Moeder mag kinderen geloof niet opdringen

Een ouder mag zijn geloof niet zonder beperkingen opdringen aan zijn minderjarige kinderen. Wie dat toch doet, riskeert het ouderlijke gezag te verliezen. Dat blijkt uit een arrest van het hof van beroep in Gent. Het arrest gaat over een moeder die lid is van Les Frères et Soeurs du Calvaire et du Précieux Sang, een vereniging met sektarische inslag die zich afscheurde van de katholieke kerk en de leer volgt van monseigneur Lefebvre.

De vrouw betrok haar dochters van zes, acht en negen jaar sterk bij haar geloof. Volgens Gerd Verschelden van de sectie personen- en familierecht van de Universiteit Gent beleed ze dat op een "hallucinant gedreven" en "extreem strikte" manier. "De kinderen kregen ingeprent dat wie niet leeft volgens de wil van God, zal branden in de hel en dat voor eeuwig", schrijft Verschelden in het jongste nummer van de Juristenkrant. "Ook mochten ze een lied voor een schoolfeest niet meezingen omdat het deel zou uitmaken van een inwijdingsritueel van een satanische sekte. Op één kind werd zelfs een ritueel toegepast voor duiveluitdrijving: drie exorcismegebeden en de oplegging van gewijd zout op de tong." Voorts mochten de meisjes van hun moeder geen broek of zwempak dragen.

De geloofsbelijdenis van de moeder leidde binnen het gezin tot spanningen en uiteindelijk tot een echtscheiding. Tijdens de echtscheidingsprocedure kreeg de vader van de rechtbank in Oudenaarde het ouderlijke gezag over de kinderen. De moeder kreeg een omgangsrecht maar mocht haar dochters niet betrekken bij haar geloofsbelijdenis. Aan niet-naleving van dat verbod koppelde de rechtbank een dwangsom van 125 euro per overtreding.

De vrouw tekende beroep aan tegen het vonnis. Ze vroeg co-ouderschap en een omgangsrecht zonder verbod. Het hof van beroep in Gent willigde dat verzoek niet in. Hoewel de raadsheren oordeelden dat de vrouw haar geloofsbelijdenis en het meedelen daarvan aan de kinderen niet kon worden ontzegd, stelden ze vast dat de betrokkenheid van de moeder bij haar geloof zo groot was dat de kinderen erdoor in de war werden gebracht. Het hof vond de kinderen geestelijk nog niet zelfstandig genoeg om een eigen oordeel te kunnen vellen over de overtuiging die hun moeder hen opdrong. De godsdienstvrijheid zoals de grondwet die waarborgt, schaadde zo de ontwikkeling en het belang van de kinderen, stellen de raadsheren. Omdat de meisjes bij hun vader in een omgeving verkeerden met minder strikte godsdienstige opvattingen kreeg hij het ouderlijke gezag opnieuw toegewezen.

Dergelijke beperkingen van het omgangsrecht van een bijzonder gelovige ouder zijn niet nieuw, meent jurist Verschelden. "Zo verbood een Luikse rechter in 2000 al dat een vader zijn zoontje van vijf meenam naar de zondagse bijeenkomsten van de getuigen van Jehova omdat hun geboden een jong kind ernstig in de war zouden brengen. Een Antwerpse vrederechter verbood een vader in 1993 dat hij zijn zoon bij de uitoefening van het omgangsrecht in contact bracht met de baptistensekte."

Hoogleraar kerkelijk recht Rik Torfs (KULeuven) heeft wel enkele vragen bij de uitspraak: "De rechten van het kind worden hier boven de godsdienstvrijheid gesteld, wat gerechtvaardigd is als de godsdienstbeleving van de ouder het kind fysieke of psychische schade toebrengt. Bij de getuige van Jehova speelt de vrees om directe fysieke schade mee, omdat bloedtransfusie daar verboden is. In deze zaak lijkt het om mogelijke psychische schade te gaan. Maar dat is vaag. Ik heb de indruk dat in deze zaak geoordeeld wordt over de inhoud van de godsdienst van de moeder, niet zozeer over hoe haar gedrag de kinderen psychische schade toebrengt."

De Morgen van 8 mei 2003.