Een beter begrip van karma en reïncarnatie

door François De Wit

De meeste Westerse mensen maken ergens in de loop van hun leven kennis met antroposofie, of alleen met de ideeën van karma en reïncarnatie. Slechts een kleine minderheid krijgt het met de paplepel mee. Het gevolg daarvan is dat zeer vaak de ideeën van karma en reïncarnatie op een zielebodem vallen die grondig bewerkt is door onze cultuurgeest. En waardoor wordt onze cultuur nu gekenmerkt ? Enerzijds wordt sociale nood niet gezien, dikwijls hebben wij er zelfs een heimelijk genoegen aan (dat wij het beter hebben dan de ander). Karma wordt dan gebruikt om sociale wantoestanden goed te praten.

Anderzijds leven er nog altijd Romeinse rechtsbegrippen in ons hoofd en ook Rooms-katholieke schuldbegrippen. Maar het symbool van karma is niét de geblinddoekte vrouw met een weegschaal en een zwaard.

Rudolf Steiner vestigt o.m. daar de aandacht op in de voordracht van 10 oktober 1919 in Dornach. Eerst gaat hij dieper in op drie grote krachten die ertoe leiden dat onze beschaving ten onder gaat.

Ten eerste hebben wij geen kosmogonie meer, t.t.z. wij voelen ons niet meer als een onderdeel van de ganse kosmos. In oudere, heidense culturen wist men: er is de dagelijkse wereld rond ons, maar er is ook een hogere wereld waarin wij ingebed zijn. Dat geeft de mensen kracht: "De mens kan niet sterk zijn in het leven als hij geen kosmogonie heeft."

Ten tweede is er geen impuls tot vrijheid, er heerst fatalisme. De mens heeft niet het gevoel dat hij als vrij individu zelf kan vorm geven aan de wereld, hij voelt zich een radertje in een blind economisch of natuurwetenschappelijk systeem. Ook op religieus gebied is hij fatalistisch:

"Bedenkt u eens in hoevele harten en zielen tegenwoordig het bewustzijn leeft dat men het liefst van al zijn lot zou willen laten afhangen van wat Christus of een of andere geestelijke macht met ons voor heeft. Het is zelfs een verwijt dat dikwijls gemaakt wordt aan de antroposofie, dat de antroposofie er helemaal geen nadruk op legt dat de mens door Christus verlost wordt, maar dat hij zichzelf moet verlossen. De mensen willen geleid worden, willen eigenlijk dat het fatalisme juist zou zijn. En hoe vaak hebben we in deze oorlogsjaren niet hier en daar moeten horen: waarom helpt God of Christus toch niet dat volk of gene volksgemeenschap ? Er moet toch een goddelijke gerechtigheid bestaan ? - De mensen zouden die goddelijke gerechtigheid graag zien als een onontkoombaar noodlot. Tot een werkelijke innerlijke krachtige vrijheidsimpuls komen ze niet. Een beschaving die deze impuls niet kan onderhouden verzwakt de mens en is gedoemd om onder te gaan."

Ten derde heeft onze beschaving niet de kracht om nieuwe religieuze impulsen in het leven te zetten en daardoor ontbreekt er ook de kracht tot een werkelijk altruïstisch handelen.

"Een sterke altruïstische impuls kan alleen komen door een geestelijke wereldbeschouwing. Alleen als de mens weet dat hij een lid is van een geestelijke wereld houdt hij ermee op om zichzelf zo vreselijk interessant te vinden dat hij zijn eigen zelf als middelpunt van de ganse wereld beschouwt; dan verdwijnen de egoïstische aandriften en beginnen de altruïstische te groeien. Maar onze tijd vertoont weinig neiging om deze grote interesse voor de geestelijke wereld te ontwikkelen. En precies die interesse moet groter worden als men zich werkelijk een lid van de geestelijke wereld wil voelen.

En zo komt het dan dat in onze beschaving de impulsen van karma en reïncarnatie binnendruppelden. Maar hoe werden die impulsen opgevat ? Zelfs door diegenen die deze ideeën van karma en reïncarnatie opnamen, werden deze ideeën op een zeer egoïstische manier opgevat. Er werd bvb. gezegd dat de mens zijn huidig lot verdiend heeft in een vorig leven. Men kon zelfs horen van mensen die anders heel intelligent zijn dat de ideeën van karma en reïncarnatie op zich reeds een antwoord geven op de vraag waarom er menselijk leed bestaat; eigenlijk zou er zelfs geen sociaal vraagstuk bestaan. Aldus zeiden vele, anders zeer intelligente mensen, dat de arme zijn loon krijgt voor wat hij in een vorig leven gedaan heeft en dat hij in zijn huidig leven maar moet dragen wat hij in vorige levens zelf verdiend heeft. Zelfs de ideeën van karma en reïncarnatie zijn niet in staat om dusdanig in onze beschaving in te werken dat ze een impuls worden tot altruïstisch aanvoelen. Het gaat er niet alleen om dát wij ideeën als reïncarnatie en karma in onze tijd invoeren, maar het gaat erom hoé wij ze invoeren. Als ze slechts een stimulans tot egoïsme betekenen, dan zullen ze onze cultuur niet verheffen, integendeel, dan dragen ze bij tot zijn ondergang.

Van de andere kant worden reïncarnatie en karma onethische ideeën, ja anti-ethische ideeën wanneer vele mensen zeggen: ik moet een goede mens worden opdat mijn volgende incarnatie een goede zal zijn. - Als men handelt vanuit deze aandrift, een goede mens te worden om in een volgende incarnatie zoveel mogelijk aangenaams te beleven, vanuit deze aandrift handelen, dat is dubbel-egoïsme, niet gewoon eenvoudig egoïsme. Maar dit dubbel-egoïsme is bij vele mensen gegroeid uit de ideeën van reïncarnatie en karma. Zodat men kan zeggen: onze beschaving heeft zo weinig altruïstisch-religieuze impulsen dat het onmogelijk is om zelfs ideeën als karma en reïncarnatie anders op te vatten dan als een aansporing tot nog meer egoïstisch handelen en aanvoelen."

Moeten we nu in onze zetel blijven zitten en toekijken hoe onze cultuur alsmaar dieper wegzinkt ? Nee, de mens heeft de mogelijkheid om de dingen ten goede te keren. Maar iets moeten de mensen toch afleren: altijd naar het absolute te streven.

"Als de mensen vragen: wat is waar ? - dan willen ze weten wat in absolute zin waar is, en niet: wat is voor een bepaald tijdvak waar ? Als ze vragen: wat is goed ? - dan willen ze weten wat er in absolute zin goed is. Ze vragen niet: wat is goed voor Europa ? Wat is goed voor Azië ? Wat is goed voor de 20ste eeuw ? Wat is goed voor de 25ste eeuw ?
Ze vragen naar het absolute goed-zijn en waar-zijn. Ze vragen niet naar wat in de concrete ontwikkeling van de mensheid werkelijk is."

We kunnen volgens Rudolf Steiner terug tot een kosmogonie komen, en tot een sterke vrijheidsimpuls, en tot een nieuwe religieuze impuls van broederlijkheid, als we rekening houden met de verschillende geaardheden van de mensen die de verschillende werelddelen bewonen. En als we bereid zijn om van anderen aan te nemen wat we zelf als talent missen.

In Azië leeft een altruïstische gezinning, maar de mensen hebben er niet het talent om deze gezinning in de praktijk om te zetten en zo tot een rechtvaardige sociale ordening te komen.

Aziaten hebben dus maar een derde van wat nodig is om onze beschaving een nieuw elan te geven.

In Europa wil het sociale vraagstuk opgelost worden, maar er is geen talent om dit te doen. Hier leeft vooral het vermogen, de impuls om de vrijheid als idee te pakken. Maar er zijn geen mensen die werkelijk vrij handelen, die de vrijheid kunnen verwezenlijken. Het is politiek onmogelijk. Ook in Europa is er dus maar een derde aanwezig van wat nodig is.

In het Westen -en Steiner rekent in dat opzicht Engeland bij Amerika- is er een impuls tot kosmogonie, hoewel die op volledig verkeerde wegen gezocht wordt: in de 19de eeuw in het spiritisme, tegenwoordig in New-Age liefhebberijen.

We moeten onder ogen zien dat onze beschaving zwak geworden is, en dat ze terug moet sterk worden. Daartoe moeten de verschillende talenten bijeengelegd worden. Dat gegeven werkt Rudolf Steiner dan uit in de volgende voordrachten. Wij halen nog een passage aan waar hij het heeft over de nefaste invloed van de Romeinse rechtsbegrippen.

"De Romeinse rechtspraak is eigenlijk binnengeslopen in de religieuze ethiek. In onze religieuze ethiek leeft het idee -door de invloed van Rome- alsof daar in de bovenzinnelijke wereld rechters zetelen zoals in onze rechtszalen en een oordeel vellen over de menselijke handelingen. Ja, we maken het zelfs mee, juist omdat die Romeinse rechtsbegrippen nog nawerken, dat daar waar er sprake is van karma, dat de meeste mensen die achter het idee van karma staan, zich de uitwerking van het karma zó voorstellen alsof er een of andere gerechtigheid in het hiernamaals bestond die naar aardse begrippen datgene wat iemand gedaan heeft afweegt en beloont of straft al naargelang - louter Romeinse rechtsbegrippen."

Mildheid, zich totaal begrepen voelen, dankbaarheid, dat zijn de woorden waarmee George Ritchie zijn ervaringen beschrijft in zijn boek "Terugkeer uit de dood". Nergens is er sprake van schuld en boete in zijn ontmoeting met Christus.

Terug naar de inhoudstafel I - L.