Uit de Witte Werf van juni 2000 :


HET OFFENSIEF TEGEN HET VRIJE WOORD

 

Geen democratie, en dus ook geen directe democratie, zonder een absoluut vrij spreekrecht. Wij maken onszelf nogal gemakkelijk wijs dat vrije meningsuiting een vanzelfsprekende verworvenheid is. Niets is minder waar. Tegen het vrije woord is al jarenlang een intensieve campagne aan de gang. Vertrekkende van een verbod op het holocaust-revisionisme, deint de olievlek verder en verder uit: het verbod op 'racistische' uitlatingen wordt stap voor stap uitgebreid naar verbod op xenofobie en stilaan ook iedere vorm van nationalisme. In de 'kwaliteitskranten' worden niet alleen redactionele bijdragen, maar ook opiniestukken en lezersbrieven zorgvuldig gewied.

Het hoofdwapen van diegenen, die de vrije meningsuiting willen terugschroeven, is het beledigingsargument. Voorbeeld: wie de officiële holocaustversie betwijfelt, beledigt de overlevende verwanten van de slachtoffers. De eer en de gemoedsrust van de beledigde medemens wordt hoger ingeschat dan het vrije spreekrecht. 'Hate speech' moet dus worden verboden.

Tot nu toe vormt de USA een bolwerk inzake vrije meningsuiting. Het vrije spreekrecht wordt gegarandeerd in het 'First Amendment'. De niet aflatende campagnes die oproepen voor allerlei vormen van spreekverbod brengen echter bij steeds meer Amerikanen twijfel teweeg over de toelaatbaarheid van het vrije spreekrecht. Het 'First Amendment Center' aan de Vanderbilt University hield tussen 13 en 26 april een telefonische enquête, waaruit bleek dat een meerderheid van 67% verbod op raciale hate speech voorstaat. Eenzelfde verbod op uitspraken die religieuze gevoelens kwetsen haalt ook een meerderheid (53%). Niet minder dan 31% vindt dat een groep mensen nooit een campagne ter nastreving van een bepaald doel mag lanceren, indien dit doel door een andere groep mensen als beledigend wordt ervaren. In 1999 had het 'First Amendment Center' reeds vastgesteld dat ruim de helft van de Amerikanen vond dat er teveel persvrijheid bestaat. Eén op vijf Amerikanen vindt regeringscensuur op kranten verantwoord. Inzake religieuze vrijheid zijn steeds meer Amerikanen dan weer ontevreden: 29% vindt dat er te weinig religieuze vrijheid is in Amerika. Dit hangt grotendeels samen met het feit dat religie strikt is uitgesloten in het Amerikaanse officiële onderwijs (dat door 96% van de kinderen wordt bezocht). Zo vinden 64% van de Amerikanen het geoorloofd dat de 10 geboden worden uitgehangen in het schoolgebouw (WorldNetDaily , 3 juli 2000).

Het is duidelijk dat de niet aflatende campagnes rond de beledigingsideologie vruchten beginnen af te werpen. Indien deze ideologie ook in de USA de bovenhand haalt, breken voor de mensheid duistere tijden aan. De mens is immers - per definitie - het wezen dat spreekt. 'Beledigingen' in de gebruikelijke zin zijn vaak zeer subjectief. Wat de ene beledigend vindt, laat de ander koud. Spreekverbod is de enige belediging die iedere getroffene in zijn diepste menszijn raakt. Spreekverbod betekent uiteindelijk altijd, dat de zoektocht naar de waarheid wordt opgegeven en de leugen zich kan installeren. En de leugen - dat is bekend - maakt slachtoffers.

 

----

Hieronder de commentaar van Jon Dougherty, meewerker van WorldNetDaily, op de resultaten van de enquête.

 

IS ONZE VRIJHEID VANZELFSPREKEND?

 

Sommige woorden of zinswendingen wekken tegenwoordig bij de mensen geconditioneerde antwoorden op. Ze zijn zodanig gehersenspoeld dat ze gaan geloven dat die woorden naar het kwade verwijzen. Woorden als 'vrijheid' en 'onafhankelijkheid'.

Op een bepaald moment in onze geschiedenis werden deze woorden (en de achterliggende idealen) meestal gebruikt om steun te werven voor de geboorte van ons land. Op het 224ste jaar van ons experiment in vrijheid, is het moeilijk om te zeggen hoe de Amerikanen juist denken over het soort vrijheden dat alleen in ons land bestaat.

En dat is treurig. Te velen onder ons denken dat die vrijheden - en alleen al het recht om die vrijheden op te sommen - vanzelfsprekend is. Het verslag over het opinieonderzoek liet me achter met gemengde gevoelens.

Slechts ongeveer de helft van de ondervraagden vindt dat "Het vrije woord een groot Amerikaans principe is dat verdedigd moet worden". De helft vindt dat de Amerikaanse media teveel vrijheid hebben. Met andere woorden: de helft denkt dat de media moeten gecontroleerd worden door de federale regering (door wie anders?), net zoals Hitler, Stalin, Lenin en Mao deden en juist zoals Jiang Zemin (China) en Vladimir Putin (Rusland) nu proberen. Er waren een paar lichtpunten in de peiling (zoals de 9 op 10 die vinden dat onpopulaire meningen mogen uitgesproken worden) maar er zijn ook extreme dieptepunten. Iets meer dan de helft van de ondervraagden vond dat de pers te veel vrijheid had, en dit op een ogenblik dat de affaire Clinton juist achter de rug was. Gedurende één van de meest verbijsterende manifestaties van de regeergeplogenheden in dit land, vond meer dan de helft van de mensen dat de pers teveel vrijheid had in haar berichtgeving hierover.

In honderd landen op deze planeet zijn zo'n mechanismen om bekleders van het openbaar ambt en leiders ter verantwoording te roepen onbestaande. De conclusie moet luiden, dat we onrustwekkend selectief zijn geworden in onze steun voor rechten die nergens anders op de wereld bestaan of zelfs maar te verwachten zijn.

Natuurlijk, het gaat alleen maar om een peiling. Maar het is een peiling die bevestigt wat andere onderzoekingen reeds toonden. Ironisch genoeg trokken de stichters van ons land zich weinig aan van de vraag, of mensen al dan niet deze rechten ondersteunden. Zij meenden dat de grondwettelijke rechten onvervreemdbaar waren, dat jij en ik erop aanspraak kunnen maken los van de vraag wat anderen over deze rechten denken. In een echte vrije natie moeten die rechten gewoon voorhanden zijn; anders zijn de mensen gewoon niet vrij.

H.G.Wells zei: 'De menselijke geschiedenis wordt meer en meer een wedren tussen opvoeding en katastrofe". Indien we onszelf niet 'opvoeden' omtrent de echte waarde en betekenis van onze rechten, zullen we ze verliezen. Wanneer dat gebeurt, zal de dag komen waarop we zelfs geen peilingen meer mogen houden waaruit zou kunnen blijken hoezeer we het recht om peilingen te houden voor vanzelfsprekend hielden.

De stichters van ons land hebben nooit beweerd dat we akkoord moesten zijn met ieder recht; zij voerden die rechten gewoon in omdat ze wisten dat vrije mensen die rechten per definitie moesten kunnen uitoefenen. Zoals de waarheid de waarheid is, los van de individuele opvattingen, zo zijn de grondrechten grondrechten, los van eenieders individuele opvatting hierover. Opinieverschuivingen of speculaties kunnen daaraan niets veranderen.

Daarom zal ik gedurende de komende 4de juli's meer aandacht besteden aan deze rechten en aan de vraag, hoe ik kan helpen om ze in stand te houden. Ik beschouw geen enkele van deze ons door God gegeven grondrechten als vanzelfsprekend. Wie deze rechten vanzelfsprekend vindt, verdient ze niet en zal ze vroeg of laat allemaal kwijtspelen.

 

----

Bij de tekst van Dougherty pas nog een woordje commentaar. Waarom verzwakt bij het publiek de steun voor het vrije spreekrecht? Eén antwoord is ongetwijfeld de niet-aflatende campagne die vanuit bepaalde machtscentra wordt gevoerd om, in naam van de beledigingsideologie, het vrije spreekrecht af te schaffen. Maar een ander element is, dat de vrije pers zoals wij die nu kennen eigenlijk helemaal niet vrij is. Vrijheid van spreken van persmagnaten en (min of meer) van journalisten, is nog geen algemeen vrij spreekrecht. De pers staat duidelijk onder de invloed van machtige, achter de schermen opererende groepen. Die hebben allang ontdekt dat je de pers het best controleert door negatieve censuur: geen volledige controle dus, maar eenvoudige uitsluiting van ongewenste onderwerpen en stootsgewijze, geconcerteerde campagnes rond niet 'populaire', maar blijkbaar door de onzichtbare elite gewenste onderwerpen. Wat dit laatste betreft hebben we in ons land campagnes kunnen meemaken rond de onderwijs-eindtermen of rond de sekten. Bij het publiek leefde nergens een vraag naar onderwijs-eindtermen, maar de politieke klasse had die nodig om op de onderwijsinhouden efficiënter ideologische controle te kunnen uitoefenen. Op internationale schaal maken we nu een offensief mee, om naar Europa een massale immigratie vanuit Afrika en Azië op gang te brengen. Ook hier bestaat er bij de bevolking geen enkele behoefte aan de gepropageerde maatregel, en is er geen enkele mogelijkheid om zich langs democratische weg over de kwestie uit te spreken.


Jos Verhulst


ENKELE ELEMENTAIRE BEMERKINGEN BIJ HET RECHT OP VRIJE MENINGSUITING

Noam Chomsky, 1980

 

Inleiding

Chomsky schreef de onderstaande tekst na de storm van kritiek, die in Frankrijk opstak nadat hij een petitie had getekend ten voordele van het vrije spreekrecht voor de revisionist Robert Faurisson. Na twintig jaar is de tekst actueler dan ooit. Men ziet dat Chomsky Australië en Groot-Brittannië, naast de USA, als bolwerken van vrije meningsuiting beschouwt. Ondertussen is in beide eerstgenoemde landen een duidelijk offensief aan de gang om de vrije meningsuiting wettelijk te beperken. In Frankrijk werden zeer strenge censuurwetten ingevoerd, waarvan ondermeer Garaudy het slachtoffer werd. Daarnaast is ook een klimaat van fysieke terreur ontstaan. Faurisson werd bijvoorbeeld enkele keren zwaar aangepakt door zionistische knokploegen. - JV

 

----

 

De onderstaande opmerkingen zijn eigenlijk zo banaal, dat ik me bij voorbaat verontschuldig bij de redelijke mensen die dit mochten lezen. Toch is er een goede reden voor dit schrijven , en dat heeft te maken met bepaalde eigenaardigheden in het hedendaagse intellectuele klimaat in Frankrijk.

Eerst twee verduidelijkingen. Ten eerste: ik heb het hier alleen over een beperkt en smal onderwerp, namelijk het recht op vrije meningsuiting. Over het werk van Faurisson of van zijn critici heb ik niets te zeggen; ik heb geen speciale deskundigheid op dit terrein. Ten tweede: ik heb wel enkele harde (maar verdiende) dingen te zeggen over bepaalde delen van de Franse intelligentia, die hebben getoond niet het minste begrip te hebben voor feitelijkheid en rede (ik heb op dit vlak reeds enkele onprettige ervaringen opgedaan, die ik hier niet zal bespreken). Natuurlijk zijn er anderen, die wel streng op intellectuele integriteit staan; ik detailleer hier niet. De tendensen die ik bedoel zijn voldoende significant om speciale aandacht te krijgen, maar mijn commentaren moeten niet veralgemeend worden.

Enkele tijd geleden vroeg men mij, om een petitie te tekenen ten voordele van Robert Faurisson's '..vrijheid van spreken en meningsuiting'. De petitie vermeldde totaal niets over de aard, kwaliteit of geldigheid van zijn onderzoekswerk, maar was uitdrukkelijk beperkt tot een verdediging van de elementaire rechten die in een democratische gemeenschap vanzelfsprekend zouden moeten zijn. De petitie riep de universiteit en de regeringsverantwoordelijken op om "..al het mogelijke te doen om (Faurissons) veiligheid en vrije uitoefening van zijn wettelijke rechten" mogelijk te maken. Ik tekende zonder aarzelen.

Het feit dat ik deze petitie ondertekende wekte in Franrijk een storm van protest op. In de 'Nouvel Observateur' publiceerde een oud-stalinist, die wel van overtuiging maar niet van intellectuele stijl was veranderd, een grof vervalste versie van de petitie-inhoud, temidden van een stroom leugens die geen commentaar verdienen (ik ben ondertussen dit soort praktijken reeds gewoon). Verrassender was de mededeling van Pierre Vidal-Naquet, die in Esprit (september 1980) wist te melden dat hij de petitie "..scandaleuse" vond, waarbij hij specifiek naar mijn ondertekening verwees (ook hier ga ik niet in op een begeleidend artikel van de hoofdredacteur, dat geen commentaar verdient - toch niet van mensen die de elementaire waarden van waarheid en eerlijkheid zijn toegedaan).

Waarom vindt Vidal-Naquet mijn petitie schandalig? Hij geeft slechts één reden. Volgens hem stelt de petitie Faurissons conclusies voor alsof het 'ontdekkingen' zouden zijn. Vidal-Naquet vergist zich. In de petitie staat alleen dat Faurisson zijn 'besluit' (Engels: 'finding') had kenbaar gemaakt. Dat is een niet-controversiële omschrijving die niets suggereert omtrent de waarde en juistheid van dit besluit. Misschien is Vidal-Naquet misleid door het Engelse woord 'findings'. Vanzelfsprekend zeg ik niets over de aard of geldigheid van een 'finding' wanneer ik zeg dat iemand die bekendmaakt; de term is in dit opzicht volledig neutraal. Ik neem aan dat Vidal-Naquet dit verkeerd heeft begrepen en dan zal hij natuurlijk publiek zijn beschuldiging terugtrekken, als zou ik iets schandaligs hebben gedaan door een onschuldige burgerrecht-petitie van het algemeen voorkomende type te ondertekenen.

Ik wil hier geen individuele mensen becommentariëren. Veronderstel dat iemand deze petitie werkelijk schandalig vindt, niet op basis van een misverstand, maar omwille van de echte inhoud. Veronderstel dat deze persoon Faurissons ideeën beledigend vindt, zelfs afschuwelijk; en veronderstel verder, dat hij ook Faurissons intellectueel niveau schandelijk laag acht. Veronderstel dat dit allemaal waar is - of dit het geval is doet hier niet terzake. Dan volgt daaruit niettemin dat deze persoon de petitie 'scandaleuse' acht omdat hij vindt dat Faurisson inderdaad geen aanspraak kan maken op het normale recht op vrije meningsuiting, dat hij inderdaad van de univesiteit zou moeten verwijderd worden, en dat hij het mikpunt zou moeten zijn van vervolging en zelfs geweld. Dit soort houding is niet zeldzaam. Ze zijn bijvoorbeeld typisch voor de Amerikaanse communisten en ongetwijfeld voor hun geestesgenoten elders ter wereld. Bij mensen die iets geleerd hebben van de 18de eeuw (Voltaire enz.) is het een vanzelfsprekendheid dat het recht op vrije meningsuiting niet beperkt kan worden tot ideeën die men goedkeurt, en dat het juist voor de meest aanstootgevende ideeën is dat deze rechten het hardst moeten verdedigd worden. In de USA is dit alles welbegrepen, en daarom kennen we daar ook geen Faurisson-affaire. In Frankrijk, waar de traditie van burgerlijke vrijheid duidelijk geen diepe wortels heeft en waar reeds vele jaren diep-totalitaire tradities leven bij de intelligentia (collaboratie, de grote invloed van het leninisme en aanverwanten, het lunatiek karakter van nieuw rechts...) , liggen de kaarten blijkbaar anders.

De Faurisson-affaire is van belang voor iedereen die te maken heeft met de Franse intellectuele cultuur. Twee vergelijkingen dringen zich op. Ten eerste: ik heb vele petities getekend, die vaak veel verder gingen - voor Russische dissidenten die absoluut verwerpelijke ideeën koesterden (ze keurden de Amerikaanse barbarij in Indochina goed; ze bepleitten een politiek die tot kernoorlog zou leiden; ze hingen een religieus chauvinisme aan dat aan de donkere middeleeuwen deed denken). Niemand protesteerde. Indien iemand wel had geprotesteerd, zou mijn reactie dezelfde zijn geweest als nu, en om dezelfde redenen. Ik lees de communistische partijpers niet, maar ik betwijfel niet dat de volkscommissarissen en apparatchiks de petitieteksten hebben uitgeplozen op zoek naar zinsneden die ze verkeerd konden voorstellen om de verdedigers van mensenrechten te discrediteren. Wanneer ik zeg dat Faurissons burgerrechten moeten gerespecteerd worden los van zijn opvattingen, dan veroorzaakt deze 'schandalige' daad grote opschudding in Frankrijk. De reden voor het verschillend gedrag is evident. Als het om Russische dissidenten gaat hebben bepaalde staten zo hun eigen redenen tot steunverlening - redenen die natuurlijk niets met hun zorg voor mensenrechten te maken hebben. In Faurissons geval is dit niet zo (wel integendeel) en bijgevolg zien hele segmenten van de intelligentia, die blijkbaar staan te springen om achter trom en vlag in de rij te lopen, geen reden om hier te doen wat ze deden in het geval van de Russische dissidenten. In Franrijk speelt wellicht ook een onderhuidse schaamte mee over zaken zoals het Vichy-verleden , het gebrek aan protest tegen de Franse oorlog in Indochina, de langdurige impact van stalinistische en leninistische doctrines , de dadaïstische en bizarre intellectuele stromingen die na de oorlog opdoken en iedere rationele instelling vreemd en onbegrijpelijk deden lijken, en het soms gewelddadige anti-semitisme.

En dan een tweede vergelijking. Zelden heb ik iets goeds te zeggen over de dominerende intellectuele stromingen in de USA, die meestal niet meer waard zijn dan elders. Maar de vergelijking tussen Faurisson in Frankrijk, en bijvoorbeeld Arthur Butz (zowat de Amerikaanse Faurisson) in de USA is toch leerrijk. Butz wordt niet ongenadig aangevallen. Wanneer de revisionisten enkele maanden geleden een groot internationaal congres hielden in de USA, was er geen hysterie zoals in Franrijk. Wanneer de Amerikaanse nazi-partij een optocht wil houden in de joodse stad Skokie (Illinois), wat natuurlijk een pure provocatie is, dan verdedigt de American Civil Liberties Union hun recht om dat te doen (terwijl de Amerikaanse KP natuurlijk woedend reageert). Voor zover ik weet, is de situatie in Groot-Brittannië en Australië ongeveer dezelfde. Deze landen hebben zoals de USA een lange traditie van burgerlijke vrijheid. Butz en de zijnen worden scherp bekritiseerd en veroordeeld, maar voor zover ik weet raakt men niet aan hun burgerrechten. In deze landen is een onschuldige petitie, die in Franrijk blijkbaar schandalig wordt gevonden, gewoon overbodig. En indien zo'n petitie wél zou circuleren, zou ze hoogstens in zeer marginale kringen aangevochten worden. De vergelijking is verhelderend en we moeten proberen om ze te begrijpen. Nemen nazisme en anti-semitisme is Frankrijk een dreigender vorm aan? Wellicht. Maar dit is juist het gevolg van dezelfde trend die de Franse intelligentia vroeger in dichte drommen het leninisme deed omarmen, en hen vandaag de elementaire burgerrechten doet misprijzen en steun doet verlenen aan kruistochten tegen de derde wereld. Het is altijd dezelfde, diepgewortelde totalitaire tendens die in uiteenlopende gedaanten aan de oppervlakte komt. Het is best om deze stroming verder goed in de gaten te houden.

Tot slot nog een opmerking over Faurissons zogenaamd anti-semitisme. Zelfs indien Faurisson een rabiate anti-semiet en fanatieke nazi zou zijn (beschuldigingen die via private briefwisseling mij hebben bereikt maar waarvan de citering ongepast zou zijn) , dan zouden Faurissons burgerrechten nog altijd evengoed verdedigd moeten worden. Men zou hem integendeel nog krachtiger moeten verdedigen, want het is al eeuwenlang geweten dat juist in geval van afschuw opwekkende ideeën de verdediging van de vrije meningsuiting het meest relevant is (iedereen kan de vrije meningsuiting verdedigen van ideeën waarmee men het eens is). Maar is Faurisson een anti-semiet en een nazi? Ik ken zijn werk niet zo goed maar als gevolg van de aanvallen op hem heb ik toch één en ander gelezen. Er zijn geen aanwijzingen dat de aantijgingen waar zijn. Ook in de publieke teksten en correspondentie die ik over hem las vond ik geen geloofwaardige aanwijzingen. Voor zover ik kan zien is hij een tamelijk apolitieke 'liberal'. Sommige vroegere schoolmakkers van hem lieten me weten dat hij anti-semitische uitspraken deed in de jaren '40. Hij zou een brief geschreven hebben tijdens de Algerijnse oorlog, waaruit volgens sommigen anti-semitische gevolgtrekkingen kunnen afgeleid worden. Hoe kunnen ernstige mensen dit soort 'bewijsmateriaal' als een voldoende grond beschouwen om iemand als een hardnekkige en welbekende anti-semiet te bestempelen? Er bestaat geen enkele openbare tekst die deze beschuldigingen steun verleent. Indien we dit soort bewijsmethodes zouden gaan toepassen op anderen, en eens zouden peilen naar hun vroegere houding ten opzichte van het stalinisme, of de Franse oorlog in Indochina, zouden de consequenties rap duidelijk zijn. Meer moet ik niet zeggen.

 

Cambridge, MA 11-10-1980



Terug naar het thuisblad.