De Rozenkruisers

Wat de meeste geschiedenisboeken zo saai maakt is dat zij de geschiedenis weergeven als een opeenvolging van feiten, ze zijn dus weinig meer dan een chronologie. Dikwijls gaan de schrijvers ervan uit dat de mensen van vroeger dachten en voelden als de mensen van nu, en eventuele verklaringen van gebeurtenissen worden dan ook vanuit die optiek gegeven. Dat er een geestelijke oorzaak of achtergrond steekt achter al die gebeurtenissen, daar heeft Rudolf Steiner op gewezen, en op concrete wijze geïllustreerd met verschillende voorbeelden. Steunend op het werk van Rudolf Steiner, schreef Karl Heyer een boekje over "De Rozenkruisers in Europa". Daaruit distilleerden wij onderstaande tekst.

Uit de inleiding:

"De Rozenkruisers hebben vaak tegenslagen moeten verwerken. De tegenmachten waren tijdens de afgelopen eeuwen ten opzichte van de zwakke impulsen die binnen de Rozenkruisersstroming leefden nog te sterk, zelfs al droegen deze impulsen mogelijkheden voor de toekomst in zich. Het is daarom minder van belang te kijken naar wat tot stand gebracht is, als naar datgene wat de Rozenkruisers tot stand hadden willen brengen en wat in wezen kiem is gebleven."

Over de Rozenkruisers in het algemeen:

1) We kunnen de Rozenkruisersstroming alleen maar begrijpen als zijnde een deel van de spirituele stroming die een esoterisch Christendom nastreeft, zoals dat vroeger bij de Graalsbeweging en later bij de Orde van de Tempelieren het geval was. In zekere zin vormen de Rozenkruisers de voortzetting hiervan; op hun beurt waren zij door de eeuwen heen aan verandering onderhevig, omdat zij zich steeds aan de omstandigheden van het ogenblik moesten aanpassen.

2) De Rozenkruisersstroming had vooral tot taak de eerste aanzet te leveren tot de opbouw van het natuurwetenschappelijk tijdperk. Dit laatste had te maken met de verandering in de blikrichting van de mensheid, toen de voornamelijk op het innerlijke zieleleven en de bovenzinnelijke inzichten van de mens gerichte Middeleeuwen ten einde liepen en er een tijdperk aanbrak, waarin de mens de blik naar buiten moest gaan richten om de uiterlijke natuur en de zintuiglijke wereld te leren begrijpen, veroveren en beheersen. Door een verbinding tot stand te brengen met de zintuiglijke wereld ontwaakte in de mens de bewustzijnsziel, terwijl hij gedurende de Middeleeuwen nog aan de ontwikkeling van zijn verstands-gemoedsziel had gewerkt. De Rozenkruisers echter stelden zich tot taak ervoor te zorgen dat de mens gedurende de volgende eeuwen de zintuiglijke wereld zodanig zou veroveren, dat ook het geestelijke aspect van de wereld en de mensen niet zou worden vergeten. Met dit doel hielden zij zich bvb. bezig met een vorm van alchemie die rekening hield met het geestelijk aspect van de natuur. De Rozenkruisers zochten de geest die als scheppende kracht achter de natuur en in de mensen aanwezig is. Daarom probeerden zij een harmonie of synthese tot stand te brengen tussen inzicht in de natuur en Christendom, m.a.w. tussen filosofie en theologie etc. Om deze reden kunnen aan het streven van de Rozenkruisers twee kanten worden onderscheiden (die echter samen wel een eenheid vormen):

- het zoeken van de geest achter de natuur: dit leidt tot wat we natuurwetenschap van de Rozenkruisers zouden kunnen noemen;

- Het zoeken van de geest in de mens: dit leidt eerder tot het historisch-sociale element, tot een streven naar het tot stand brengen van sociale verhoudingen die passen bij het nieuwe, vijfde na-Atlantische tijdperk. Hiervoor is een dieper geestelijk inzicht in het wezen van de mens nodig. [ ... ]

3) Van nog een andere kant belicht kan het streven van de Rozenkruisers gezien worden als een nieuwe weg naar inzicht in de geestelijke wereld, als een nieuw pad naar kennis van het bovenzinnelijke, geschikt voor mensen die leven in het tijdperk waarin de uiterlijke zintuiglijke wereld wordt veroverd; steeds minder mensen hebben een reden om zich terug te trekken uit die wereld en steeds minder mensen zijn daartoe in staat. Op die manier ontstaat naast en in de plaats van de christelijk-middeleeuwse inwijdingsweg die de mensen volledig afzonderde en uit het sociale leven wegrukte, de moderne inwijdingsweg van het vijfde na-Atlantische tijdperk."

"De leer van de Rozenkruisers drong in zijn zuivere vorm niet door. De natuurwetenschap ontwikkelde zich in materialistische zin: tot de eenzijdige zintuiglijke waarneming en het dode, passieve denken dat zijn ware wezen verloochent. De Ahrimanische impuls die de gehele nieuwe mensheidsontwikkeling in zijn greep had, lag hieraan ten grondslag. Deze impuls heeft voornamelijk in en via de werken van Francis Bacon gewerkt. [ ... ] Achter deze noodlottige inbreng van Bacon schuilt, bezien vanuit een wereldhistorisch standpunt, de geestelijke stroming van het Arabisme, de afwijzing van de Christus-impuls die in de geschiedenis werkzaam is. Dit alles leidt aan het begin van de 17de eeuw tot een beslissende Ahrimanische vervalsing van de Rozenkruisersimpuls. Met dit feit hangen vele tragische ontwikkelingen in de verdere geschiedenis van de mensheid samen."

Het ontstaan en de eerste ontwikkelingsfase van de Rozenkruisers

"Het beginpunt ligt in de dertiende eeuw* . Over dit beginpunt bestaat geen enkele uiterlijke overlevering, ook niet volgens de legende. Dit beginpunt in de dertiende eeuw bestaat uit de inwijding van een individualiteit in Europa, die tijdens een vorig leven het mysterie van Golgotha had bijgewoond en die later bekend geworden is onder de naam Christian Rosenkreuz. Deze inwijding vond plaats, doordat twaalf mannen die de gehele wijsheid en de inhoud van het Atlantische en na-Atlantische tijdperk in zich hadden opgenomen, hun wijsheid aan deze individualiteit doorgaven. Deze dertiende man, Christian Rosenkreuz dus, maakte die wijsheid openbaar in een nieuwe vorm: als het ware Christendom, de synthese van alle godsdiensten. Door zijn inwijding had hij een Christusbeleven zoals Paulus voor Damascus had. De vrucht van deze inwijding was een ongelooflijk machtig etherlichaam, dat sindsdien bewaard is gebleven en dat ondanks de fysieke afwezigheid van Christian Rosenkreuz, inspirerend werkt op mensen die een innerlijke band met hem vinden. Destijds, in de dertiende eeuw, is Christian Rosenkreuz vroeg gestorven. Hij werd echter al snel rond het midden van de veertiende eeuw opnieuw geboren. Ditmaal werd hij zeer oud: ruim honderd jaar. Hij ondernam lange, verre reizen door de gehele, in die tijd bekende wereld, ook naar het Oosten en naar Damascus, waar hij opnieuw hetzelfde Christusbeleven als Paulus had (ditmaal dus ook op dezelfde plek op aarde als Paulus). Hij nam de totale wijsheid van de toenmalige wereld in zich op. Na zeven jaar keerde hij naar Europa terug en nam de meest ontwikkelde leerlingen en volgelingen van de twaalf (uit de dertiende eeuw) als zijn leerlingen aan. In 1459 stichtte hij de Rozenkruisersstroming en legde daarmee de grondslag voor verdere ontwikkelingen. Dit alles speelde zich af in de vijftiende eeuw. Rudolf Steiner noemt deze eeuw zelfs "de eeuw van Christian Rosenkreuz". Ook noemt Steiner de opkomst van de steden, die rechtstreeks dateert van de veertiende eeuw en die de materialistische burgerlijke cultuur met zich meebracht. Daartegenover stelt hij het spirituele leven. Hierover zegt hij: "Het spirituele leven werd op het moment dat het materialisme zijn intrede deed, gered doordat Christian Rosenkreuz zijn Rozenkruisersorde stichtte." Christian Rosenkreuz is volgens Rudolf Steiner vanaf de vijftiende eeuw met korte tussenpozen steeds opnieuw geïncarneerd. Zijn bewustzijn bleef gedurende al die incarnaties bewaard en bovendien was er steeds een gelijkenis in uiterlijke gestalte (kennelijk dankzij zijn etherlichaam)."

De Rozenkruisersgeschriften uit het begin van de 17de eeuw

Aan het begin van de 17de eeuw gingen de Rozenkruisers zich ook op de buitenwereld richten. Dit was een groots opgezette poging, waarvan we de neerslag in de vorm van een aantal geschreven werken kunnen vinden. In die periode verschenen de volgende vier boeken, die men wel de "vier echte Rozenkruisersgeschriften" heeft genoemd:

1) De Chymische bruiloft van Christian Rosenkreuz Anno 1459, door Johann Valentin Andreae geschreven in 1604.
2) Algemene en totale hervorming van de hele wereld, van Boccalini, gedrukt in 1614.
3) Fama Fraternitatis van de prijzenswaardige Orde van het Rozenkruis, geschreven voor alle geleerden en leiders van Europa, Kassel 1614.
4) Confessio of getuigenis van dezelfde broederschap, Frankfurt am Main, 1615.
De auteurs van 3 en 4 zijn niet met zekerheid bekend.

Het verdere verloop in de 17de eeuw en de zege van het Baconianisme

De publicatie van de Rozenkruisersgeschriften aan het begin van de 17de eeuw baarde enorm veel opzien. De mensen schijnen gevoeld te hebben dat dit belangrijke, diepgaande impulsen waren die zich een weg naar de Europese cultuur trachtten te banen. Maar al snel kondigden zich de tegenstanders aan. [ ... ] Uit de methoden van de tegenstanders blijkt dat deze duidelijk tot de onwrikbare duurzaamheid van de achtergebleven machten behoren die het nieuwe, dat vanuit goede, vooruitstrevende impulsen voor het heil van de mensheid in het leven wil ingrijpen, door de tijden heen nooit een kans willen geven. Deze eendrachtige, ongeremde bestrijding van de Rozenkruisers in de 17de eeuw en de daarbij gebruikte methoden, is wel een van de overtuigendste bewijzen voor het voor de mensheid grote en universele dat in de zo omstreden stroming in wezen leefde. Tegelijkertijd wordt hierdoor de uitspraak van Rudolf Steiner begrijpelijk, waarin hij Christian Rosenkreuz de grootste martelaar onder de mensen noemde (afgezien van Christus die geleden zou hebben als een God). Hij zei ook dat het lijden waardoor Christian Rosenkreuz de grote martelaar zou worden, zou voortvloeien uit het feit dat "de mensen zo weinig ertoe komen om in hun eigen ziel te kijken, om steeds meer naar de zich ontwikkelende individualiteit te zoeken ..."

De eigenlijke Rozenkruisersimpuls werd niet opgepakt in de 17de eeuw. Hij ging ten onder in het gewoel van de dertigjarige oorlog. De poging was mislukt . . .

Terwijl Midden-Europa herstelde van de dertigjarige oorlog, werd in Engeland Francis Bacon geboren (in 1561).

Bacon, zo legt Rudolf Steiner uit, "verscheen op een zeer belangrijk moment op het toneel, aan het begin van het vijfde na-Atlantische tijdperk, toen alles onzeker was geworden en het niet meer mogelijk was om zich op de oude manier ideeën te vormen omtrent de wereldvraagstukken. Er bestond een drang naar vernieuwing die zich uitdrukte door het feit dat er juist in die tijd een dieptepunt was voor wat betreft het werkelijke, geestelijke begripsvermogen van de mensheid. De mensen bezaten alleen het op de zintuigen gerichte verstand. Hiermee trachtte Bacon nu de basis te leggen voor een wetenschappelijke overtuiging. Hij was het die het experiment maakte tot het belangrijkste uitgangspunt van waaruit wetenschap zou moeten opgebouwd worden. Van meet af aan ging het er in de Baconiaanse denkwijze om, het dode tot verklaringsprincipe van het wereldwezen te maken. Op die manier vindt men wel aanknopingspunten voor verklaringen van de buiten-menselijke natuur, maar nu juist niet van het wezen van de mens. Daardoor is in de latere eeuwen van de Baconiaanse denkrichting het begrip voor de eigenlijke mens en zijn wezen verloren gegaan". Rudolf Steiner vervolgt dat "echter niemand de grote impulsen van het morele, van het sociale willen, vinden zonder op het wezen van de menselijke natuur in te gaan. Om die reden is ook het begrip voor de impulsen van het morele en sociale willen tijdens deze eeuwen verdwenen, juist door de inbreng van de Baconiaanse denkrichting. Daarom ook ontstaat gelijktijdig met het doden van het begrip voor de wereld, zoals dit van Bacon uitgaat, de pure nuttigheidsmoraal. Goed is wat voor de mens nuttig is, zowel voor ieder individu als voor de totale mensheid, aldus de Baconiaanse definitie. En zo hebben we, uitgaande van de Baconiaanse overtuiging, die veel meer verbreid is dan wie dan ook zich heden realiseert, aan de ene kant een wetenschappelijke denkrichting die alleen het buiten-menselijke kan begrijpen, en aan de andere kant een moraal die slechts van het Ahrimanisch nuttige uitgaat." (Dit wordt dan verder uitgewerkt door Hobbes, Locke, Hume, Spencer, Newton, Darwin ...). Men zou niet treffender dan door middel van al deze uiteenzettingen kunnen aangeven dat in de Baconiaanse geestesgesteldheid werkelijk het tegengestelde leeft van de geestesgesteldheid van de echte Rozenkruisers* . Zo voltrekt zich in en door Bacon de grote afwijking van de Rozenkruisersstroming en valt de natuurwetenschappelijke impuls in de latere eeuwen ten prooi aan Ahrimanische invloeden. Terwijl de ware Rozenkruisersstroming de weg volgt van de opdracht van het wezen dat we Michaël noemen, is Bacon in hoge mate overgeleverd aan de macht van de "draak". Daardoor is hij de belangrijkste impulsator voor het moderne materialisme en intellectualisme geworden." [ ... ]

Het Baconianisme leefde sterk in de kringen van de vrijmetselaars van waaruit de Franse revolutie geïnspireerd werd. De Franse revolutie kunnen we zien als een poging om een nieuwe structuur te vinden voor een maatschappij in beweging. Maar met het dode, rationalistische denken van het Baconianisme kon alleen maar het oude opgeruimd worden -hetgeen weliswaar zeer bevrijdend werkte-, maar nieuwe, levende structuren opbouwen kon het niet. Uiteindelijk mondde deze denkrichting uit in het Bolsjevisme. Reeds ten tijde van Lodewijk XIV probeerden de Rozenkruisers in de figuur van de Graaf van Saint-Germain de ontwikkeling die leidde tot de revolutie om te buigen door invloed uit te oefenen in de leidende kringen rond de koning. Maar ook deze impuls werd niet opgenomen ...

Terug naar de inhoudstafel R - U.