Ontmoetingen met het kwaad in de twintigste eeuw

Nadat Sergej Prokofjef op vrijdagavond in Brussel gesproken had, gaf hij nog twee voordrachten in Berchem op zaterdag 27 maart 1999. De eerste voordracht geven we hieronder weer.

In de cyclus "Geschichtliche Symptomatologie' (GA 185) spreekt Rudolf Steiner over de kenmerken van de verschillende cultuurperiodes. In de vierde na-atlantische cultuurperiode leert de mens de krachten van de Dood in zijn innerlijk kennen. Daarom heeft het Mysterie van Golgotha in die cultuurperiode plaatsgevonden. Wat eens innerlijk is, wordt later buitenkant: in de vijfde cultuurperiode komt de mens in aanraking met de krachten van de Dood langs buiten. Atoomtechniek, gen-technologie, ecolgische rampen, allemaal bedreigingen van buitenaf. In zijn innerlijk leert hij nu de krachten van het Boze kennen.

Op hun beurt gaan deze krachten langs buiten werken in de zesde cultuurperiode.

De mens moet stand houden bij deze confrontaties (met het Boze in zijn innerlijke, met de Dood langs zijn buitenwereld). Antroposofie kan hem hierbij helpen omdat ze het fenomeen van het Boze kan verklaren.

We weten dat er verschillende hiërarchieën meegewerkt hebben aan de ontwikkelingsgang van de mens. Onder meer daardoor zijn deze hiërarchieën zelf verder geëvolueerd. Toen onze huidige Aarde in een vorige ontwikkelingstoestand verkeerde die we de oude Maan noemen, maakten de Engelen hun "mensheid" door, natuurlijk onder totaal andere omstandigheden als wij tegenwoordig. Op de oude Zon maakten de Aartsengelen een "mens"-toestand door, en op de oude Saturnus stonden de Archai op het niveau van "mens", d.w.z. ze ontwikkelden er hun Ik.

Nu zijn er op ieder niveau en in ieder tijdvak wezens die de evolutie op de 'normale' manier meemaken, en andere die achterblijven. Al wat verloopt in harmonie met het goddelijk wereldplan wordt symbolisch aangeduid met het getal zeven, al wat een onregelmatige, vertraagde ontwikkeling doormaakt, met het getal zes. De wezens die op de oude Maan achterbleven noemen we Luciferische. Zij die achterbleven op de oude Zon noemen we Ahrimanische, en zij die achterbleven op de oude Saturnus, dat zijn de Asoera's. Drie reeksen van wezens wier ontwikkeling door een zes kan voorgesteld worden: 666.

We herinneren hier aan de occulte wetmatigheid waardoor een nieuwe toestand pas kan intreden nadat de voorgaande ontwikkelingstoestanden zich in 't kort herhaald hebben.

Aldus hebben in het Lemurische tijdvak de Luciferische krachten zich ontplooid, in het Atlantische de Ahrimanische en in ons tijdvak, het na-Atlantische is het de beurt aan de Asoera's.

Deze drie samen zijn de werktuigen van Sorat, de Zonnedemon, wiens getal 666 is.

Terwijl zowel Lucifer als Ahriman als de Asoera's zich ontwikkelen binnen de mensheidsevolutie, staat Sorat er volledig buiten. Hij is niet alleen de tegenstrever van de mens, maar van Christus zelf. In de Apocalyps wordt hij het Beest uit de afgrond genoemd. Hij gebruikt lucifer en Ahriman en de Asoera's om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Zijn werkzaamheid verhoogt telkens zijn getal terugkeert.

Zo moeten we de jaren 666, 1332 en 1998 zien als poorten langswaar hij in de geschiedenis binnensluipt.

Ongeveer honderd jaar vóór 666 sloot keizer Justinianus de Griekse filosofenscholen. De geleerden en wijsgeren weken uit naar Azië, waar dan in de buurt van het huidige Bagdad de academie van Gondisjapoer ontstond. Daar werd een wijsheid ontwikkeld die helemaal niet aangepast was aan de mensheid van die tijd. De grote massa leefde nog in de gewaarwordingsziel, alleen een kleine elite had de verstandsziel ontwikkeld. Sorat probeerde, langs de academie om, de bewustzijnsziel te wekken met een gedemoniseerde wijsheid die de mensen als een openbaring zouden aangenomen hebben. Ze zouden die niet als een resultaat van eigen innerlijke arbeid verwerven en ze zouden hun eigen ontwikkelingsmogelijkheid afsluiten. Deze aanval op de menselijke ziel gebeurde innerlijk langs het werk van de Academie, uiterlijk door de uitbreiding van de Islam. De esoterische impuls van Golgotha bood een tegengewicht.

Rond 1332 waren Filips de Schone en paus Clemens V de instrumenten van Sorat. Zij slaagden erin de orde van de Tempelridders te vernietigen. Dit genootschap was goed op weg om de mensheid een volledig nieuwe manier te tonen van hoe met geld en grond kon worden omgegaan.

Rond 1998 begon Sorat de drie tegenmachten in te schakelen om zijn doel te bereiken. Daarbij werd het Boze onder-menselijk.

Rudolf Steiner beschrijft dat er drie wegen zijn van inwijding in het Kwade. Als eerste noemt hij de Westerse loges die politieke doelen nastreven door rituele magie te bebruiken.

Ten tweede zijn er de Jezuïeten. De 'Exercitiën' van Ignatius van Loyola zijn een zeer efficiënte inwijdingsweg, maar ze leiden niét tot Christus.

Dan is er het bolsjevisme. Prokofjef verwees hier naar zijn boek 'Die geistige Quellen Osteuropas'. Nationalisme en bolsjevisme zijn de twee grootste tegenstanders van Christus, waarbij men nationalisme niet mag verwarren met de natuurlijke liefde die iedereen voor zijn vaderland koestert. Het gaat veeleer om het nationalisme zoals bvb. in het nationaal-socialisme, het nazisme. Dat vormde een vierde weg van inwijding in het kwaad. De SS was door Himmler opgebouwd naar het voorbeeld van de Jezuïetenorde.

Waar loges en Jezuïeten nog te kaderen zijn binnen de mensheidsontwikkeling, is dit bij Bolsjevisme en Nazisme niet meer het geval, het waren instrumenten van Sorat. Reeds in 1924 had Rudolf Steiner voorspeld dat Sorat zijn kop zou opsteken in 1933 (in "Apokalyps und Priesterwirken' - GA 346).

We herinneren terug aan de occulte wet waardoor een nieuwe fase pas kan intreden als de voorgaande in 't kort herhaald zijn.

Aldus werd 666 herhaald in 1917 met de Oktoberrevolutie. De grote massa van de boeren in Rusland leefde ook nog in de gewaarwordingsziel, slechts een kleine elite leefde in de verstandsziel (en waren eigenlijk ook 'inwijkelingen' zoals de wijzen van Gondisjapoer: Lenin van Tataarse afkomst, Stalin van Georgische, Trotsky van Joodse - fdw).

De periode van 1332 werd in 1933 in Nazi-Duitsland overgedaan. Denken we maar aan de voorchristelijke tradities die door de SS in ere hersteld werden. De leuze 'Blut und Boden' verwijst naar dezelfde thema's die ook het werk van de Tempeliers kenmerkten.

Na deze twee 'herhalingen' die hun wortels in het verleden hebben, kan Sorat in 1998 een nieuwe spiraal in gang zetten die nog vrucht moet dragen in de toekomst.

Voordien kwam het Boze langs buitenaf tot de mens, in de vorm van een totalitaire staat, ideologie, geheime politie enz. Nu zit het Kwaad binnen in de mens, het Kwade wordt bedreven terwille van het Kwaad. Voorbeelden zijn er genoeg: de manier van oorlogvoeren in het voormalig Joegoslavië, het terrorisme waardoor onschuldige mensen slachtoffer worden van bommenleggers, het kindermisbruik dat miljoenen jonge mensen voor het leven handicapt doordat een deel van hun Ik vernietigd is.

De mens moet bewust de confrontatie met het kwaad aangaan, de imaginatie van Michaël en de Draak kan hem daarbij helpen. Hoe antroposofie kan helpen om de kracht van het Boze te ontmoeten en te overwinnen, daarover sprak Prokofjef in zijn derde voordracht.
Spijtig genoeg is daarvan geen verslag beschikbaar !

verslag: fdw

Terug naar de inhoudstafel M - Q.