De Witte Werf 6-7, 2000

 


 

MEER DEMOCRATIE! MEER VRIJHEID VAN SPREKEN!

 

Politiek is het magische jaar 2000 ondoorzichtiger dan ooit. Ongetwijfeld is er bij vele individuen, ook bij toppolitici, een zeer groot kapitaal aan goede wil en verlangen naar democratische verdieping aanwezig. Maar daarnaast is er ook een zeer sterke, omgekeerde tendens aanwezig, die is gericht op een toenemende bevoogding van de mens. De machtspolitiek krijgt steeds meer greep op de individuen, en de economie krijgt steeds meer macht over de politiek. We kunnen hier gerust van een ontluikend totalitarisme spreken. Dit nieuwe totalitaire denken kenmerkt zich vooreerst door de tendens, om de nationale staat af te breken en aldus de democratische besluitvormingsstructuren, die aan die staat zijn gebonden, te marginaliseren. In deze Witte Werf meer daarover, bijvoorbeeld in het stukje 'Democratie en Economie'.

Daarnaast zit met name in Europa (maar ook in de USA) het censuurdenken in de lift. Deze trend is zo belangrijk geworden, dat iedereen die zich voor democratische verdieping interesseert op dit punt grote alertheid moet ontwikkelen. Een kras staaltje werd afgeleverd door het verspreidingsverbod op het Luxemburgse rioolblad 'L'investigateur', dat een neplijst van 'pedofielen' had gepubliceerd (zie hierover ook het opiniestuk van prof. Voorhoof in deze Witte Werf). Dit verbod gaat regelrecht in tegen artikel 25 van de grondwet, dat stelt dat de drukpers vrij is en de censuur nooit kan worden ingevoerd. In België kan in principe alleen a posteriori worden ingegrepen tegen mogelijke misbruiken. De politieke klasse, en bepaalde PC-organisaties zoals de 'Liga van de Rechten van de Mens', vinden blijkbaar dat dit grondrecht zo snel mogelijk moet worden ontmanteld. VU-voorzitter Geert Bourgeois zegt dat "..de bescherming van niet eens veroordeelde pedosexuelen zwaarder doorweegt dan de persvrijheid" (De Standaard , 11 augustus 2000) en hij zwaait lof toe aan de 'Liga van de Rechten van de Mens' die snel naar de rechter liep om het verbod te eisen. Filip Verhoest (DS, 11 augustus 2000, p.2) schrijft: "Alsmaar vaker aanvaarden rechters dat er grenzen aan de meningsvrijheid zijn. Dat de persvrijheid moet wijken voor het privéleven - zoals in de zaak Herman Brusselmans versus Ann Demeulemeester - of voor een vaag principe als het geheim van het onderzoek - zoals bij het publicatieverbod van het boek van Hans Knoop, over het onderzoek naar Marc Dutroux - blijft betwist. En niet alleen in journalistieke kringen. Maar het wordt klaarblijkelijk gemakkelijker aanvaard dat het recht op informatie ondergeschikt is aan het recht op fysieke integriteit. Dat door publicatie van hun identiteit de veiligheid van pedosexuelen een reëel gevaar loopt, tonen de recente gebeurtenissen in Groot-Brittannië aan".

Het probleem met de publicatie van pedofielenlijsten ontstaat, meer dan men denkt, door het gebrekkig democratisch karakter van ons recht. Blijkbaar leeft bij het publiek een veel grotere bezorgdheid voor de potentiële slachtoffers van pedofielen dan bij de wetgever. Volgens Marcel Vervloesem (De Morgen , 12 augustus, p.30) recidiveert 98% van de veroordeelde pedosexuelen; de argwaan van het publiek is dus wellicht niet eens zo onredelijk. De burgers herkennen de rechtspraktijken niet als hùn, democratisch tot stand gekomen recht. Maar daarnaast begaat men een logische fout wanneer men zegt, dat door de publicatie van een al dan niet echte pedofielenlijst lynchpartijen worden veroorzaakt. In een rechtsstaat moeten individuen geacht worden, om voor hun eigen daden verantwoordelijk te zijn. Niemand kan de schuld afschuiven op de 'opruiende taal' van een ander, ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het opruiingsargument is een klassiek wapen uit het arsenaal van de totalitairen. Foute daden van anderen worden toegeschreven aan wie vrij spreekt, zodat men dit vrije spreken kan verbieden. Dat gebeurt op kleine en grote schaal. Zo beperken heel wat gemeentes het recht op vrije uitdeling van pamfletten, omdat sommige ontvangers een pamflet nadien op de grond gooien. Dat is abnormaal: wie uit vrije wil een pamflet aanneemt draagt de volle en uitsluitende verantwoordelijkheid voor het op de grond gooien van dat pamflet. Op dezelfde wijze draagt iemand die aan een lynchpartij deelneemt daarvoor de uitsluitende verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid kan niet afgeschoven worden op wie (juiste of verkeerde) informatie publiek maakt. Deze laatste kan natuurlijk wel aansprakelijk worden gesteld wegens laster of eerroof of wegens inbreuken op de privacy. Maar dat kan alleen a posteriori gebeuren, en mag nooit aanleiding vormen tot preventieve censuur. In een rechtstaat heeft iedereen, ook de veroordeelde pedofiel, recht op veiligheid. Maar die veiligheid moet gewaarborgd worden door resoluut politieoptreden tegen alle vormen van 'harassment', door vlotte toegang tot rechtsprocedures in verband met laster en eerroof; en niet door preventieve censuur. En op termijn moet de context van dit soort problemen grondig veranderen, door de invoering van een echte democratie, zodat de mensen het recht als hùn recht kunnen beschouwen.

Ondertussen moet voor ieder van ons één ding duidelijk zijn: échte democratie en radicale vrijheid van meningsuiting zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Het één kan niet zonder het ander.


NIEUWS UIT NEDERLAND

(http://www.referendumplatform.nl)

 

ST ANNAPAROCHIE: Rechtbank vernietigt raadsbesluit dat referendum over asielzoekerscentrum afwees

 

De Leeuwarder bestuursrechter heeft het raadsbesluit van de Friese gemeente Het Bildt vernietigd waarin deze een verzoek om een referendum over een asielzoekerscentrum in Sint Annaparochie (gemeente Het Bildt) afwees.

Het verzoek werd ingediend door burgercomité 'Dertig oke, 400 nee' dat hiermee het nog te openen asielzoekerscentrum wilde inperken van 400 personen naar 100 à 200. Het burgercomité vindt 400 asielzoekers op een bevolking van 4000 personen te veel. Vorig jaar oktober wees de gemeenteraad van Het Bildt het referendumverzoek af omdat de opening urgent zou zijn en asielzoekers een kwetsbare groep zijn.

De bestuursrechter oordeelt dat de gemeenteraad beide claims niet voldoende hard kan maken en vernietigde de afwijzing van de gemeenteraad. Nu moet de gemeenteraad of in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak, of een nieuwe beslissing nemen waarin de afwijzing van het referendum beter gemotiveerd wordt. Wethouder Hornstra zei eerst juridisch advies in te winnen. Hij kondigde opnieuw aan dat ALS een referendum gehouden wordt, de raad de uitslag naast zich neer zal leggen.

Volgens het burgercomité is 80 procent van de inwoners van St. Annaparochie voor een referendum. Een meerderheid zou daarbij voor beperking van het aantal asielzoekers zijn.

 

Amsterdam: comité wil 'referendum' over burgemeestersverkiezing

 

Op 19 juli besluit de Amsterdamse gemeenteraad of Amsterdammers inspraak hebben bij de keus van de opvolger van burgemeester Schelto Patijn. In geval de raad tegen burgerinspraak kiest, wil het Amsterdams Burgemeestersreferendum Comité (ABC) o.l.v. oud-wethouders Rick ten Have en Marja Baak dat in Amsterdam een referendum gehouden wordt over de wenselijkheid van een verkozen burgemeester.

Op 13 juli, bij de presentatie van het burgercomite in het Amsterdamse Odeon, waren 339 handtekeningen verzameld. Genoeg voor een kennisgeving voor een referenduminitiatief aan de Amsterdamse gemeenteraad.

Indien het inleidend verzoek wordt toegelaten, moet het burgercomite in twee fases (van resp. 3 en 6 weken) uiteindelijk 24.947 handtekeningen inleveren.

 

Ongelukkige term

 

De burgemeestersverkiezing is door D66 nogal ongelukkig "burgemeestersreferendum" gedoopt. Het Referendum Platform merkt op dat dit in feite geen referendum betreft, maar een traditionele verkiezing van een persoon. Bovendien een halfbakken verkiezing, omdat burgers via de stemming alleen kunnen aangeven welke persoon door de gemeenteraad aanbevolen wordt aan de minister van Binnenlandse Zaken. De minister blijft het recht tot de benoeming houden.

Nog afgezien van de handtekeningendrempels is een referendum organiseren in Amsterdam geen evidentie. Bij het referendum van 1992, over wel of geen autoloze binnenstad, gold nog geen minimaal deelnamepercentage. Bij de twee (correctieve) referenda van 1995, over het weiland De Vrije Geer en de Stadsprovincie Amsterdam, gold een minimale opkomstdrempel van 60 procent van de opkomst van de laatste raadsverkiezing. Deze drempels werden echter gehaald en de gemeente werd twee keer met grote meerderheid weggestemd. Dit wilde de gemeente voorkomen en dus stelde zij op initiatief van GroenLinks-raadslid Annelies Schutte een quorum in waarbij de meerderheid tegen de gemeente moest stemmen en deze meerderheid tegelijk 50 procent van de opkomst van de laatste gemeenteraadsverkiezingen moest omvatten. Dit toestemmingsquorum bleek venijnig genoeg: bij de twee referenda van 1997 over IJburg en de Noord-zuid-lijn stemde een grote meerderheid opnieuw tegen de gemeente, maar werd het quorum niet gehaald en legde de gemeenteraad de uitslag naast zich neer.

(website: http://arda.op.het.net/~arda/referendum/)

 


VLAAMS BLOK EN GRATIS OPENBAAR VERVOER IN GENT

 

Het Vlaams Blok heeft het initiatief voor een referendum over gratis openbaar gesteund, en heeft zich ook verzet tegen de manipulatie van de vraagstelling door de 5 zichzelf 'democratisch' noemende partijen (cfr. thesis van Dirk Middernacht over dit referendum). Zoals bekend hadden de initiatiefnemers een referendum voor ogen over de invoering van gratis openbaar vervoer in Gent, naar het voorbeeld van Hasselt. De traditionele partijen (SP, VLD, CVP, Vu en Agalev) verwierpen deze vraagstelling, waarvoor nochtans was getekend door 10% van de Gentse kiesgerechtigden. In de plaats daarvan drongen zij aan de kiezers een tamelijk nietzeggende vraagstelling op over beter openbaar vervoer. Zoals verwacht kon worden daagden voor dit ersatz-referendum maar weinig kiezers op, zodat conform de wet de stemmen niet werden geteld.

 

Over deze bedenkelijke gang van zaken schreef het Vlaams Blok (in april 1999) in zijn huis-aan-huis blaadje:

 

"De vraag die tijdens geheime vergaderingen door de vijf traditionele partijen (SP,VLD,CVP, Agalev en VU) werd opgesteld, komt er op neer dat u gevraagd zal worden of u het openbaar vervoer goedkoper en comfortabeler wil. Om tot dit resultaat te komen hebben de vijf bovenvermelde partijen mekaar van half december tot eind februari regelmatig in discrete vergaderingen ontmoet (vanzelfsprekend mocht het Vlaams Blok er niet bij). Het resultaat van dit vele werk was navenant zoals u ondertussen wel zult weten. Een totaal overbodige volksraadpleging vermits de vraagstelling alleen maar met 'ja' kan beantwoord worden (...) Ondertussen werd door dit knusse clubje dat nochtans beweert over het monopolie op de democratie te beschikken, deze zelfde democratie eens te meer geweld aangedaan. De wet zegt immers dat wanneer een referendum uitgeschreven wordt, het stadsbestuur hieromtrent een brochure moet verspreiden. De bedoeling is op een 'objectieve' wijze de mensen over het doel van het referendum te informeren. 'Objectief' betekent dat ook de oppositie aan het woord moet komen. De enige oppositie omtrent de referendumvraag werd in de gemeenteraad door het Vlaams Blok gevoerd.

Er is een brochure van de stad Gent gekomen. Hierin staat het gezamelijk standpunt van de SP, de VLD, de CVP, Agalev en de VU vanzelfsprekend vermeld. Zelfs het Gentse e-mail adres van deze partijen kunt u er in vinden. Naar het standpunt van het Vlaams Blok zult u echter tevergeefs zoeken.

ONZE PARTIJ WERD DOODGEWOON UITGESLOTEN.

WIJ STELLEN ONS DE VRAAG OF U OP DE DAG VAN HET REFERENDUM NIET BETER ZOU GAAN WANDELEN, FIETSEN OF VISSEN".

 

Deze commentaar van het Vlaams Blok overstijgt het concrete Gentse referendum. Hier is een meer algemene vraag aan de orde: wie kan in de officiële referendum-brochure aan het woord komen als voorstander respectievelijk tegenstander van het voorstel? Het is juist dat in een kiesbrochure de voor- en tegenstanders van een voorstel op evenwichtige wijze aan het woord moeten komen. Het Vlaams Blok schijnt te denken dat de spreekgerechtigde voor- en tegenstanders in eerste instantie de meerderheid en oppositie in de gemeenteraad moeten zijn. Dit is een zeer betwistbare stelling.

 

Directe democratie is een besluitvormingskanaal dat parallel verloopt met het representatieve kanaal en er onafhankelijk van is. De frontlijn tussen voor- en tegenstanders van een referendumvoorstel hoeft daarom geen weerspiegeling te zijn van de breuklijnen in de gemeenteraad, maar kan totaal andere vormen aannemen. Partijen kùnnen deel uitmaken van zo'n front van voor- of tegenstanders, maar dat is niet noodzakelijk. En alle mogelijke burgerorganisaties, vakbonden, kerken enz., die als zodanig geen stem hebben in de gemeenteraad, kunnen bij de referendum-frontvorming juist wél een hoofdrol spelen.

 

De brochure wordt best opgesteld door een neutrale en onafhankelijke ambtenaar, in nauwe samenspraak met respectievelijk de voor- en tegenstanders. De ambtenaar dient erover te waken dat de tekst begrijpelijk is en het voorstel objectief en evenwichtig samenvat. De voor- en tegenstanders dienen er in samenspraak met de ambtenaar over te waken dat hun argumenten (binnen de beschikbare ruimte) evenwichtig en nauwkeurig worden weergegeven. In elk geval moet de opstelling van de brochure uit de handen blijven van politieke partijen, of van instanties die onder controle staan van die partijen (zie elders in deze Witte Werf de berichtgeving uit Arizona en Utah).

 

Wel is aangewezen dat alle politieke partijen (en ook andere maatschappelijke organisaties) een stemadvies kunnen geven in de brochure. Dit systeem bestaat in Zwitserland en werkt daar heel goed.


BRITSE EUROSCEPTICI STEUNEN ANTI-EURO REFERENDUMCOMITE DENEMARKEN

 

Britse eurosceptici hebben 100.000 pond (350.000 gulden) onder hun landgenoten ingezameld om de referendumcampagne van de Deense anti-Euro lobby te ondersteunen. Op 28 september wordt in Denemarken een bindend referendum over de Euro gehouden.

Met dit geld worden onder andere advertenties in Deense kranten betaald met de boodschap 'jullie Denen zijn niet alleen in je afkeer van de Euro'. Volgens de eurosceptici poogt de Deense pro-Euro lobby de bevolking ervan te overtuigen dat de anti-Euro club in Europa geheel alleen staat. Zij zeggen dat de anti-Euro lobby in de verdrukking zit omdat bijna alle Deense kranten voor de Euro zijn, 80 procent van de parlementsleden voor de Euro zijn, en de pro-Euro lobby geld krijgt van de overheid en een aantal multinationals.

De Britse eurosceptici liggen, in eigen land en van de kant van de Deense pro-Euro lobby, onder vuur wegens inmenging in 'interne Deense aangelegenheden'. Daar is tegenin gebracht dat de pro-Euro beweging (zoals de omstreden European Movement) grote budgetten van de Europese Commissie ontvangt, en het Europees Parlement een speciaal fonds heeft opgezet dat de Europeanen ertoe moet brengen om 'van de Euro te houden'.

De Britten zijn ervan overtuigd dat een Deens 'Nee' een belangrijke ondersteuning zal zijn voor een Brits 'Nee' tijdens het referendum dat de Labour-regering heeft beloofd te houden na de volgende verkiezingen. Volgend jaar zal eveneens in Zweden een referendum worden gehouden over de Euro.

In Denemarken zijn nog geen duidelijke meerderheden zichtbaar. Volgens de laatste peiling van de krant Politiken is 40 procent van de Denen voor de Euro, 38 procent voor behoud van de Kroon, en 19 procent weet het nog niet.

Zoals we eerder meldden blijkt uit herhaalde peilingen dat ook in Nederland een meerderheid van de bevolking voor referenda over Europa is. In een opiniepeiling van februari 1997 sprak 64 procent van de Nederlanders zich uit voor een referendum over de bevoegdheden van de Europese Unie en 62 procent voor een referendum over de Euro. In een opiniepeiling van april 1998 was de steun voor een referendum over de Euro gegroeid naar 73 procent. Er is geen enkel teken dat de regering deze meerderheidswens zal inwilligen. Integendeel, waarschijnlijk zouden deze onderwerpen resorteren onder de lijst van uitzonderingen in de Tijdelijke Referendumwet en de Grondwetswijziging.

 

[Bronnen: Algemeen Dagblad, 22 juli 2000; Daily Telegraph, 25 juli 2000]


REFERENDUMS IN FRANKRIJK EN OOSTENRIJK

 

De Franse president Jacques Chirac kondigde een nieuw plebisciet aan voor 24 september. Inzet is een verkorting van de presidentiële ambtstermijn van 7 tot 5 jaar. Volgens opiniepeilingen is twee derden van de Fransen voorstander van een verkorting.

Oostenrijk is ondertussen nog altijd de paria van Europa. De reden is, dat de uiterst rechtse partij van Haider niet naadloos past in de holocaust-ideologie, waarop de Europese constructie is gebaseerd. Oostenrijk heeft enkele zwakke elementen van directe democratie. Enerzijds bestaat er een soort petitierecht: 100.000 burgers kunnen een nieuw wetsvoorstel indienen bij het parlement. Anderzijds kunnen rgering en parlement een plebisciet inrichten. Tot nu toe vonden twee zo'n volksraadplegingen plaats: in 1978 over het behoud van de kerncentrale in Zwentendorf, en in 1994 over het EU-lidmaatschap.

Nu staat een derde plebisciet op het getouw, dat direct door de Europese boycot-actie is geïnduceerd. Het is een modelvoorbeeld van hoe een vraagstelling NIET moet worden opgebouwd: de kiezers krijgen een pakket van zes vragen voorgeschoteld, waarop ze in blok met één 'ja' of één 'neen' moeten antwoorden. De stemming zal plaatsvinden op 29 oktober of 26 november.

 

Commentaar bij de volksraadplegingen in Franrijk en Oostenrijk (Door Andreas Gross, Zwitsers parlementslid)

 

De hele wereld zal het hebben over de 'referendums' in Frankrijk en Oostenrijk, doch slechts weinigen zullen inzien dat deze 'referendums' eigenlijk alleen maar plebiscieten zijn. Eén ding is klaar: beide stemmingen moeten niet als voorbeelden van directe democratie worden beschouwd.

Directe democratie is de uitdrukking van de politieke soevereiniteit van het volk. Politieke macht moet gedeeld worden met het volk. Het volk delegeert zijn macht via verkiezingen aan het parlement maar dient de mogelijkheid te behouden om deze delegering op elk moment en betreffende elk onderwerp in te trekken. Een minderheid van het volk moet het recht hebben om een volksstemming te vragen over iedere grondwetswijziging of over iedere door het parlement goedgekeurde wet.

Een plebisciet zet dit direct-democratische volksrecht om in een privilege van de machtigen: van de president, de regering, of de parlementaire meerderheid. Zowel in Frankrijk als Oostenrijk geeft de grondwet het initiatiefrecht aan de president en de parlementaire meerderheid. Plebiscieten zijn zeer ambigu vanuit democratisch oogpunt. Door deze regeling wordt de macht geconcentreerd bij de uitvoerende macht, terwijl het hoofddoel van directe democratie juist is om het volk meer macht te geven.

Niettemin is er een groot verschil tussen Frankrijk en Oostenrijk. In Frankrijk zijn de plebiscieten een 200 jaar oude traditie. Napoleon I en Napoleon III gebruikten plebiscieten om hun eigen macht te vergroten ten koste van het parlement. Generaal De Gaulle blies het plebisciet op presidentieel initiatief nieuw leven in met zijn nieuwe grondwet (1958) en met de invoering van de directe presidentsverkiezing (1962). Sindsdien heeft iedere president wel naar het wapen van het plebisciet gegrepen om zijn invloed te vergroten.

President Chirac heeft een persoonlijk belang bij het plebisciet van 24 september. Indien de presidentiële ambtstermijn wordt verkort van 7 tot 5 jaar - wat al jarenlang een populair voorstel is, zodat de uitkomst weinig twijfelachtig is - nemen zijn kansen op herverkiezing in 2002 aanzienlijk toe. Chirac is ouder dan Jospin, de socialistische leider van de huidige regering en de vermoedelijke hoofdrivaal van Chirac. Chirac denkt dat de mensen gemakkelijker een oudere president kiezen indien ze weten dat de ambtstermijn niet te lang is.

In Oostenrijk kunnen nog grotere vraagtekens worden geplaatst achter het democratisch gehalte van de verkiezingen. De regering legt zes vragen voor en de kiezers mogen maar één antwoord geven. De eerste vraag staat centraal: de regering wil weten of de Oostenrijkers het einde willen van de Europese boycotmaatregelen (de tweede vraag is retorisch en de vier andere vragen hebben betrekking op mogelijke elementen uit een komende Europese grondwet).

Natuurlijk willen de Oostenrijkers het einde van de boycotmaatregelen. Maar geen enkele Oostenrijkse politieker noch de volksmeerderheid in Oostenrijk zelf kan die boycot doen ophouden. Waarom is er dan, eigenlijk een plebisciet nodig? Vooreerst wil de centrumrechtse regering haar controversiële Europese politiek legitimeren. Ten tweede wil ze de oppositiepartijen (socialisten, groenen en liberalen) marginaliseren door ze als vaderlandsvijandig af te schilderen.

Eén enkel antwoord geven op zes uiteenlopende vragen kan niet. Iedereen zal dus de uitslag van het referendum naar eigen goeddunken kunnen interpeteren. Dat is een ander klassiek verschijnsel bij plebiscieten, dat hun dubieus democratisch gehalte illustreert. De ambiguïteit wordt nog versterkt door het feit dat volgens de Oostenrijkse grondwet het plebisciet niet bindend is. Uiteindelijk doet het parlement toch wat het wil.


Thuisblad.