkheid oplevert die kleiner is dan 2,5 procent (t.975 = 2,57). Dat betekent dat er minder dan 1 kans op 40 is dat dit verschil door toeval is ontstaan. Conventioneel legt men de significantiegrens bij 1:20 , zodat we dit resultaat kunnen interpreteren als een aanwijzing, dat er wel degelijk een factor werkzaam was die discrimineerde tussen meerderheidspartijen en oppositiepartijen. Dat betekent niet noodzakelijk dat er bedrog in het spel was. De door De Roover opgespoorde tendens kan bv. ook wijzen op onbewust doorwerkende voorkeur bij de opstellers van de test.

De mogelijke vraag: "bent U voor of tegen het referendum op volksinitiatief", die nochtans scherp kan discrimineren tussen de diverse partijprogramma’s, kwam in de test (uiteraard) niet voor.

De nieuwe burgemeester


Begin mei vond ik in mijn bus een exemplaar van De(n) Antwerpenaar, een ‘gratis’ informatieblad van de stad Antwerpen. Eerste jaargang, nummer 7. Datum: 1 mei 2003 (knipselbijlage B).

Hierin vond ik als informatie, dat wij een nieuwe burgemeester hebben. Op p.3 staat zelfs een uitnodiging aan alle Antwerpenaars: "Begin mei kunt u als bewoner met de nieuwe burgemeester aan tafel gaan zitten. De burgemeester beantwoordt bewonersvragen". Op p.1 van dit gratis door mij betaalde 'informatie'blad staat ook een olijke foto van die nieuwe burgemeester. Maar zijn naam wordt eigenaardig genoeg niet vermeld.

Enkele dagen daarna vond ik een nieuw document in mijn bus, met de titel: "Stem voor hen. Politiek gaat over de mensen". Dit bleek een verkiezingsdrukwerk van SP.A-Spirit. Op p.4 van dit schotschrift vernemen we (in forse, rode letters): "In 1999 trok Steve Stevaert nieuwkomer Patrick Janssens aan als voorzitter van de partij. In minder dan vier jaar maakten ze SP.A tot een moderne, vernieuwde partij. Nu is Patrick Janssens burgemeester van Antwerpen en lijstttrekker voor de kamer in Antwerpen".


Zowel de stedelijke overheid als de SP.A zelf hebben dus Patrick Janssens aan de kiezer voorgesteld als de nieuwe ‘burgemeester van Antwerpen’. Een kras staaltje van kiezersbedrog, dunkt me. Heel wat mensen stemmen nu eenmaal graag op ‘hunnen burgemeester’, getuige de talrijke burgemeesters op de neergelegde lijsten. Bovendien nog eens bedrog, dat via De(n) Antwerpenaar ook door de belastingbetaler wordt meegefinancierd.

Peilingen


"VLD slaat kloof met CD&V" blokletterde De Standaard op haar voorpagina van 19 04 03. De drie eerste bladzijden van de krant waren hoofdzakelijk gewijd aan de uitslagen van een Dimarso-peiling, uitgevoerd in opdracht van de VRT, de UA en De Standaard zelf. Belangrijkste resultaat: de VLD haalt 2,7% meer dan de CD&V, en bijna dubbel zoveel als het Vlaams Blok. De enquête werd verricht in de tweede helft van maart bij 1.022 Vlamingen.

"Suspense à tous les étages" (‘spanning op alle niveaus’) meldde Le Soir anderhalve week later (28 04 03, p.3). "En Flandre, les partis se tiennent en effet dans un mouchoir de poche. Selon les résultats de l’enquête ‘Dedicated Research’, le VLD, le CD&V et le cartel SP.A-Spirit évoluent dans un espace réduit de moins de 2%. L’écart séparant le Vlaams Blok - pointé à 17,2% - du trio de tête n’est d’ailleurs pas grand lui non plus"(‘In Vlaanderen zitten de partijen elkaar direct op de hielen. Volgens een onderzoek verricht door ‘Dedicated Research’ bevinden VLD, CD&V en SP.A-Spirit zich binnen een nauwe vork van 2%, en de kloof tussen dit trio en het Vlaams Blok, met zijn score van 17,2%, is ook al niet groot’; p.3). De ondervragingen gebeurden hier tussen 15 en 19 april, dus een maand na de Standaard-enquête.


De twee peilingen leverden, vooral voor de VLD en het Vlaams Blok, zeer verschillende resultaten op, die ook leidden tot krantenkoppen met tegengestelde inhoud. Het is al vaak gezegd dat peilingen ‘waardeloos’ zijn. Maar waarom?

De peilingen zelf zijn niet perse verkeerd, maar zij worden overgeïnterpreteerd. Schommelingen, die domweg door het toeval kunnen ontstaan, worden het voorwerp van allerhande diepzinnige bespiegelingen. Laat ons bv. eens de enquête van De Standaard bekijken. Hoe groot is eigenlijk de foutenmarge voor een partij, die in deze enquête een score van 25% krijgt toegeschreven? Een kleine berekening leert, dat de échte stemintenties met 95% zekerheid ergens tussen de 22,3% en de 27,7% liggen. Er rust dus een foutenmarge van plus minus 2,7% op het resultaat. Voor kleinere partijen wordt zo’n foutenmarge in absolute zin kleiner, doch in relatieve zin groter (op een voorspelde score van 10%, moet men bv. een marge van plusminus 1,8% nemen).

 

De Standaard

Le Soir

VLD

26,4

22,1

CD&V

23,7

21,4

SP.A-Spirit

19,1

20,5

VB

13,6

17,2

Agalev

8,8

9,5

NV-A

4,1

4,1



De foutenmarge voor de peiling in zijn geheel ligt nog hoger. En het is die globale foutenmarge die we eigenlijk moeten weerhouden. De kranten behandelen de peilingsresultaten immers alsof àlle scores tegelijk betrouwbaar zijn. Indien men bijvoorbeeld zes partijen beschouwt, en op ieder van de zes partijscores een 95%-onzekerheidsmarge weerhoudt, dan is er toch reeds 26,5% kans dat één of meer van de reële partijscores toch buiten die onzekerheidsmarge valt. Indien men een betrouwbaarheidsmarge van 95% wil voor het globale stel van de zes partijscores, moet men voor de afzonderlijke partijen betrouwbaarheidsmarges nemen van 0,951/6 ~ 0,99 (of 99%). Dat levert voor een partij met een voorspelde score van 25%, een betrouwbaarheidsmarge op van + 3,5%. En dan ziet men de ‘kloof’, die de VLD volgens De Standaard sloeg ten opzichte van de CD&V, reeds in de onbeduidendheid wegzinken. Het is waarschijnlijk niet voor niets dat de kranten bij de bespreking van deze duurbetaalde enquêtes weinig of niets zeggen over de betrouwbaarheidsmarges.

Bovendien moet men rekening houden met andere factoren die de onzekerheid verder vergroten. Omdat de enquêtes telefonisch worden gehouden, zullen veel ondervraagden denken dat de peiling niet anoniem is en niet oprecht antwoorden (vooral wanneer hun partijvoorkeur niet PC is). Een deel van de ondervraagden weigert trouwens om een voorkeur uit te spreken. Bij de Standaard-enquête kwam daar nog een merkwaardige bijzonderheid bovenop. Blijkens een grafiek op p.2 waren de kiezers per partij nog eens onderverdeeld in drie categorieën: die met een "...uitgesproken voorkeur" voor de betrokken partij, die met een "...lichte voorkeur" en die met "... helemaal geen voorkeur". Deze laatste categorie (31% van het totaal aantal ondervraagden en oververtegenwoordigd bij de VLD) betrof volgens de peilers mensen zonder voorkeur die na aandrang toch een (logischerwijs willekeurige) keuze uitspraken.

Kortom, de in De Standaard gepubliceerde peiling liet geen enkele interessante conclusie toe. Dat zo’n krant daar dan toch enkele bladzijden aan besteedt, zegt veel over het niveau van onze Vlaamse ‘kwaliteitspers’.

Een week voor de verkiezingen verschenen dan nog eens drie peilingen, direct na elkaar:

 

De Standaard
09 05 03

La Libre Belgique
12 05 03

Le Soir
13 05 03

VLD

23,6

22,5

24,5

CD&V

23,5

21,9

19,8

SP.A-Spirit

22,4

21,1

22,6

VB

16,9

18,0

17,0

Agalev

5,7

8,4

7,8

NV-A

5,7

4,3

3,3



De 95%-significantiemarge, vertrekkend van de uitslagen van De Standaard, zijn: VLD en CD&V: 2,7% ; SP.A-Spirit: 2,6% ; Vlaams Blok: 2,3% ; Agalev en N-VA: 1,5%.
De overeenkomstige 99%-significantie-marges zijn: VLD en CD&V: 3,5% ; SP.A-Spirit: 3,4% ; Vlaams Blok: 3,1% ; Agalev en N-VA: 1,9%

Indien je de later gepubliceerde peilingen van LLB en LS als reproducties van de DS-peiling beschouwt, dan zie je dat van de zes partijen er ééntje is, namelijk Agalev, waarbij het resultaat in de LLB-peiling buiten de significantiemarge van de DS-score valt, zelfs indien je de 99%-marge neemt. De enquête van Le Soir vertoont zowel voor CD&V, Agalev als voor de N-VA zo’n excessieve afwijking. Dit suggereert dat zelfs de 99%-marge te smal is om als basis te dienen voor commentaar op het geheel van de peiling. Blijkbaar bestaan er tussen de peilingen in de verschillende kranten methodologische verschillen. In De Standaard geeft opiniepeiler Jan Drijvers als één van de verklaringen voor de hoge Agalev-scores in de peilingen (ivm het stemresultaat): "Dat is een menselijke reactie. Via allerlei correcties stelt men te grote verschuivingen in het kiesgedrag bij, maar men verwart daarbij stabiliteit en betrouwbaarheid" (DS 19 05 03, p.17). Met andere woorden: de peilers knoeien met hun resultaten en zeggen dat niet aan de lezers.

Iedereen is het erover eens, dat peilingen niet als voorspellingen van verkiezingsresultaten kunnen opgevat worden. Peilingen zijn momentopnamen. Maar op hetzelfde ogenblik gepubliceerde peilingen zouden wél ongeveer dezelfde werkelijkheid moeten meten, willen zij überhaupt nog enige betekenis hebben. Wanneer twee of meer peilingen direct na elkaar worden gepubliceerd, kan je de latere peiling als een reproductie van de vroegere peiling beschouwen. Dat laat ons toe, om een schatting te maken van een empirische standaarddeviatie, die op deze peilingen rust. Die empirische standaarddeviatie zal dus breder zijn dan de berekende, omdat zij ook de impact van de methodologische verschillen zal omvatten.

Beschouw een bevolking waarvan de lichaamlengtes normaal verdeeld zijn, met een gemiddelde waarde van 170 cm en een standaarddeviatie van 10 cm. Hoe groot zal het gemiddeld verschil in lichaamslengte zijn, wanneer we uit deze bevolking twee willekeurige individuen uitpikken? De statistische theorie zegt dat dit 0,8 standaarddeviaties zal zijn, in ons voorbeeld dus 8 cm. De scores voor een bepaalde partij in een reeks opeenvolgende peilingen zullen ook normaalverdeeld zijn, en de verschillen tussen twee scores zullen gemiddeld 0,8 empirische standaarddeviaties bedragen. Ik heb de scores vergeleken, enerzijds van de DS-peiling van 15 april en de LS-peiling van 19 april, en anderzijds van de DS-peiling van 9 mei en de LLB-peiling van 12 mei alsook de LS-peiling van 13 mei. Het resultaat is, dat de empirische standaarddeviatie ongeveer dubbel zo groot is als de berekende.

Dat voert ons tot de volgende vuistregel, om een realistische 95%-betrouwbaarheidsmarge te schatten voor een peiling met zes partijen. Bereken eerst de theoretische standaarddeviatie. Dat doe je door het aantal ondervraagden te nemen, te vermenigvuldigen met de score van de partij (uitgedrukt als een getal tussen 0 en 1), nog eens te vermenigvuldigen met (1 - die score), en van de uitkomst de vierkantswortel te nemen. Die uitkomst vermenigvuldig je met 2,58 (om een 99%-marge voor de aparte partij te bekomen) en nog eens met 2 om de berekende standaard-deviatie door de empirische te vervangen. Vereenvoudigd: vermenigvuldig de berekende standaarddeviatie met vijf. De uitkomst geeft de 95% marge indien je de hele set van de zes partijen bekijkt, uitgedrukt in aantal ondervraagden. Om een onzekerheidsmarge in procent te krijgen, deel je nog eens door het aantal ondervraagden.


Twee realistische rekenvoorbeelden:

de VLD haalt 23,6% ; 1000 ondervraagden. Vijfmaal de standaarddeviatie = 5 x (0,236 x 0,764 x 1000)exp(0,5) = 67 ondervraagden meer of minder, wat een procentuele marge geeft van plusminus 6,7%.

Of: Agalev haalt 5,7%; 1000 ondervraagden: 5 x (0,057 x 0,943 x 1000) exp.(0,5) = 37 ondervraagden, of 3,7% meer of minder.

Die marges zijn natuurlijk breed, en de enige voorspellingen die ze voor deze verkiezing nog toelieten, is een daling van de groene en een stijging van de rode score (ten opzichte van de verkiezingsresultaten van 1999). De discussies over de volgorde tussen VLD, CD&V en SP.A-Spirit, over de kansen van de N-VA of de stijging of daling van het Blok, konden door de peilingen niet beslecht worden. Alles wat de kranten daarover schreven, was louter wind.

communautaire aspecten

In de pers werd heel wat aandacht besteed aan het feit, dat blijkbaar niet alle kamerzetels even duur zijn. Kiezers van kleine partijen genereren moeilijker zetels dan kiezers van grote partijen, en kiezers van Franstalige partijen genereren gemakkelijker zetels dan kiezers van Nederlandstalige partijen.

Het eerstgenoemd effect wordt bewerkstelligd door ons onevenredig zetelverdelingsysteem, dat tijdens de afgelopen legislatuur nog werd aangevuld door de vijf-procentdrempel. Die drempel zorgt ervoor, dat in het volkrijkere Vlaanderen grotere partijen worden weggemaaid dan in Wallonië, terwijl je voor federale verkiezingen toch ten minste een mechanisme zou mogen verwachten, dat alle Belgen gelijk behandelt. De N-VA haalt met 201.399 stemmen één zetel. Ecolo haalt met 201.123 stemmen 4 zetels. De stemmenaantallen zijn voor beide partijen gelijk, maar de zetels kosten voor de N-VA vier maal zo veel als voor Ecolo. Belangrijker voor de overlevingskansen van deze partijen is het feit, dat de N-VA géén overheidssubsidies meer krijgt, terwijl Ecolo wél langs de kassa mag passeren. De vijfprocentdrempel hield immers de N-VA wél uit de senaat, maar het electoraal iets kleinere Ecolo niet (om subsidies te krijgen, moet een partij zowel in de Kamer als in Senaat zetelen).

Franstalige zetels zijn goedkoper, omdat in het Franstalig landsgedeelte meer niet-kiesgerechtigden wonen. Het aantal zetels in een kieskring wordt immers bepaald naar evenredigheid, niet met het aantal kiesgerechtigden, maar met het aantal inwoners. De volksvertegenwoordigers worden blijkbaar geacht, ook die niet-kiesgerechtigden te vertegenwoordigen. Hoe een verkozene je kan vertegenwoordigen, zonder dat je hebt kunnen kiezen, blijft een goedbewaard particratisch geheim.

The End


De verkiezingen waren nauwelijks voorbij, of het Arbitragehof liet weten dat de huidige kieswetgeving ongrondwettelijk is: het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden omdat er overal provinciale kieskringen zijn, behalve in Brabant. Het Arbitragehof vernietigt ook de regeling, die gelijktijdige kandidaatstelling voor Kamer en Senaat toestaat.

Hoewel de rechters klaar en duidelijk zeggen dat de stembusgang van 18 05 03 is gehouden in strijd met de Grondwet, worden de verkiezingen zelf toch niet vernietigd. Kan men dan ook niet een bindend referendum op volksinitiatief (BROV) inrichten, ook al is dit zogezegd strijdig met de Grondwet? Natuurlijk niet: het BROV is immers strijdig met de particratie.

_________________________________

DE ANTWERPSE PERIKELEN VANUIT DEMOCRATISCH OOGPUNT


De aanslepende crisis bij de totstandkoming van een nieuw Antwerps stadsbestuur had althans één voordeel: zij liet open en bloot het anti-democratisch karakter zien van het bestaande politieke bestel. Wat hieronder volgt is nieuw noch origineel. Maar wellicht is het toch nuttig om pro memorie alles nog eens netjes op een rij te zetten.

1. Ontslag of niet?

Het collectief ontslag van het schepencollege gebeurde niet, omdat deze schepenen een formele of juridische fout hadden gemaakt. De schepenen wezen iedere schuld af en de meesten klommen in het nieuwe schepencollege, geïnstalleerd op 09 05 03, alweer aan boord. De enige rationele verklaring voor dit tijdelijk ontslag zou kunnen zijn, dat de schepenen door hun ondoordachte aankopen het vertrouwen hadden verloren van de Antwerpse burgers. Besturen zonder vertrouwen is in een democratisch bestel inderdaad onmogelijk.

Maar indien dit vertrouwen de norm is, dan moet het ook objectief kunnen uitgedrukt worden. Hiervoor bestaat een procedure: impeachment of recall. Volgens deze werkwijze, die zowel in Zwitserland als in de USA bestaat, kunnen verkozenen en hoge ambtenaren die het vertrouwen hebben verloren, via een directe volksstemming weer worden afgezet.

In Antwerpen is daarvan geen sprake. De burgers kunnen enkel toekijken, terwijl de politici hun schaduwdans uitvoeren. In een democratie kunnen de soevereine burgers een verleend mandaat intrekken. In Antwerpen kan dat niet. Reden tot achterdocht is er nochtans genoeg. Zo verklaarde de gebuisde kandidaatburgemeester Coveliers "De echte reden waarom ik geen burgemeester kon worden, is dat men niet wou dat het deksel van de pot in mijn handen zou komen" waarna hij preciseerde dat "..de SP.A niet wou dat ik de corruptie zou aanpakken" (De Morgen 02 05 03, p.7). Eddy Boutmans, Agalev-staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking, zei dan weer: "Janssens pleegde een stadsgreep (...) Niet de aanpak van corruptie, wel het wegvegen van de oude garde was voor Ludo Van Campenhout en Patrick Janssens de inzet van de Antwerpse crisis" (De Standaard 19 04 03, p.12).


2. Geheime stemming van de verkozenen

Op 9 mei werd het nieuwe schepencollege verkozen (zonder de burgemeester). Zo’n stemming is geheim. Meteen ziet men, dat de partijdiscipline dan onder druk komt. De Morgen (02 05 03, p.7) schetste de toestand als volgt: "Een andere mogelijke hindernis is de herverkiezing van Agalev-schepen Chantal Pauwels. De aanduiding van de schepenen verloopt bij geheime stemming en bij andere meerderheidspartijen bestaat enige rancune omdat zij wel een schepen hebben ingeleverd (Kathy Lindekens bij de SP.A en Ann Coolsaet bij de VLD) en de groenen niet. Het Blok probeert de wig nog groter te maken door Luk Lemmens, het enige N-VA-gemeenteraadslid, naar voren te schuiven als tegenkandidaat voor Pauwels (die bij haar aantreden in 1999 enkele stemmen minder kreeg dan de andere schepenen)". Van Campenhout zei hierover (ibid.): "Het zou een zeer slecht democratisch signaal zijn indien ze (= Chantal Pauwels) niet wordt verkozen. Dat is wel ongeveer het ergste wat ons kan overkomen. Ik zal mijn fractie inhameren dat we ons zo’n incident niet kunnen permitteren". De ‘inhamering’ kon niet voorkomen, dat enkele gemeenteraadsleden dissident stemden. Hoewel de meerderheid present was met 33 gemeenteraadsleden, kregen Chantal Pauwels (Agalev) en Robert Voorhamme (SP.A) slechts 29 ja-stemmen. Maar ook VLD-er Bungeneers kreeg slechts 27 ja-stemmen, hoewel hem in de VISA-affaire niets te verwijten viel. De vermoedelijke reden voor de dissidente stemmen is, dat Bungeneers door vele leden van de meerderheid wordt verdacht van het laten lekken van de VISA-praktijken. In elk geval liet dit voorbeeld zien, dat het stemgeheim ruimte schept voor de gemeenteraadsleden, om naar eigen inzicht te stemmen, zelfs na ‘inhamering’ vanwege de fractieleider. Indien stemgeheim voor verkozenen de regel zou zijn, zou het snel afgelopen zijn met de particratische dominantie over de verkozenen des volks. Zonder integraal stemgeheim voor de verkozenen zal het vertegenwoordigend luik van een democratie nooit behoorlijk kunnen functioneren.
3. Opmars van een niet-verkozene

IJzeren partijdiscipline was vereist, om de niet-verkozen socialist Robert Voorhamme in het schepencollege te krijgen. Voorhamme, die nu socialistisch schepen wordt, was niet alleen niet verkozen als gemeenteraadslid; hij stond ook niet op de eerste plaats op de opvolgerslijst. Na het ontslag van Lindekens als gemeenteraadslid moesten op de SP.A-opvolgers-lijst dus enkele voorgangers worden weggeïntimideerd. Volgens de faxkrant ‘t Scheldt (Nr.417, 02 05 03, p.1) zouden twee van die voorgangers allochtone werknemers zijn bij het ABVV, die te horen kregen dat er een verband zou kunnen zijn tussen het behoud van hun job en hun bereidheid, om Voorhamme te laten voorgaan.

Kathy Lindekens weet in Humo (23 05 03, p.14) over de reden van haar ontslag: "Ik had geen keuze (...) Er waren al enkele gemeenteraadsleden gepusht om op te stappen en baan te ruimen voor Voorhamme als ik het niet zou doen. Mensen die er helemaal niets mee te maken hadden, zijn zwaar onder druk gezet. Ik wilde dat de intimidaties stopten".

De doorstoot van Voorhamme, vanaf een obscure plaats op de socialistische opvolgerslijst naar een zitje in het schepencollege, is een zeldzaam sterke illustratie van het feit, dat wij niet in een democratie leven, doch in een particratie. Het is blijkbaar de partij, en niet de kiezer, die bepaalt wie in de gemeenteraad en in het schepencollege terechtkomt.

Het echte schandaal is natuurlijk, dat vanuit de partijhoofdkwartieren de samenstelling van de gemeenteraad en het schepencollege openlijk wordt gemanipuleerd, zonder dat de Antwerpenaar daarin ook maar enige zeg heeft. Wie burgemeester is, wie schepen wordt, zelfs wie in de gemeenteraad zetelt: het wordt allemaal beslist buiten de burgers om. Die mogen enkel toekijken. De invoering van een werkbare impeachment- of recallprocedure op gemeentelijk niveau dringt zich op.
_________________________________


VERZWIJGEN IS GOUD


William McGowan (2001) "Coloring the News. How crusading for diversity has corrupted american journalism" San Francisco: Encounter Books

Sally Satel (2000) "PC, M.D. How political correctness is corrupting medicine" New York: Basic Books

Dr. Koenraad Elst (2002) "De islam, hoelang nog? Vlaamse polemieken over de islam" Wijnegem: Delta-Stichting vzw

Selectieve verzwijging is één van de meest essentiële technieken die de pers bij de doordrukking van de globalistische PC- agenda gebruikt. McGowan geeft in zijn boek diverse voorbeelden, ondermeer in verband met de invoering van etnische quota. Deze quota hebben in de USA geen democratisch draagvlak. Uit een recente peiling blijkt dat 64% van de Amerikanen de quota verwerpt, en dit na een reeds decennia durende massapropaganda voor dit ‘idee’ (‘racial preferences widely opposed, polls finds’ Washington Times 29 04 03).

dynamic.washtimes.com/twt-print.cfm?ArticleID=20030429-146116


De etnische quota werden in de USA gemeengoed in de jaren ‘70. Dit leidde tot een merkwaardige uitspraak van het Hooggerechtshof in 1978. Een blanke kandidaat-student, Bakke, was geweigerd door de universiteit van Californië voor een medische opleiding, hoewel hij bij het toelatingsexamen beter had gescoord dan een aantal zwarte studenten, die wel werden toegelaten. Eén van deze positief gediscrimineerde studenten was Patrick Chavis. Het hooggerechtshof had geoordeeld dat Bakke toch medicijnen mocht studeren.

Dit leidde dan, vele jaren later, tot een vergelijking tussen Bakke en Chavis. Op 6 november 1995 verscheen in New York Times Magazine een artikel van Nicholas Lemann (‘What happened to the case for affirmative action?’) waarin neerbuigend werd gesproken over de relatief obscure medische carrière van Bakke, terwijl Chavis werd afgeschilderd als het prototype van een arts, die zich inzet voor arme zwarte patiënten, en die overigens zelf nog voortdurend het slachtoffer was van aanhoudende rassendiscriminatie. Tijdens de campagne rond referendumvoorstel 209, waardoor in 1996 de positieve discriminatie werd verboden in Californië, werd Chavis door de tegenstanders voorgesteld als het prototype van de maatschappelijke winst, die de gemeenschap kan puren uit de toepassing van positieve discirminatie op de universitaire campussen. Volgens senator Ted Kennedy was Chavis het "..perfect example (of affirmative action beneficiaries who) are likely to benefit their professions and the communities in which they live" (‘een perfect voorbeeld van door affirmatieve actie begunstigden die daarna voor hun beroep en hun gemeenschap een aanwinst blijken’; p.3). De vermeende successtory kende echter een bruusk eindpunt toen Chavis in 1997 werd geschorst door de Medical Board of California, wegens zijn "..inability to perform some of the most basic duties required of a physician" (‘onbekwaamheid om bepaalde allerelementairste medische handelingen uit te voeren’). Chavis was als nevenverdienste een praktijk van liposuctie begonnen, en een van zijn patiënten had zijn gestuntel niet overleefd. McGowan beschrijft in detail hoe de pers, die kort tevoren Chavis had opgevoerd als een schitterend voorbeeld van de effecten van positieve discriminatie, maximale stilte in acht nam bij deze tragische ontknoping. De New York Times, die in haar wekelijkse bijlage het voorbeeld Chavis had gelanceerd, zweeg totaal. En dat laatste is wellicht geen toeval.

Want ook de NYT discrimineert ‘positief’ met het oog op meer ‘diversiteit’. Recent moest de krant zich tegenover haar lezers uitvoerig verontschuldigen voor de activiteiten van de nepjournalist Jayson Blair, die in de New York Times honderden artikels schreef op basis van verzonnen gesprekken en geplagieerde verslagen. Voor een aantal nepreportages diende Blair ook onkostennota’s in voor niet gemaakte verplaatsingen. De Morgen (13 05 03, p.3) wijdde aan het geval een uitgebreid artikel, maar repte met geen woord over een aspect dat in de USA uitvoerig werd besproken: Blair was als zwarte een benificiënt van het streven van de NYT naar meer ‘diversiteit’. Raines, de ‘executive editor’ van de NYT, gaf op een conventie van de ‘National Association of Black Journalists’ (www.nabj.org; beeld u in dat er een ‘National Association of White Journalists’ zou bestaan!) in 2001, precies Jayson Blair op als een voorbeeld terzake. In één adem noemde Raines diversiteit ook belangrijker dan de kwaliteit van de redactie als zodanig. Zo ver kan de verdwazing gaan. Na het debacle gaf Raines, op een bijeenkomst van de NYT-staf, ook toe dat Boyd om raciale reden aan Blair "one chance too many" had gegeven. In een opzienbarend interview in de New York Observer (23 05 03) gaf Blair zelf toe, dat raciale voorkeuren in zijn carrière een rol speelden, al kloeg hij ook over ‘racisme’ bij jongere blanken die tegen deze voorkeursbehandeling wrok ontwikkelden.



==> www.timeswatch.org/articles/2003/0509.asp

==>www.wnd.com/news/article.asp?ARTICLE_ID=32517

Sally Satel is een Amerikaanse arts die al enkele jaren tekeer gaat tegen de rol van de politieke correctheid. Zij heeft bijvoorbeeld behartenswaardige dingen geschreven over de politiek correcte bewering, volgens dewelke er geen rassen bestaan, terwijl mensen met verschillende raciale achtergrond blijkbaar toch belangrijke medisch relevante verschillen kunnen vertonen (zie haar opiniestuk in de New York Times: ‘I am a racially profiling doctor’ (05 05 02).

www.sallysatelmd.com/html/a-nytimes3.html


In haar boek geeft Satel diverse voorbeelden van de pers, die barnumreclame voert rond PC-stellingen, en tegenargumenten verzwijgt. Eén voorbeeld. In 1999 verscheen een studie (K.A. Schulman e.a. ‘The effect of race and sex on physicians’ recommendations for cardiac catheterization’ New England Journal of Medicine 340, p.618-626, 1999) waarin werd beweerd, dat geneesheren zwarten veel minder dan blanken doorverwijzen voor een hartcatheterisatie. Bij dit medisch onderzoek wordt een sonde door de slagaders geleid om de toestand van de kransslagaders na te gaan. Bedoeling is om na te gaan of problemen met de kransslagaders door het aanbrengen van een overbrugging (‘bypass’) of door ballondilatie kunnen geremedieerd worden.

content.nejm.org/cgi/content/short/340/8/618


Schulman stelde, dat zwarten 40% minder kans hadden op een hartcatheterisatie dan blanken. De studie kreeg een enorme weerklank in de media, en werd algemeen (zelfs in prestigieuze medische tijdschriften) aangehaald als bewijs dat blanke geneesheren, uit onbewust racisme, systematisch zwarten achterstellen (zie bv.: ‘Health care: it’s better if you’re white’ The Economist 27 02 99, p.28-29; ‘Institutionalized racism in health care’ editoriaal in The Lancet, 353, p.765). De 40%-bewering werd overal in de pers overgenomen.

De studie van Schulmans groep was gebaseerd op 8 filmpjes, waarop 8 acteurs over hun klachten werden geïnterviewd (de acht acteurs waren blank of zwart, man of vrouw, 50 of 70 jaar oud). De onderzochte artsen kregen één van deze filmpjes te zien, en moesten op basis daarvan bepalen of ze een hartcatheterisatie-onderzoek aangewezen vonden of niet.

In feite bleek uit de studie, dat enkel zwarte vrouwen minder doorverwijzingen kregen; zwarte mannen kregen net evenveel doorverwijzingen als blanke mannen of vrouwen. Nadere analyse van de onderzoeksgegevens laat zien, dat met name één van de acht filmpjes (met een oudere zwarte vrouw) een zeer lage score kreeg (73,3%, tegen ongeveer 90% gemiddeld). Het was vooral op basis van dit filmpje, dat de score voor zowel vrouwen als zwarten een stuk lager uitviel (Satel , p.258). De reden is onduidelijk; het kon bijvoorbeeld zijn omdat de acteursprestatie in dit filmpje minder geslaagd was). Afgezien van dit evidente gebrek bleek al gauw, dat de data vanuit statistisch oogpunt slecht verwerkt waren. In werkelijkheid hadden blanke mannen, blanke vrouwen en zwarte mannen vrijwel evenveel kans op doorverwijzingen, terwijl de kans op doorverwijzing van zwarte vrouwen 88% bedroeg van kans gevonden voor blanke vrouwen. Er verscheen dan ook al gauw een rechtzetting (L.M.Schwartz e.a. "Misunderstandings about the effects of race and sex on physicians’ referrals for cardiac catheterization’ New England Journal of Medicine 341, p.279-283). Het vervolg laat zich echter raden: "Compared with the tidal wave of coverage triggered by the Schulman study, the article by Schwartz and her colleagues generated a mere trickle of media interest" (‘Vergeleken met de vloedgolf van mediaberichten over de oorspronkelijke studie van Schulman, kreeg het artikel van Schwartz e.a. maar een schijntje belangstelling’; Satel p.164).

Ander feit dat absoluut geen mediabelangstelling kreeg: een studie - in dezelfde maand verschenen als het Schulman-onderzoek - waaruit bleek dat in de praktijk zwarten evenveel kransslagader-overbruggingen en ballondilatieingrepen ondergingen als blanken (L.L. Leape e.a. "Underuse of cardiac procedures: do women, ethnic minorities and the uninsured fail to receive needed revasacularization?" Annals of Internal Medicine 130, p.183-192, 1999).

Zie van Satel ook: "Racist Doctors? Don't Believe The Media Hype" The Wall Street Journal 04 04 02 http://www.sallysatelmd.com/html/a-wsj23.html

*

Koenraad Elst gaat in zijn boek "De islam, hoelang nog?" uitvoerig in op de ‘affaire’ Urbain Vermeulen. Die begon op 19 04 03, toen Yves Desmet een oproep tot actie lanceerde tegen de Leuvense hoogleraar arabistiek. Vermeulen zou zich op een voordracht schuldig hebben gemaakt aan vier voor Turken krenkende of ‘racistische’ uitspraken. De oproep of ‘fatwa’ van Desmet luidde als volgt: "...toch kan het in dit land dat een dergelijk individu, getooid met doctorsbul en professortitel, ongestoord de baarlijkste nonsens kan uitkramen. Er moet toch iemand zijn die hier iets kan tegen doen? Meneer de rector van de KUL, mijnheer de minister van justitie?". Vervolgens start een in De Morgen en De Standaard geleide campagne tegen de getekende. De Morgen gaat de professor ‘omstreden’ noemen (de ‘omstredenheid’ lanceerden ze zelf) en probeert op die manier een beroeps en spreekverbod voor Vermeulen uit te lokken: "Omstreden professor gaf islamvorming aan staatsveiligheid" (titel in De Morgen, 03 05 00) ; "Omstreden islamdeskundige Urbain Vermeulen is weer van de partij op rechtbank" (ibid. 13 11 00). De Standaard schrijft: "Lange tijd gold professor Urbain Vermeulen, afdelingshoofd Arabistiek en Islamkunde aan de KU Leuven, als dé Vlaamse expert in de islam. Maar zijn weinig fijnbesnaard taalgebruik en - casuele beledigingen tegen moslims keren zich nu tegen hem" (20 04 00). De Standaard citeert ook een anonieme bron die beweert dat "...Vermeulen nauwelijks modern Arabisch spreekt. Hij kan dus niet verstaan wat er gebeurt in de Arabische wereld" (p.85; Elst, die zelf oudstudent is van Vermeulen, doet deze bewering af als ‘klinkklare onzin’). Op 25 04 00 publiceert De Standaard een stuk van de Gentse hoogleraar Herman De Ley onder de titel "Islamkunde en racisme in Vlaanderen". In dit stuk, dat op het internet staat, beschuldigt De Ley zijn collega Urbain Vermeulen van "...de meest aanstootgevende vorm van racistisch gedrag". In ditzelfde stuk laat de Gentse professor via een instemmend citaat nog weten dat beslissingen zoals de Turkse genocide op de Armenen "..betreurenswaardig maar politiek begrijpelijk" zijn, dat de Balkanchristenen tussen 1821 en 1922 vijf miljoen moslims gedood hebben, en dat er in Turkije sprake was "... van een typisch islamitisch religieus pluralisme (eeuwenlang rigoureus toegepast, met cijfermatig aantoonbare positieve effecten op de christelijke populaties)".

www.flwi.rug.ac.be/cie/CIE/deley8.htm


Herman De Ley ontpopte zich, tussen haakjes gezegd, bij de laatste verkiezingen als sympathisant van Resist, aan wie hij (samen met enkele andere ‘progressieven’) zijn steun toezegde in De Morgen (14 05 03, p.10). Volgens hem is Resist een "...gepolitiseerde zelforganisatie van een achtergestelde minderheid die met democratische middelen wil strijden voor haar rechten (...) Het gaat ook om een strijd voor erkenning en waardigheid, voor het respect van de eigen culturele identiteit die mede religieus wordt ingevuld, en dat stelt ons progressieven voor een bijzondere uitdaging (...) Het gaat erom te erkennen dat er alternatieve opvattingen mogelijk zijn van menszijn en emancipatie. We moeten de diepe opvattingen van culturele groepen begrijpen en respecteren. De zelforganisatie vanwege slachtoffers van het racisme confronteert ons met hun eis van zelfdefinitie die onze vertrouwde categorieën ter discussie stelt". Islam en vrouwen? Geen probleem volgens De Ley: "De AEL, en, breder, de moslims in ons land worden steeds weer vastgepind op een aantal terugkerende kwesties. De hardnekkigste ervan betreft de plaats van de vrouw. Blijkbaar is het aan de aandacht van velen ontsnapt hoe een generatie van jonge, mondige moslimvrouwen is opgestaan die voor zichzelf weet op te komen, wars van het paternalisme van delen van de linkerzijde of van westerse feministen". Ondertussen laat de AEL zelf duidelijk weten waar ze voor staat: de invoering van de islamstaat (De Morgen, 15 05 03, p.5; ibid. 26 06 03, p.4), compleet met sharia, onderwerping van niet-moslims, steniging van ‘overspelige vrouwen’ en handenafhakking bij diefstal.

=>
http://www.memri.org/video/segment8_program.html
(hoe en wanneer moet ik mijn mogelijk ongehoorzame vrouw afmeppen, in het licht van het koran-voorschrift terzake)


Uiteraard krijgt De Ley géén blaam van de RUG, en is zijn betoog géén voorwerp van een cordon sanitaire door De Morgen. Even vanzelfsprekend leidden de ‘misstappen’ van Vermeulen wèl tot een ‘onderzoek’ door de KUL-autoriteiten, dat blijkbaar zeer veel voeten in de aarde had, want pas op 30 09 00 kwam dan de ‘blaam’ (de lichtste academische straf) aan het adres van Vermeulen. Deze laatste ging in beroep voor de beroepscommissie van de universiteit, bestaande uit collega’s professoren. Die hieven de blaam in december alweer op. Elst vat het verder verloop der gebeurtenissen dan samen als volgt: "Zijn naam is dus geklaard: er rust geen KUL-blaam op Urbain Vermeulen. Tegelijk raakte bekend dat de rector deze commissie haar bevoegdheid om zich in de toekomst in beroep over dergelijke betwistingen uit te spreken, ontnomen had. De Campuskrant, het officiële orgaan van de KUL, had uitvoerig aandacht besteed aan Vermeulens blaamwaardige uitspraken en de kritiek daarop, maar liet na om zijn ‘vrijspraak’ onder de aandacht te brengen. Ook de media brachten het bericht slechts terloops, en geen enkele hoofdredacteur of gastcolumnist wijdde er een commentaarstuk aan. Er zat voor de professor niets anders op dan zelf zijn collega’s aan te schrijven om de goede afloop te melden. Uiteraard kan dat de schade die aan zijn reputatie is toegebracht, niet ongedaan maken. Ook de mediadood van Vermeulen als duider bij het islamnieuws is niet opgeheven. Andere islamdeskundigen zullen deze les wel ter harte nemen" (p.119). Zwijgen is zilver, verzwijgen is goud.

_________________________________

HET PARTICRATISCH ARGUMENT

Democraten zeggen vaak, dat representatieve verkiezingen meer bekwaamheid en inzet vergen dan referenda. Bij deelname aan representatieve verkiezingen moet je vele dingen tegelijk afwegen en inschatten. Je moet vooreerst goede politieke besluiten van slechte politieke besluiten kunnen onderscheiden. Een goed politicus herken je immers per definitie aan het feit, dat hij goede politieke besluiten neemt. Vervolgens moet je ook de kandidaat-mandataris kunnen taxeren op kwaliteiten als betrouwbaarheid, doorzicht of werkkracht.

Bij een referendum zijn de vereisten meer beperkt. Om verantwoord te stemmen moet je slechts op één domein een goed van een slecht politiek besluit kunnen onderscheiden. En je moet niemand persoonlijk taxeren of inschatten. Democraten zeggen dus dat kiezers, die kunnen deelnemen aan representatieve verkiezingen, a fortiori ook kunnen deelnemen aan referenda.

Particraten verwerpen dit argument. Zij vinden dat kiezers te dom, te lui of te onbekwaam zijn, of in elk geval te weinig tijd hebben, om rechtstreeks te kunnen oordelen over concrete onderwerpen. Maar die onbekwame kiezer kan wel op verantwoorde manier een volksvertegenwoordiger kiezen.

Hoe is dat mogelijk? Particraten gebruiken op dit punt graag een vergelijking. Je hebt bijvoorbeeld zelf twee linkerhanden, maar toch ben je bekwaam om goed loodgieterswerk van prutswerk te onderscheiden. Of je vindt iemand een goede arts, ook al weet je zelf niets af van geneeskunde. Algemeen: je kan iemands vaardigheden inschatten, ook al beschik je niet zelf over die vaardigheden. Volgens de particraten moeten we de beoefening van de politiek overlaten aan een vrij door ons gekozen politicus, net zoals we de beoefening van de geneeskunde moeten overlaten aan een vrij door ons gekozen geneesheer. Directe democratie via referenda, aldus het particratisch betoog, is niets anders dan een kwalijke vorm van zelfmedicatie.

Particraten beweren zelfs, dat kiezers juist beter zijn geïnformeerd bij indirecte verkiezingen: "Bij de verkiezing van vertegenwoordigers staat het label van de partij boven aan een lijst. Dit is een cognitief hulpmiddel bij het bepalen van de keuze omdat via dit label een associatie, een (eventuele) verbondenheid met een politieke familie tot stand komt (...). Daardoor is de keuze van de kiezer gemakkelijker in de mate dat hij of zij zich met een partij associeert. Ook gaat een zeker appèl uit van herkenbare politieke figuren, iets wat geheel ontbreekt in een referendum. Het kan wel zijn dat groeperingen en politieke partijen ten opzichte van de referendumvraag een standpunt hebben ingenomen, maar nergens is deze associatie aanwezig op het kiesformulier. De taak bij een volksraadpleging of referendum zou dus cognitief veel complexer zijn dan bij de verliezing van vertegenwoordigers" (advies door het wetenschappelijk comité voor de commissie voor politieke vernieuwing, Kamerdocument 50 0797/002, p.56-57). Dit is natuurlijk een transparante drogredenering. Waar het bij verkiezingen om gaat, is de mogelijkheid om de wetgeving in de gewenste zin te beïnvloeden. En het is evident dat de kiezer, om de wetgeving langs indirecte weg te beïnvloeden, over veel meer kennis moet beschikken. Bij indirecte verkiezingen moet de kiezer niet enkel goede van het slechte wetsvoorstellen kunnen onderscheiden, hij moet ook nog eens gaan inschatten in welke mate de diverse partijen en kandidaten de door hem gewenste wetwijzigingen gaan realiseren. In het citaat hierboven worden de aanwijzingen, die een kiezer heeft om bij een referendum pro of contra te stemmen, vergeleken met de aanwijzingen waarover de kiezer beschikt, om voor of tegen deze of gene partij te stemmen. Zo vergelijk je appels met citroenen, want wie stemt voor een partij, weet daarmee nauwelijks in welke zin hij het wetgevend werk zal beïnvloeden. Hoeveel CD&V kiezers dachten bij de stembusgang van 1999 aan het homohuwelijk, of hoeveel Agalevkiezers dachten aan de wapenlevering aan Nepal, toen ze hun stem uitbrachten? Bovendien zijn de ‘cues’ waarover de professoren reppen sowieso waardeloos voor kiezers, die niet in partijprogramma’s doch slechts in concrete wetsveranderingen zijn geïnteresseerd. En dat is voor de meeste kiezers het geval: er zijn bijna geen burgers, die zich min of meer volledig in het programma van één welbepaalde partij kunnen terugvinden.

Blijft de kern van het particratische argument: verkozenen kunnen bekwamere en beter geïnformeerde keuzes maken dan de modale burger. Net zoals loodgieterij of artsenij is ook politiek een vak, mijnheer. Wetgevend werk mag men niet aan amateurs overlaten!

Doen politici dan in technische zin iets bijzonders, wat gewone burgers niet kunnen? ‘Ja’ of ‘nee’ zeggen tegen een wetsvoorstel vergt op zich geen enkele scholing. Iedereen kan op een stemknopje drukken, of op een formulier een bolletje zwarten. Niet iedereen kan een waterleiding leggen of een intraveneuze injectie toedienen. Maar iedereen kan een stem uitbrengen.

Is er geen bijzondere bekwaamheid vereist om een verantwoorde stem uit te brengen? Moet men niet vele uren of dagen studie en discussie besteden aan een wetsvoorstel, vooraleer daarover een stem kan worden uitgebracht? Parlementsleden, zo luidt het argument, hebben daar de tijd voor. Zij zijn daarvoor vrijgesteld. De modale burger niet.

De waarheid is natuurlijk, dat parlementsleden zelden of nooit stemmen op basis van eigen inzicht en eigen studie. Zij stemmen volgens de partijdirectieven. Juist daarom loopt het stemgedrag van de parlementsleden die tot dezelfde fractie behoren, zo verbazend parallel. In de meeste gevallen hebben parlementsleden de wet waarover ze stemmen, niet eens gelezen, laat staan begrepen. Hoeveel leden van het Vlaams parlement zouden bijvoorbeeld het decreet over de eindtermen in het middelbaar onderwijs zelfs maar oppervlakkig hebben doorgenomen?
Parlementsleden specialiseren zich op een beperkt domein, en steken nogal wat tijd in het gespecialiseerde commissiewerk op dit domein. Voor het overige gebruiken zij ‘shortcuts’: dat wil zeggen dat zij een onderwerp niet zelf bestuderen, maar afgaan op de autoriteit van anderen. Dat is precies hetzelfde wat ook de meeste burgers doen bij een referendum. Sommigen verdiepen zich in het onderwerp, maar de meerderheid zal zich oriënteren op de opinie van mensen of verenigingen die zij beschouwen als autoriteiten op het betrokken gebied. Bijzondere scholing of studie is daar niet voor nodig. Je hoeft dan ook niets speciaals te studeren om parlementslid of minister te kunnen worden. En ja, een parlementslid steekt meer tijd in politieke besluitvorming dan een gewone burger, die aan een referendum deelneemt. Maar het parlementslid stemt ook over veel meer wetten. Er is geen aanwijzing dat een parlementslid per gestemde wet meer tijd uittrekt dan een burger die aan een referendum deelneemt.

Evenmin zijn er bewijzen dat door burgers per referendum gestemde wetten dommer of nefaster zijn dan wetten, die langs parlementaire weg zijn goedgekeurd. Wat onze hooggeleerde professoren in de parlementaire commissie ook mogen beweren, het blijft een simpel logisch feit dat mensen, die in staat zijn om een parlement te kiezen dat goede wetten kan maken, a fortiori ook in staat moeten zijn om rechtstreeks goede wetten te maken. Michael Gallagher schreef over dit punt: "...European experience does not confront us with any obvious examples of irresponsible electorates plunging headlong into misguided decisions while an enlightened legislature wrings its hands helplessly on the sidelines. Of course, voters can make decisions that do not have the positive consequences envisaged, that do not take much account of the feelings of minorities, or that are simply illconsidered - but so can legislatures" (‘De Europese ervaring levert geen voorbeeld van een onverantwoordelijk kiezerscorps dat blindelings in de fout gaat terwijl een verlicht parlement vanaf de zijlijn machteloos moest toekijken. Natuurlijk kunnen kiezers beslissingen nemen die niet het verhoopte positief resultaat opleveren, onvoldoende de gevoeligheden van minderheden in rekening nemen, of gewoonweg verkeerd bekeken waren; maar parlementen kunnen dat evengoed’ EM. Gallagher en P.V.Uleri ‘The referendum experience in Europe’, London: McMillan 1996, p.241). Dezelfde overweging vinden we ook terug bij Cronin: "Critics of the direct legislation frequently have a view of state legislators that borders on the mythical: highly intelligent; extremely well informed; as rational as a virtuous, wise and deliberative statesman; and as competent as corporate presidents and university professors. These same critics tend to view the people as a ‘mob’, unworthy of being trusted. Yet the people, or so-called mob, are the same persons who elect legislators. How is it that they can choose between good and bad candidates but cannot choose between good and bad laws?" (‘Diegenen die directe democratie bekritiseren hebben vaak een mythische kijk op het parlementslid. Dat zouden hoogintelligente en buitengewoon goed ingelichte figuren zijn, rationele, deugdzame, wijze en bedachtzame staatsmannen, met de bekwaamheid van een bedrijfsleider of een hoogleraar. Het volk daarentegen wordt door dezelfden als een onbetrouwbare meute afgeschilderd. Toch is het diezelfde zogezegde meute die de parlementsleden verkiest. Hoe kan het gepeupel goede van slechte kandidaten onderscheiden, indien het geen onderscheid maken kan tussen goede en slechte wetten?’; T.E.Cronin ‘Direct Democracy’ London: harvard UP 1989, p.87).

Kortom: de vergelijking tussen het wetgevend werk en geschoolde vakarbeid, die niet voor iedereen is weggelegd, is volkomen ongepast. Iedereen met normaal gezond verstand kan via een referendum aan politieke besluitvorming deelnemen.

Maar er is meer. Ten gronde is het recht op individuele deelname aan de politieke besluitvorming onvervreemdbaar. De kern van een politiek besluit is immers altijd moreel. Politieke besluitvorming betekent: op basis van objectieve feiten, in eer en geweten een keuze maken voor het goede. Er is slechts sprake van politieke besluitvorming in de mate, dat de feiten ruimte laten voor zo’n morele keuze. We stemmen niet over de vraag hoeveel 2 + 3 is, noch over de vraag of een brugpeiler van een gegeven dikte en samenstelling, het wel of niet zal houden. Dat is ingenieurswerk. Maar we kunnen wel in eer en geweten stemmen over de vraag, of de betrokken brug uit ecologisch en maatschappelijk gezichtspunt wenselijk is of niet. Politiek begint waar, in maatschappelijke kwesties, de gewetens moeten onderscheiden tussen goed en kwaad.

Welnu, het geweten en het gewetensvol oordeel zijn, door hun natuur, onvervreemdbaar met het individu gebonden. Je kan je morele oordeelsvorming en je geweten niet uitbesteden. Je kan niemand vragen, om in jouw plaats te ademen. Op dezelfde wijze kan je niemand vragen, om in jouw plaats een gewetensvol leven te leiden. Zeker, mensen kunnen elkaar mandaten geven op basis van vrijwillig geschonken vertrouwen. Maar zij kunnen hun gewetens niet uitleveren aan elkaar. Dat betekent dat een mandatering nooit absoluut kan zijn: wanneer zich omstandigheden voordoen waarin burgers in geweten oordelen dat direct moet worden beslist, dan moeten zij de mogelijkheid hebben om terzake een initiatief te nemen. Net zoals iedereen een arbeidsovereenkomst kàn sluiten, maar niemand mag gedwongen worden om zo’n overeenkomst te sluiten, zou ook iedereen de mogelijkheid moeten hebben om politiek te mandateren, maar niet mogen gedwongen worden tot mandatering, zoals in ons huidig systeem het geval is. Gedwongen politieke mandatering is even verwerpelijk als een gedwongen arbeidsovereenkomst; in beide gevallen heb je te maken met verhulde vormen van slavernij. In een echte democratie geven burgers een vertrouwensvol mandaat aan verkozenen, om het wetgevend werk te verrichten waarmee het gros van de burgers zich niet direct kan of wil inlaten. Maar diezelfde burgers behouden in een democratie wel de volle mogelijkheid om, telkens dit nodig lijkt, direct volgens hun geweten te beslissen - via het bindend referendum op volksinitiatief.
_________________________________

KRONIEK VAN EEN
MEMETISCH OFFENSIEF


(1) HET NEO-RACISME VAN
MIEKE VOGELS
Ex-minister Mieke Vogels

Ex-minister Mieke Vogels pleitte in De Standaard (26 04 04, p.1) voor ‘een nieuwe democratiseringsgolf, gericht op de leerkrachten en de centra voor leerlingenbegeleiding’ : "Eventueel moeten we minimumpercentages opleggen: zoveel kinderen van school A moeten doorstuderen in het algemeen secundair". Aanleiding voor dit geavanceerde quotastandpunt is een enquête bij allochtonenorganisaties, waaruit blijkt dat vele allochtonen zich beklagen over het onderwijs. De Standaard meldt: "Vaak hebben ze het ronduit over racisme op school. Bovendien vinden ze dat hun leerlingen vaak bewust en onterecht naar het technisch of beroepsonderwijs worden doorverwezen. Ze noemen het Vlaams onderwijs te selectief en prestatiegericht". Nergens in het artikel wordt gewag gemaakt van een poging, om deze aantijgingen te verifiëren. De nieuwe ‘democratiseringsgolf’ die Mieke Vogels propageert impliceert dat op de scholen etnische tellingen plaatsvinden, waarna van iedere groep een evenredig percentage moet ‘doorstuderen’. Wie gelooft dat de neo-racistische waanzin over zijn hoogtepunt heen is, vergist zich schromelijk.

In de ambtenarij is Mieke Vogels reeds actief gestart met de positieve discriminatie van allochtonen. Uit ‘Antwerpen groen’ (Nummer 2, p.9-10) deze woorden van de Agalev-minister: "Wij hebben altijd gezegd dat we voor quota zijn (...) Als ik met mijn ambtenaren praat, want de planningsopmaak voor het komende jaar verplicht ambtenaren nu ook om diversiteit in hun aanwervingsbeleid in te voeren, val ik omver van hoe creatiefloos die zijn. Ik heb nu in twee van mijn sectoren programma’s waar we allochtonen aanwerven, ook al hebben ze geen diploma, en ze opleiden zodat ze een diploma hebben en via dat diploma vast benoemd kunnen worden, en dan in de hiërarchie van de administratie kunnen stijgen. Dat is niet altijd gemakkelijk, want dat is positieve discriminatie en anderen kijken dan een beetje scheef want die kunnen dat tijdens hun uren doen. Dat is gewoon een keuze. Het vraagt een stukje creativiteit om allochtonen in je kader te krijgen". Het is evident dat Vogels mensen in functie van hun biologische herkomst meer of minder rechten toekent, en zich dus aan neo-racistische praktijken te buiten gaat. Moet kunnen; is zelfs ‘creatief’. Vogels laat ook weten waar zij haar neo-racistische ideeën heeft verzameld: "Amerika heeft quota ingevoerd. Met resultaat. Ik denk dat wij daar ook naartoe moeten, in de eerste plaats bij de overheid. En daar horen andere aanwervingsmethodes bij, waarbij we echt allochtonen headhunten" (Vacature, 03 05 03, p.3).

Natuurlijk is Mieke Vogels niet de enige protagonist van het neo-racisme in de Vlaamse politiek. Binnen Agalev en de SP.A is het neo-racisme standaard gedachtengoed. Kathy Lindekens maakte zich bijvoorbeeld - in een leerzaam Humo-interview - sterk dat zij in het onderwijs- en jeugdbeleid "...de allochtone jongeren sterk naar voren duwde" en dat Chantal Pauwels hetzelfde deed in het sportbeleid van de stad Antwerpen (Humo 23 05 03, p.14 ; beeld u in dat een Vlaams Blokker zou zeggen, dat in het onderwijs de autochtone jongeren sterk naar voren geduwd moeten worden).

(2) DIVERSITEIT


Strikt genomen vergiste Mieke Vogels zich, wanneer ze zei dat Amerika quota heeft ingevoerd. Quota zijn in de USA nogal omstreden, werden in enkele deelstaten via referenda afgevoerd, en werden door een recent vonnis van de ‘Supreme Court’ nog eens afgewezen als in strijd zijnde met de Grondwet van de USA. Maar diezelfde Supreme Court heeft in een ander recent vonnis wel bevestigd, dat het beogen van raciale ‘diversiteit’ een nobele doelstelling is, die mag nagestreefd worden, echter niet met gebruikmaking van raciale quota.

‘Diversiteit’ als doelstelling is iets helemaal anders dan ‘affirmatieve actie’. Affirmatieve actie betekent, dat leden van een ‘achtergestelde groep’ recht hebben op een voorkeursbehandeling, ter compensatie van die achterstelling.


Affirmatieve actie is racistisch. Je krijgt als individu een voordeel toegespeeld, niet op basis van een onrecht dat jou persoonlijk trof. Nee, je krijgt het voordeel omwille van je ras. En anderen krijgen dan het overeenkomstig nadeel omwille van hun ras. Een van de grote verworvenheden van de Verlichting was juist, dat je rechten niet meer afhingen van de groep, de klasse of het ras waartoe je behoorde. Je kreeg rechten en plichten als individu. Affirmatieve actie gaat hier diametraal tegenin.

Maar voor PC-adepten lijkt ondertussen ook die ‘affirmatieve actie’ al een gepasseerd station. De ideologische voorhoede die momenteel in de USA ‘diversiteit’ nastreeft, heeft het niet meer over compensatie voor echt of vermeend groepsonrecht. Nee, de nieuwe stelling luidt dat het samenbrengen van mensen met diverse etnische of raciale achtergrond als zodanig een wenselijk doel is. Dat wordt nu ook min of meer de officiële leer van het Amerikaanse bestel. Op 23 06 03 heeft het Amerikaanse Hooggerechtshof (‘Supreme Court’) het langverwachte vonnis geveld over de zaak Grutter versus Bollinger. De inzet was de praktijk van de ‘University of Michigan Law School’, om studenten van zogezegde ondervertegenwoordigde minderheden (in de praktijk zwarten en latino’s) toe te laten ten koste van beter gekwalificeerde blanke studenten, zonder gebruikmaking evenwel van een expliciet quotasysteem. De benadeling van de blanke studenten gebeurt aan de rechtsfaculteit van de universiteit van Michigan min of meer ad hoc, zonder een formeel systeem, maar toch openlijk. Men spreekt niet van quota, doch van een ‘critical mass’ van zwarten en latino’s, die ergens tussen 10% en 17% moet liggen. In feite is het onderscheid tussen het hanteren van quota en het nastreven van een ‘critical mass’ puur sofistisch. In beide gevallen houdt men rekening met het ras van de studenten, en doet men aan rassentellingen. Toch mag volgens het Hooggerechtshof het ene niet, en het andere wel...

Het vonnis kwam er nadat de rechtbank een hele reeks vertegenwoordigers van het militair-industrieel complex (woordvoerders van Microsoft, van de Ford Foundation, en van het Amerikaanse leger) pleidooien voor ‘diversiteit’ had horen afsteken. Het militair-industrieel complex is uiteraard pro discriminatie in naam van de ‘diversiteit’, maar de meeste Amerikaanse burgers ondanks jarenlange propaganda nog altijd niet. Uit een Gallup-poll (gehouden op 12-18 juni 2003) blijkt dat 69% van de Amerikanen menen, dat bij toelating op universiteiten enkel persoonlijke verdiensten mogen meetellen. Slechts 27% vindt dat ras een criterium mag zijn. Ward Connerly, die in Californië een succesvol volksreferendum leidde tegen ‘affirmatieve actie’, en momenteel een nieuw volksinitiatief aanvoert tegen rassentellingen in die deelstaat, overweegt inmiddels om ook in Michigan een referendum tegen affirmatieve actie te lanceren.

In het vonnis lezen we: "We hold that the Law School has a compelling interest in attaining a diverse student body (...) the Law School’s admissions policy promotes ‘crossracial understanding’, helps to break down racial stereotypes, and enables to better understand persons of different races" (‘Wij stellen dat de Rechtsfaculteit een dwingend belang heeft bij de totstandkoming van een diverse studentenbevolking (...) De toelatingspolitiek van de Rechtsfaculteit bevordert verstandhouding tussen de rassen, gaat raciale stereotypen tegen en bevordert het begrip tussen personen van verschillend ras’). Volgens het Hooggerechtshof moeten mensen dus van bovenaf raciaal gemengd worden, met het oog op hun onderlinge verstandhouding, en moet het gelijkheidsbeginsel wijken voor deze ‘compelling interest’. President Bush sloot zich bij deze visie aan, in de volgende Orwelliaanse bewoordingen: "Today’s decisions seek a careful balance between the goal of campus diversity and the fundamental principle of equal treatment under the law" (‘De beslissingen van vandaag beogen een zorgvuldig evenwicht tussen enerzijds het doel van diversiteit op de campus, en anderzijds het gelijkheidsbeginsel’). Alsof men een ‘evenwicht’ dient na te streven tussen gelijkheid en racisme.

Met dit vonnis is het neo-racisme de officiële doctrine van de USA geworden. En vermits het ideologische heil voor onze politieke klasse grotendeels uit het Westen komt, mogen we hier de komende jaren een krachtige campagne pro ‘diversiteit’ verwachten, met massieve achterstelling van de autochtone bevolking. En aansluitend mogen we een verdere verscherping van de censuurwetten verwachten, alsook een verdere uitbreiding van de antiracistische bureaucratie. Want laten we wel wezen: het gaat hier om raciale diversiteit, mijnheer. De diversiteit in de geesten is daarentegen, zowel in de USA als hier te lande, een te bestrijden kwaal.



www.detnews.com/2003/schools/0306/28/a05-201473.htm
www.uwire.com/content/topnews062703002.html

www.guardian.co.uk/Print/0,3858,4697498,00.html

(3) BEVRIJD GEBIED


België heeft officieel een oppervlakte van 30.518 km2, maar het gebied dat effectief wordt gecontroleerd door de Belgische staat is een stuk kleiner. Niet alle politici berusten daarin. Zo vindt de kersverse Antwerpse schepen Ludo Van Campenhout dat de Seefhoek, een bevrijd gebied binnen zijn gemeente, opnieuw moet veroverd worden. Ziehier zijn woorden: "...de overheid heeft in deze wijk géén autoriteit meer (...) Zelfs perfect geïntegreerde Marokkaanse gezinnen trekken weg uit de Seefhoek, omdat ze de buurt normenloos vinden. Bouwovertredingen, heimelijk storten van vuilnis, foutparkeerders, ongenereerd op straat spuwen, drugshandel: ik ben het allemaal tegengekomen. In één uur heb ik in de Offerandestraat meer dan 200 auto’s geteld: auto’s die daar niet mochten rijden. En ik heb geen enkele agent te voet of per fiets gezien. Ik pleit ervoor dat ze (= de bouwpolitie) alle bouwovertredingen in kaart brengt en verbaliseert. En in plaats van selectieve controles moeten alle middenstanders worden gecontroleerd op fiscaliteit, BTW, hygiëne en hun eetwaren. Dat gebeurt nu duidelijk niet (...) Je hoeft hen (= de illegalen) niet op te sporen, iedereen weet waar ze zitten en dus kan er worden opgetreden. Idem voor de illegale naaiateliers die burgers mij hebben kunnen aanwijzen. De stad moet de Seefhoek opnieuw veroveren, regels doen respecteren. Allez, in de Offerandestraat klinkt geen muziek meer omdat allochtone jongeren de muziek niet graag horen en dus maar de draden hebben doorgeknipt. Dat kan toch niet!".

Dat de door Van Campenhout gewenste herovering wel eens op een etnische confrontatie zou kunnen uitdraaien, wordt aannemelijk gemaakt door volgende overweging van onze ministerpresident, in zijn boekje ‘Iedereen burgemeester!’ (p.70): "..in onze statistieken (komen we) zeer weinig Marokkaanse jongeren tegen die een misdaad hebben gepleegd tegen andere Marokkanen. Criminaliteit tussen migranten onderling is in Mechelen zelfs bijna onbestaand. Dus in feite plegen ze een misdrijf of stelen ze iets van een samenleving waaraan ze zich niet deelachtig voelen, waar ze gefrustreerd of vijandig tegenover staan".

(4) TRIENEN


Bij zijn installatie als Antwerpse schepen van onderwijs kreeg Voorhamme (SP.A) tegenwind, merkwaardig genoeg niet omwille van zijn doorstoot als zodanig, maar wel omwille van het feit dat dit ten koste ging van vrouwen en allochtonen: "Fatima Bali (...) plaatste vraagtekens bij de manier waarop Robert Voorhamme (sp.a) schepen werd. Naast voormalig schepen Kathy Lindekens moesten vier andere vrouwen een stap opzij zetten om hem in de gemeenteraad te loodsen. Drie van de vier vrouwen waren van allochtone origine". VLD-gemeenteraadslid Marleen Van Ouytsel ging dezelfde toer op: "Vrouwen en nieuwe Belgen mogen wel voor de stemmen zorgen, maar zijn de eersten aan wie wordt gevraagd een stapje opzij te zetten. Crisismanagers en ‘sterkhouders’ kunnen duidelijk alleen mannen zijn, net zoals bendeleden en leden van het kerncollege" (GVA 10 05 03, p.22; met ‘bendeleden’ wordt de ‘bende van vier’ bedoeld - samengesteld uit één man per ‘democratische’ partij - die de facto de lakens uitdeelt in de gemeenteraad). Patrick Janssens achtte het ogenblik gekomen om, met verwijzing naar enige wetenschappelijke literatuur, het mannenoverwicht te verklaren vanuit het feit, dat mannen makkelijker netwerken vormen dan vrouwen. Deze politiek incorrecte uitschuiver werd onmiddellijk gecounterd op de gebruikelijke PC-wijze: burgemeester Detiège, gevolgd door een aantal vrouwelijke gemeenteraadsleden, verliet ostentatief de raad. Het is voor niemand een geheim dat het niet boterde tussen Detiège - burgemeester met veel voorkeurstemmen, en prominent lid van de ‘oude’ SP-garde, en nieuwlichter Janssens. Die laatste kreeg nu dus van de handige Leona het politiek correcte deksel op de neus. Hoewel. De weggelopen vrouwelijke raadsleden kondigden eerst aan, dat zij ook een netwerk gingen oprichten, om het al te mannelijke schepencollege te schaduwen. Maar de dag nadien viel dit ‘netwerk’ ofte ‘vrouwelijk schaduwkabinet’ al uiteen: de VLD-vrouwen wilden niet meer meedoen. Daar ging het vrouwelijk netwerk. Misschien had Patrick Janssens toch gelijk?

Het enige vrouwelijke meerderheidslid dat bij dit hele nep-incident enigszins normaal reageerde was Kathleen Van Bremt (SP. A), die op haar plaats bleef zitten met de woorden: "Al die hysterische trienen, ze maken zich druk om niets" (De Morgen, 12 05 03, p.3). Een redelijke reactie. Want wat Patrick Janssens wou uitspreken, was zeer waarschijnlijk gewoon een brokje waarheid. Maar iedere verwijzing naar enig feitelijk verschil tussen mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen enz. is nu eenmaal incorrect. De globalistische PC-ideologie vertegenwoordigt op dit punt precies het omgekeerde van de Verlichting. Terwijl het Verlichtingsideaal bevestigt dat menselijke groepen gemiddeld best opvallende verschillen kunnen vertonen, maar dat alle menselijke individuen in juridisch opzicht niettemin als volstrekt gelijken moeten worden beschouwd, keert de PC-ideologie dit om en beweert, dat menselijke groepen niet kunnen en mogen verschillen, en dat ieder verschil dat toch opduikt moet worden weggewerkt door de individuen op basis van groepskenmerken ongelijke rechten toe te kennen (een praktijk die dan wordt verpakt in nieuwspraakterminologie: ‘positieve discriminatie’, ‘affirmatieve actie’, ‘diversiteit’ en ander fraais). Een gevolg is, dat de ‘bevoorrechte’ groep naar hartelust mag belasterd worden, terwijl iedere dissidente opmerking, of - zoals Janssens mocht ervaren - iedere poging tot rationele ontleding van de groepsverschillen, onmiddellijk tot hysterische reacties leidt. Zo liet De Morgen (12 05 03, p.3) naar aanleiding van de ‘affaire’ Anny De Maght (VLD-burgemeester van Aalst) aan het woord: "Het klinkt als een cliché, maar vrouwen zijn socialer, sneller en rechtlijniger. Een vrouw zal gemakkelijker problemen aanvoelen en erop inspelen. Een vrouw gaat meteen op het probleem af en gaat er spontaner en ‘eerlijker’ mee om dan een man. Mannen zullen er eerst een verhaal rond proberen te spinnen (...) Mannen zullen sneller rond de pot draaien, beginnen te kronkelen. Als vrouwen iets niet willen, zullen ze dat ook zeggen. Misschien zijn ze correcter. Ze zullen eerder beginnen te discussiëren en laten zowel gevoel als rede spelen (...) Vrouwen benaderen zaken eerder vanuit een wij-gevoel, mannen stellen zich egocentrischer op". Er is geen kat die eraan denkt, om De Maght op basis van dit citaat van ‘sexisme’ te verdenken. Maar lees deze passage eens luidop aan uzelf voor, waarbij je telkens de woorden vrouw/ vrouwen door man/ mannen vervangt. Dan krijgt je een uitspraak, waarvoor iedere mannelijke politicus duizend politieke doden zou moeten sterven. En let bij die voorleesoefening eens op het innerlijke ‘mag niet! kan niet!’ -stemmetje dat voortdurend in uw hoofd meeklinkt. Dat is de meme die bij ieder van ons is ingeplant, het indrukwekkend resultaat van tientallen jaren propaganda.

(5) VERKRACHTING,
MULTICULTUREEL GEZIEN


In 1993 waren de VN-troepen (waaronder Belgische) doende met hun mislukte poging, om in Somalië enige orde te brengen. Eén van de merkwaardigste aspecten van deze interventie was de vlotheid, waarmee de troepen zich aanpasten aan de islamitische discriminaties. Zo werd voor Somaliërs die omkwamen in verkeersincidenten met blauwhelmen, een schadevergoeding betaald die voor een vrouw half zo veel bedroeg als voor een man (De Standaard, 07 09 93, p.8).

Dit soort ‘eerbied voor andere culturen’ komt men steeds meer tegen. Vorig jaar kwam een Australische man, die een vijftienjarig meisje had verkracht en mishandeld, er van af met één dag gevangenis. Motivatie: de man (die vroeger reeds zijn vrouw had vermoord) is een inboorling, die het op een akkoordje had gegooid met de ouders van het meisje: in ruil voor een deel van de tweewekelijkse sociale toelage die hij van de Australische regering kreeg, zou hij het meisje mogen huwen. Het akkoord was gesloten bij de geboorte van het meisje, en de man wilde nu waar voor zijn geld. Dat het meisje de man niet wilde, was voor de rechter van geen tel. Een antropoloog had immers voor de rechtbank verklaard, dat de deal van de man met de ouders van het meisje in overeenstemming was met de traditie van de inboorlingen, en bijgevolg als "morally correct" moest worden beschouwd.

==>
www.womensenews.org/article.cfm/dyn/aid/1126


Het eigenaardigste aan deze affaire was nog de manier waarop de tegenstanders van dit besluit dit oordeel aanvechten. Zij zeggen helemaal niet, dat het meisje als individu recht heeft op een eigen leven, en dat zij zich niet door de ‘traditie’ van de inboorlingen gebonden moet weten. Integendeel, dit uitgangspunt wordt aanvaard. Wat aangevochten wordt, is de bewering dat de deal met de ouders en de verkrachting deel uitmaken van een authentieke inboorlingentraditie. Met andere woorden: ook haar verdedigers weigeren om het meisje de burgerrechten toe te kennen, waarop een blanke Australische zich automatische kan beroepen.

Dit cultuurrelativisme is een vorm van het politiek correct racisme, waarmee onze samenleving momenteel wordt overspoeld. Men gaat ervan uit dat het beginsel van individuele rechtsgelijkheid, ongeacht iemands biologische kenmerken, eigenlijk alleen maar geldt voor Westerse mensen, en dat vrouwen, ongelovigen enz in andere culturen terecht ongelijk behandeld worden, en dat wij daar als goede multiculturalisten respect voor moeten opbrengen.

Democraten vergissen zich, wanneer zij menen dat men kan ijveren voor de invoering van de democratie, zonder zich tegelijk met kracht tegen dit soort tendenzen te verzetten. Democratie vooronderstelt dat alle individuen als strikt gelijken kunnen gelden, zonder inachtname van de biologische of sociale groep waartoe ze zogezegd ‘behoren’. Democratie vooronderstelt, dat individuen vrij kunnen spreken. Democratie vooronderstelt, dat individuen zich vrij mogen verenigen. Al die uitgangspunten staan momenteel onder zware druk, en zij moeten samen verdedigd worden, willen we ons doel - de invoering van een daadwerkelijke democratie - ooit kunnen bereiken.

_________________________________

DIVERSE BERICHTEN

BRITTEN VOOR REFERENDUM
OVER EUROPESE GRONDWET


In het Britse populaire dagblad The Sun verscheen op 15 05 03 een artikel van politiek hoofdredacteur Trevor Kavanagh, waarin een referendum over de komende Europese Grondwet wordt geëist. Volgens een in opdracht van de krant uitgevoerd onderzoek beseffen de meeste Britten helemaal niet dat zo’n Grondwet überhaupt op komst is. Daar komt nog bij dat 60% van de ondervraagden gekant bleek tegen het afstaan van nog meer bevoegdheden aan Brussel.

Bovendien wenst niet minder dan 84% van de Britten een referendum over zo’n grondwet, vooraleer die van kracht wordt.

The Sun kondigt aan campagne te zullen voeren voor zo’n referendum.

http://www.thesun.co.uk/article/0,,2-2003221325,00.html

Een tegelijk door de Telegraph bekendgemaakte bevraging leverde een vergelijkbaar resultaat op: 83% procent wenste soevereiniteitsvragen op te lossen via nationale referenda, terwijl slechts 13% vond dat dit de taak was van de regering.

http://www.telegraph.co.uk/news/graphics/2003/05/15/neu15big.gif


*


VIER FRANSEN OF VIJF VOORSTANDER
VAN DEMOCRATIE


Uit een recente peiling van SOFRES, waarvan de resultaten werden bekendgemaakt op 12 03 03, blijkt dat 82% (tegen 15% tegenstanders) van de Fransen ja zeggen tegen het instituut van het referendum op volksinitiatief.

Het bericht van ‘Lire la politique’, waarin de resultaten van het SOFRES-onderzoek worden samengevat, stelt ook dat de grote meerderheid van de Fransen van mening zijn dat zij geen enkele invloed op de politieke besluitvorming uitoefenen (90% heeft het gevoel geen invloed uit te oefenen op het nationaal niveau, en 76% heeft hetzelfde gevoel met betrekking tot het gemeentelijk niveau).

HAMBURG: VAKBONDEN BEKOMEN
REFERENDUM TEGEN PRIVATISERING


Op 20 mei hebben de vakbonden in Hamburg de nodige handtekeningen binnengeleverd, om een ‘Volksbegehren’ af te dwingen betreffende de privatisering van de ‘Landesbetriebs Krankenhäuser’ (LBK), dat met 11.000 werknemers het grootste bedrijf in Hamburg vormt. LBK beheert ondermeer ook bejaardenwoningen.

Op 01 05 02 hadden de vakbonden reeds een ‘Volksinitiative’ gelanceerd. Dat is een petitie, waarvoor in de deelstaat Hamburg 12.000 handtekeningen nodig zijn. De verkoop van het complex is een belangrijke doelstelling van de huidige rechtse CDU-FDP-Schill deelstaatregering. De senaat had dan op 27 11 02 deze petitie afgewezen.

De burgers in Hamburg hebben nu dus een Volksbegehren, dat wil zeggen een bindend referendum op volksinitiatief, over deze kwestie afgedwongen. Het initiatief wordt gesteund door de oud-kommunistische PDS en door de groenen van GAL. De socialisten doen niet mee.

Hamburg heeft samen met Beieren de meest democratische wetgeving in de Duitse Bondsrepubliek. Tot 1998 bestond een mogelijkheid tot volksreferendum, die echter zo goed als onwerkbaar was. OP 27 09 98 konden de burgers, dankzij een initiatief van de organisatie ‘Mehr Demokratie’, via een referendum een veel betere referendumregeling afdwingen. In de drie daaropvolgende jaren vonden 25 ‘Burgerbegehren’ plaats. Het Duitse systeem voorziet in twee fazen. Eerst is er een petitiefase, waarvoor een relatief klein aantal handtekeningen is vereist. Indien het deelstaatparlement de petitie afwijst, komt het tot een authentiek ‘Volksbegehren’. Daarvoor zijn meer handtekeningen nodig: 60.000, te verzamelen in twee weken. Het nieuwe referendumsysteem in Amsterdam (zie elders in deze Witte Werf) vertoont een soortgelijke tweetrapsysteem.

taz Hamburg Nr. 7059 vom 21.5.2003, Seite 21, 14 Zeilen (TAZ-Bericht), kva
http://www.taz.de/pt/2003/05/21/a0016.nf/text
http://www.ping.be/jvwit/witwhamburg.html
http://www.lichter-der-grossstadt.de/html-Dokumente/Aktuelles/Welt-LBK-120902.htm

*
WETSVOORSTEL VOOR NIET-BINDEND
REFERENDUM IN LUXEMBURG


In het Luxemburgs parlement werd een wetsvoorstel ter invoering van een niet-bindend referendum ingediend. De Luxemburgse regering heeft ook aangekondigd, dat ze in elk geval een referendum zal organiseren betreffende de Europese grondwet.

http://homepages.internet.lu/
mtkidee/dd5132critique.html
http://www.chd.lu/servlet/DisplayServlet?id=24487&path=/export/exped/sexpdata/Mag/005/007/026446.pdf

*
ONZE PROGRESSIEVE PERS

In de WW van vorige zomer maakten we melding van een Nederlandse studie, waaruit bleek dat bijna tachtig procent van de Nederlandse journalisten voor een linkse partij stemt (zie: Maarten Huygen "Media ver van het publiek. Na de dood van Pim Fortuyn gaat beschuldigende vinger naar politiek en pers" NRC-Handelsblad, 8 mei 2002). Dat blijkt nu ook te gelden voor de Vlaamse pers, aldus een onderzoek verricht aan de Gentse universiteit, en waarbij meer dan duizend journalisten werden ondervraagd. "Meer dan drie kwart noemt zich tamelijk tot zeer progressief, slechts zeven procent beoordeelt zichzelf als eerder conservatief. Zestien procent hangt in het centrum. Meer dan de helft van de journalisten vindt zichzelf progressiever dan hun medium. De journalistiek is de voorbije jaren fors progressiever geworden. Twintig jaar geleden noemde maar de helft van de journalisten zich progressief. In de parlementsverkiezingen van 1999 stemde 51 procent van de journalisten voor Agalev, 32 procent voor de SP, en opvallend, slechts 9 procent voor de CVP. Twee procent stemde voor het Vlaams Blok. Toch blijken journalisten aardige voorspellers, zo blijkt uit hun kiesintenties voor de voorbije parlementsverkiezingen van 18 mei. Toen de enquête in december vorig jaar en januari dit jaar werd afgenomen, planden al velen de overstap van Agalev naar SPA. Het percentage Agalev-stemmers was gezakt tot 30 procent, SPA/Spirit kreeg toen 43 procent" (De Standaard, 05 06 03, p.12).

In een commentaar zegt Paul Goossens: "Ik ken nogal wat mensen in de media die op café erg progressief zijn, maar in hun medium zich op de vlakte houden en het standpunt vertolken dat ze geen vingertje in de lucht willen steken, dat ze niet willen voorhouden wat de mensen moeten denken. Ik vind dat je als journalist veel meer opiniërend tewerk moet gaan". Met andere woorden: volgens Goossens moeten de journalisten meer ijver aande dag leggen bij hun indoctrinatiewerk.

*

UNIEK REFERENDUMSTELSEL
IN AMSTERDAM
(naar een persbericht van het Referendumplatform)

Op 19 06 03 heeft de Amsterdamse gemeenteraad een plan goedgekeurd voor een nieuw referendumstelsel, dat uniek is in Nederland. Burgers kunnen nu zelf voorstellen schrijven en aan de gemeenteraad voorleggen. Daarvoor zijn ongeveer duizend handtekeningen nodig. Wijst de raad het burgervoorstel af, dan kunnen burgers na het inzamelen van 25.000 handtekeningen een referendum initiëren. Komt zo’n referendum tot stand, dan heeft de gemeenteraad nog het recht om een alternatief voorstel te doen. Burgers hebben dan de keuze uit 3 opties: de bestaande situatie, het initiatiefvoorstel of het raadsvoorstel. De uitkomst is ‘politiek bindend’. Juridisch bindende referenda zijn in Nederland grondwettelijk onmogelijk, maar de leden van de gemeenteraad verbinden zich ertoe om de uitkomst van het referendum te eerbiedigen.

In Amsterdam stelt de gemeenteraad bij referenda altijd een campagnebudget vast, dat soms wel 450.000 euro bedraagt. Dit bedrag zal in de toekomst gelijk worden verdeeld over het gemeentebestuur en het burgerinitiatief. Er komt een huisaan-huis-verspreide Referendumbrochure waarin het gemeentebestuur en het burgerinitiatief evenveel ruimte krijgen voor hun argumenten en op elkaars argumenten moeten reageren.

In de rest van Nederland kunnen burgers vrijwel alleen referenda aanvragen over door de overheid genomen besluiten (correctieve referenda). Ze kunnen niet zelf voorstellen op de agenda zetten. In Amsterdam werden in 1995-2003 zes referenda van dit type gehouden. Dit leidde tot onvrede bij de burgers omdat de politiek het alleenrecht op de politiek bleef houden, en onvrede bij het bestuur omdat burgers steeds "nee" riepen zonder aan te geven wat ze dan wél willen.

Het plan is geschreven door 7 jonge, niet-partijgebonden Amsterdammers, die uit onvrede met deze wederzijdse frustratie eind 2001 Amsterdams Initiatief oprichtten. Daartoe werd contact gezocht met deskundigen uit o.a. Duitsland en Zwitserland, waar dit type referendum al veel langer bestaat. Gedurende de eerste helft van 2002 is contact gezocht met alle politieke partijen in Amsterdam. Met de 6 oppositiepartijen in de raad (GroenLinks, D66, SP, Leefbaar Amsterdam, Amsterdam Anders/ De Groenen en Mokum Mobiel) is daarop in november een startconferentie gehouden waarna deze partijen het voorstel van Amsterdams Initiatief ongewijzigd in de gemeenteraad indienden. Vervolgens werd intensief gelobbied bij de verdeelde PvdA-fractie, met een derde van de zetels de grootste van Amsterdam en sinds mensenheugenis in het College. Vele PvdA-coryfeeën – waaronder landelijk leider Wouter Bos – betuigden steun aan Amsterdams Initiatief. Na een hevig en geemotioneerd raadsdebat stemden gisteravond 12 van de 15 PvdA-raadsleden voor, waardoor een raadsmeerderheid ontstond. Merkwaardig genoeg stemden Leefbaar Amsterdam en Mokum Mobiel tegen. Zij vonden de invloed van burgers te ver gaan.

Aan de PvdA-fractie werden twee concessies toegestaan. Ten eerste werd een (laag) deelnamequorum opgelegd: een referendum is pas geldig als 20 procent van de kiesgerechtigden een stem uitbrengt. Veel zwaarwegender is de tweede concessie: over een reeks belangrijke thema’s (zoals de gemeentebegroting, lokale belastingen, ‘kwetsbare groepen’, spoedeisende kwesties en het bestuurlijk stelsel...) mag geen referendum worden ingericht. In het najaar zal de raad discussiëren of sommige van deze uitzonderingen niet geschrapt moeten worden.

www.amsterdamsinitiatief.nl
www.parool.nl/1035521982298.html

_________________________________

EN TENSLOTTE...

"Tot 2006 blijf ik alleszins burgemeester van Mechelen.
Dat heb ik de kiezer beloofd.
"

Slotzin uit het boekje ‘Iedereen burgemeester!’ van Vlaams minister-president Bart Somers,
uitg.Van Halewijck, verschenen in maart 2003.
Drie maanden nadien ruilde Somers zijn burgemeesterfunctie voor het ministerschap.



#