Nog eens over de dwaalwegen van het geestelijk streven

 

 

 

Uit: GA 253, "Probleme des Zusammenlebens in der Antroposophischen Gesellschaft", voordracht van 12 september 1915.

Rudolf Steiner legt uit met een voorbeeld op welke manier men zelfstandig een bepaalde waarheid kan achterhalen. Daarmee is hij op het einde van zijn voordracht gekomen. Hij besluit:

[ ... ]

" Ziet u, beste vrienden, tot een dergelijk resultaat kan men komen wanneer men slechts op de juiste manier doordenkt wat in de boeken en cycli gegeven is. Wanneer men niet alleen maar leest en leest en leest en het gelezene dan combineert, maar wanneer men verder denkt en de dingen samenbrengt zoals ze zich door hun eigen natuur openbaren. Door zo te doen, doet men nog iets anders: men spant zich werkelijk in, en deze inspanning heeft een resultaat, namelijk dat de ziel zelfstandig gemaakt wordt, dat men nu werkelijk door eigen innerlijke arbeid de weg vindt om de ziel zelfstandig te maken. Maar arbeid is daartoe noodzakelijk, werkelijk ingespannen arbeid. En altijd weer moet er de nadruk op gelegd worden: niet slechts door zich passief over te geven, maar door het werkelijk actief verwerken vanuit de eigen zielekrachten maakt men de geestelijke wereld los van de fysieke.

Het is dus het daadkrachtige zich eigen maken van de geestelijke wereld waar het op aankomt. Men mag nu eenmaal niet schuwen dat wat beschikbaar is te doorwerken wanneer men werkelijk in de geestelijke wereld wil geraken, en het in samenhang te brengen met alles wat men in het leven geleerd heeft. Zoniet zou gemakkelijk de dwaasheid kunnen optreden dat iemand tot de mening komt dat hij de gereïncarneerde Homeros is, maar dat hij nu niets moet doen om te tonen dat er iets van het genie van Homeros in hem borrelt. Hij zou zelfs kunnen denken: ja, toentertijd, als Homeros, heb ik veel gewerkt, en nu zit ik in een incarnatie waar ik mij rustig op een mystieke sofa kan overgeven aan gefantaseer.

Wanneer men probeert actief en daasdkrachtig zich door te worstelen door de beschikbare werken, dan wordt men niet verleid door allerlei mystieke onzin, integendeel, men wordt tot op een punt gebracht van waaruit men een juiste verhouding verkrijgt van hoe de waarheid in de geestelijke wereld voor de mens in diepere zin bedoeld is. En dan zal men zien dat men zo sterk mogelijk moet ijveren om de gewoontes, de denk-, gevoels- en gewaarwordingsgewoontes van het fysieke vlak nie te vermengen met de eigenaardigheden van de geestelijke wereld.

Deze gezinning is het, waar het om gaat. En deze gezinning, wanneer wij ze eenmaal bereikt hebben, beste vrienden, drijft ons weg van alle charlatanerie t.o.v. de geestelijke wereld. Het is toch zo dat het niet bijzonder veel inspanning vergt wanneer men een week zout eet om contact te hebben met de onderaardse werelden, en dan een andere week geen zout eet om op te stijgen naar de hogere elementarische werelden. Daartoe moet men zich maar weinig inspannen. Maar men bereikt er dan ook niets mee, behalve hoogstens de allergste illusies. In de geestelijke wereld kabn men slechts iets bereiken door innerlijke arbeid. En innerlijke arbeid, als die er werkelijk is, heeft een dusdanig karakter dat hij iemand niet aanzet tot een gebrek aan ernst t.o.v. de geestelijke wereld, maar die brengt ons op de juiste gedachten. Anders komen werkelijk de mystieke en verkeerde gedachten en dan kan er terecht met ons gelachen worden.

Zo schreef mij bvb. eens en man die op dit gebied gezond dacht dat hij als lid een van onze afdelingen bezocht had, en daar had men de vensters gesloten, hoewel het verschrikkelijk warm was en er geen reden was om de vensters te sluiten.. Ik zeg natuurlijk niets tegen het sluiten van vensters, vooral wanneer alle mogelijk lawaai van buiten kan gehoord worden. Dat zou een goede reden zijn, nietwaar. Maar dat gaf men niet als reden, nee, men zei:

"Ja, Dr. Steiner heeft er ons uitdrukkelijk op gewezen dat we de ensters moeten sluiten wanneer er in onze afdeling voorgelezen wordt, opdat de demonen niet zouden kunnen binnenkomen."

Daarover schreef mij die man, die van zijn kant absoluut geen mystieke inbeelding vertoonde: kunnen geesten dan niet door gesloten vensters naar binnen ? Het moet wel een zonderlinge leraar in de geesteswetenschap zijn die zijn leerlingen gebiedt om de vensters dicht te houden opdat de demonen niet zouden binnenkomen!

U ziet, in dergelijk gedachteloos gepraat verwisselt men het fysieke vlak met de hogere wereld. Op het fysieke vlak kunnen wezens natuurlijk niet door gesloten vensters, wanneer ze tenminste de ruiten niet inslagen; maar geesten zal men bezwaarlijk tegenhouden door de ramen te sluiten !

Het gaat er werkelijk om dat men zich voldoende ernstige voorstellingen over de geestelijke en de fysieke wereld eigen maakt."

[ ... ]

Terug naar de inhoudstafel E - H.