Schaf de tent af

Volgens de boekjes is het parlement in dit land de eerste en belangrijkste macht. Hier zetelen de verkozenen des volks, hier zitten de mensen die als enigen democratisch gelegitimeerd zijn om ons te vertegenwoordigen, hier wordt dagelijks werk gemaakt van de verwerkelijking van de soevereine wil van de natie. Het parlement is het primaat, het nec plus ultra van de representatieve democratie.

Tot zover de boekjes. In werkelijkheid is het parlement verworden tot een voetveeg van de andere machten, bevolkt door mensen die zo snel mogelijk minister willen worden, bevoogd door partijvoorzitters en belachelijk gemaakt door de andere overheidsinstellingen in dit land.

Het zwaartepunt van de politieke beslissingsmacht is in de loop van de voorbije decennia stelselmatig verschoven naar een beperkt gremium van topministers en partijvoorzitters, die in onderling overleg een consensus bereikten die vervolgens, vaak in ijltempo en met de karwats, door het parlement wordt gejaagd. Als verantwoording voor die techniek wordt steevast het woordje 'efficiëntie' bovengehaald. Het parlement zou immers slechts een veredelde praatbarak zijn, waarvan de leden niets liever doen dan zichzelf in het zonnetje van de tv-schijnwerpers zetten. Als die club ook nog eens echt wetgevend werk moet leveren, dan gebeurt er nooit wat. Van langsom meer zie je hoe leden van de uitvoerende macht met nauwelijks verhulde minachting neerkijken op het parlement, nog ternauwernood de moeite willen opbrengen om te antwoorden op interpellaties.

De parlementsleden hebben zich, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, bij die toestand neergelegd. Omdat ze weten dat te veel protest hun kansen op een ministerpost, zelfs op een verkiesbare plaats bij de volgende stembusgang, wel eens in het gedrang zou kunnen brengen. Een aantal onder hen hebben gezocht naar een andere taakinvulling, niet in de eerste plaats als wetgever, wel als democratisch controleorgaan dat de werking van de overheid analyseert en evalueert. De afgelopen jaren hebben ettelijke onderzoekscommissies met vallen en opstaan geleerd dat alvast op dit vlak het parlement een nieuwe opdracht gestalte kon geven.

Dat mochten ze, zolang de andere machten oordeelden dat zulks een nuttige bezigheidstherapie voor hun backbenchers was, of wanneer, zoals bij de Witte Mars, zo'n commissie een gepast ventiel leek om wat maatschappelijke stoom af te laten. Maar vandaag ervaart het parlement weer eens dat ook dit werk niet au serieux wordt genomen. De commissie-Dutroux was het eerste voorbeeld: haarscherp werden toen een aantal verantwoordelijkheden vastgesteld, maar alle genoemden ontsnapten feestelijk de dans, beschermd als ze werden door hun eigen hiërarchie en door een vastgeroest middeleeuws beschermingsstatuut. De Rwanda-commissie maakt vandaag hetzelfde mee. Ook zij stelde zware disfuncties vast binnen de legertop en vroeg om maatregelen. Vandaag wordt ze door de stafchef van het leger als een bende schooljongens naar huis gestuurd.

Goed, als het parlement dan toch niets meer voorstelt en om de haverklap belachelijk kan worden gemaakt, voor ons niet gelaten. Maar wees dan consequent en schaf het ding gewoon af.

Yves Desmet

De Morgen, pagina 2,
© 1998 Uitgeverij De Morgen n.v.