Bram Vermeulen over zijn vorige reďncarnatie

In De Brug nummer 10 verscheen een artikel over de Zweedse Karlén Barbro, die beweert de reďncarnatie van Anne Frank te zijn. De laatste jaren leest men wel meer over mensen die vast geloven dat ze in de holocaust aan hun eind zijn gekomen. De details die ze zich herinneren laten ons bijna niet toe om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van hun verklaringen.
Voor de antroposoof is dit geen gemakkelijke zaak. Als algemene regel voor reďncarnatie geldt immers dat er zo'n 1000 jaar moet verlopen tussen twee incarnaties. De bedoeling is dat de uiterlijke wereld er totaal anders moet uitzien om de mens toe te laten nieuwe ervaringen op te doen. Daarbij komt de mens dan in de regel terug in een ander geslacht, ook weer om dezelfde reden.
Anderzijds weten we dat Rudolf Steiner zei dat het karma in onze tijd volledig in de war is geraakt door de totaal uit de hand gelopen sociale verhoudingen en de daardoor ontstane grote conflicten, in de eerste plaats de wereldoorlogen.
Het is niet onaannemelijk dat de mens nu vlugger terugkeert dan in vroegere tijden, want:

1) Er is meer kans dat iemand zijn leven vroeger moet beëindigen dan voorzien was door omstandigheden die niet in zijn persoonlijk karma liggen. We denken hierbij aan de miljoenen jonge slachtoffers tijdens de wereldoorlogen, maar ook aan de duizenden verkeersdoden in de laatste decennia.

2) De levensomstandigheden zijn sinds de industriële revolutie zo snel aan 't wijzigen dat men iedere vijftig jaar al in een totaal andere wereld terechtkomt.

We zullen wel moeten rekening houden met veelvuldige afwijkingen op de regel. In dat licht lezen we onder- staand artikel over de Nederlandse cabaretier Bram Vermeulen. Die is er stellig van overtuigd dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog een Waals officier was.
In De Standaard van 8 november 2000 verscheen een artikel over hem naar aanleiding van een tournee in ons land. De journalist van dienst weet niet goed wat hij met die vreemde herinneringen van Bram Vermeulen moet aanvangen, hij laat hem maar praten.

"Toen ik langs de Ijzer liep had ik het gevoel weer thuis te komen. Ik kon me veel meer herinneren dan wat in de geschiedenisboeken stond geschreven. Het is daarom mijn overtuiging dat ik in een vorig leven de Eerste Wereldoorlog zeer bewust heb meegemaakt.
In Vlaamse boeken krijg je een heel ander beeld van de oorlog, lees je dingen die de Britten of de Fransen blijkbaar geheel ontgaan zijn. Het omgekeerde is trouwens ook waar. Ieder land beleeft het verleden op zijn eigen manier en belicht de geschiedenis vanuit de hoek die het meeste voordelen biedt. Op mijn nieuwe plaat zie je een vergeelde foto van mijzelf in het uniform van een Waals officier, en dat zet heel wat kwaad bloed. Die Waalse officier vind je in geen enkel museum terug omdat hij destijds zo gehaat werd. Alle soldaten -of ze nu Duits, Engels of Vlaams spraken- waren sukkels. Ze ploeterden door de modder, hoorden de kogels langs hun oren fluiten en moesten leren leven met de geur van rottende lijken. Maar de Waalse officieren hielden zich afzijdig, zaten langs de kant een flesje wijn te drinken.

Ik geraakte eigenlijk toevallig in de Grote Oorlog geďnteresseerd. In 1988 kwam ik voor het eerst in Verdun terecht. Ik vergezelde een vriend die ginds met een metaaldetector bajonetten wilde opsporen. De impact van al het verschrikkelijke dat daar vroeger heeft plaatsgevonden kun je moeilijk minimaliseren en ik merkte achteraf dat het me niet losliet. Bijgevolg ben ik er films over gaan bekijken en op dat moment ben ik mezelf tegengekomen. Want ik begreep veel van de oorlog, wist er meteen al meer van dan je redelijkerwijs voor moge- lijk kon houden. Zéker van het Belgische gedeelte, waar ik als Nederlander weinig uitstaans mee hoor te heb- ben. Het was alsof ik weer thuiskwam en het kon niet anders of ik was in een vorig leven al eens op die slagvelden geweest. Dat geloof ik echt. Onlangs werd mijn vermoeden nog gesterkt toen ik een man tegenkwam die 'ongewist' ter wereld is gekomen. Hij herinnert zich al zijn vorige levens nog. Ik had intussen een romantisch beeld opgebouwd van hoe ik een soldaat was geweest die tijdens een man-tot-mangevecht met de Duitse vijand het leven had verloren. Zo kon ik meteen mijn angst voor geweld verklaren, iets wat me in dit bestaan wel eens vaker parten speelt. Alleen: telkens die man me zag hoorde hij mij Frans praten. Daardoor ging ik beseffen dat de betrokkenheid die ik nu voel misschien wel een compensatie moest zijn voor het feit dat het me toén helemaal niets kon schelen.
Als ik in de Eerste Wereldoorlog dus iets geweest ben, was het vast een Waalse officier: de meest gehate figuur die erbij was, een klootzak. Dat verklaart veel meer over wat ik in dit leven heb uitgericht. Ik ben namelijk als topsporter begonnen. Sport is een beschaafde variant op oorlog, een sublimatie van dezelfde situatie. Je leert op training alleszins technieken die je ook in het leger onder de knie moet krijgen. Ik begrijp nu ook waarom er hooligans rondlopen. Mensen willen elkaar het hoofd inslaan, hebben oorlog nodig. Het is immers een bron van ervaringen die ze alleen daar kunnen krijgen. Daarom trekken Engelse advocaten bvb. naar Frankrijk om amok te maken. Zonder toga aan zijn ze minder geconditioneerd, kunnen ze hun primaire driften de bovenhand laten nemen. Al die ervaringen zou ik zelf ook willen hebben, maar ze worden maatschappelijk niet geaccepteerd. Tenminste: tot je bij een psychiater zit, want dan blijkt plots dat iederéén het toch doet.

Die herinneringen aan vijfentachtig jaar geleden helpen me om mijn doen en laten te verantwoorden. Door het feit dat ik in mijn vorig leven een geweldig arrogante lul ben geweest heb ik plots veel minder moeite met een aantal dingen. Ik durf nu bvb. zonder schroom leiding geven, schaam me er niet langer voor dat ik het soms allemaal veel beter weet dan de rest. Dat was vroeger wel even anders. Toen durfde ik niet eens mijn eigen kinderen straffen, 't Is niet dat ik er nu een sardonisch plezier aan beleef om de schoft uit te hangen, maar mijn respect voor klootzakken blijkt er wel enorm door toegenomen. Misschien moet je mijn fascinatie voor de oorlog dus ook wel in die hoek gaan zoeken."

Het zou goed kunnen dat iemand die in zijn leven een geweldige haat koestert t.o.v. een bepaalde taal of volk, er voor kiest om in een volgend leven juist tot die gehate groep te behoren. We lezen bij Rudolf Steiner het volgende, in GA 174a "Mitteleuropa zwischen Ost und West":

[ ... ]

"De mens wordt door zijn taal en door vele andere zaken geboren in het gebied van zijn volksziel. Hoe werkt deze volksziel op de menselijke ziel, op datgene wat in de slaap het fysiek en het etherlichaam verlaat (dus op het Ik en astraal lichaam - fdw) ?
Eigenlijk werkt deze volksziel maar op de mens vanaf het ogenblik dat hij 's morgens in zijn fysiek lichaam onderduikt tot op het moment dat hij het 's avonds weer verlaat. Dan leeft de mens in de krachten van zijn fysiek en etherlichaam, en in deze krachten grijpt ook de volksziel in als het ware met vangarmen. En wij duiken 's morgens niet alleen onder in ons fysiek lichaam, we duiken ook onder in een bepaald deel van onze volksziel. Van ontwaken tot inslapen zijn wij, terwijl we in het fysiek lichaam zitten, met hetgeen gebeurt in het fysiek lichaam, in de volksziel. Al wat wij ervaren in samenhang met de volksziel, ervaren wij tijdens de waaktoestand, maar het is wel zo dat de volksziel niet tot het ons volbewuste in het Ik spreekt, maar dat ze meer vanuit het etherlichaam in het onderbewuste van het astraal lichaam spreekt, dat ze ons een kleur, een nuance, meegeeft, dat ze ons gevoel en temperament een bepaalde richting geeft. Dat is hoofdzakelijk hoe wij met haar in betrekking staan.
[ ... ]
Terwijl nu de mens nu, wanneer hij in zijn fysiek lichaam onderduikt, met de volksziel van zijn eigen natie verenigd is, is hij in slaaptoestand samen met alle andere volkszielen die meespelen tijdens de tijd van zijn incarnatie, behalve met die waarmee hij verenigd is tijdens de waaktoestand van het fysieke lichaam. [...] Dus wanneer men in het fysieke lichaam onderduikt, dan leert men de eigen volksziel kennen, met haar wezenlijke eigenschappen, in het wezenlijke van haar werking of activiteit, al is het dan in het onderbewuste. Tijdens de slaap of in de toestand van helderziendheid leert men de andere volkszielen kennen, evenwel niet als aparte zielen, maar in hun samenwerken; alleen de eigen volksziel is er niet bij. De andere volkszielen werken samen als in een reidans, en in deze gemeenschappelijke activiteit leeft de mens zoals hij overdag in zijn fysiek lichaam samenleeft met de eigen volksziel. De mens leeft daar niet met een bepaalde afzonderlijke volksziel samen, maar met een gemeenschap.
Het kan echter gebeuren dat de mens buiten zijn lichaam, in de slaap dus, als het ware kan veroordeeld zijn om losgerukt te worden uit de normale gemeenschap van volkszielen om slechts met een bepaalde volksziel samen te zijn. Verstaat u mij goed: dat is niet de normale toestand, om met een vreemde volksziel samen te zijn; maar men kan in die situatie geraken wanneer men op een heftige manier deze andere volksziel bijzonder haat. Daardoor veroordeelt men zichzelf om losgerukt te worden uit de reidans der volkszielen en op dezelfde manier met deze volksziel samen te leven in de slaaptoestand zoals men met de eigen volksziel samenleeft tijdens de waaktoestand."
[ ... ]

Terug naar het thuisblad

*

*

*

*

*