De reïncarnatiegedachte

Tot enkele decennia geleden leefden onze groot- en voorouders aan een min of meer rustig tempo hun leven, en over het algemeen was ook het religieuze gevoel daarin ingebed. Op zeer korte termijn echter zijn de maatschappelijke structuren zodanig complex geworden, dat niemand nog zijn weg daarin vindt. In de loop der laatste tientallen jaren werd ontzaglijk veel geestelijke energie besteed aan materiële uitvindingen en constructies, met het doel de uiterlijke levensstandaard te verbeteren en te vergemakkelijken. Zodoende is de maatschappij één grote automaat geworden, en de mens wil zich daar graag aan aanpassen omdat het nu eenmaal in zijn aard ligt een aangenaam leven te willen leiden: men hoeft zelf niet meer na te denken, noch initiatieven te nemen, men wil zich slechts laten meedrijven volgens het patroon dat de maatschappij ons ter beschikking stelt.

Desondanks leven er nog altijd religieuze impulsen in de harten der mensen, maar ook op het gebied van het religieuze doet de gemakzucht zich gelden. Hoewel de traditionele Kerk haar oude structuren krampachtig probeert in stand te houden, zijn die gedoemd om tenslotte te verdwijnen omdat de mens op zoek is naar geestelijke verruiming, naar religieuze vernieuwing. De mens meent die nieuwe religieuze impuls te kunnen vinden in de schaamteloze orakeltaal van allerhande bedriegers en halve gekken. Deze orakelaars -het is hier al vaker in dit tijdschrift aangehaald- beseffen maar al te goed dat de mens zich ook in zijn ziel behaaglijk wil voelen zonder dat het veel moeite mag kosten, en zij proberen daar harde munt uit te slaan. Geestelijk inzicht kan echter niet afgekocht worden, evenmin bestaat er een gemakkelijke weg om tot zo'n inzicht te komen; tot echte geestelijke bewustwording komen kost moeite, doet pijn en doet lijden. Zulk een weg tot bewustwording geeft de antroposofie aan, maar populair is zij niet, want het kost uitermate veel geestelijke energie alleen al om zich door de antroposofische lectuur te worstelen (om niet te spreken van de scholingsweg zelf). Rudolf Steiner heeft zijn geschriften en voordrachten doelbewust moeilijk gemaakt, niet alleen omdat het antroposofisch gedachtengoed onmogelijk op een vulgariserende manier kan weergegeven worden, maar ook om zijn lezers en toehoorders te verplichten om zelf -hoe diepzinniger, hoe beter- na te denken over de antroposofische levensbeschouwingen.

Éen van de antroposofische leerstellingen is de reïncarnatiegedachte, de esoterische wet die stelt dat de mensenziel herhaaldelijk op aarde incarneert, steeds in een ander lichaam van vlees en bloed. Het is waar dat de reïncarnatiegedachte in het esoterisch milieu zeer populair is, men moét er zelfs in geloven, zoniet wordt men niet au sérieux genomen. Wat men heden ten dage echter al niet onder de noemer "esoterie" onderbrengt ! Iedere charlatan of elke schizofreen die een beetje bovenzinnelijke onzin verkoopt noemt zich een esoterist, terwijl esoterie betekent: geheime kennis die alleen voor ingewijden toegankelijk is; en echte ingewijden lopen er zeer, zeer weinig op onze aardbol rond. De meesten die de mond vol hebben van reïncarnatie, nemen deze wet gewoon aan omdat het hun voorgezegd wordt, ze geloven er gewoon aan. Er is echter een groot verschil tussen inzicht en geloof; de beide staan lijnrecht tegenover elkaar, want naarmate men inzicht in iets krijgt, vermindert in dezelfde mate het geloof daaraan. De traditionele christelijke kerk streeft naar vernieuwing, ogenschijnlijk, want eigenlijk giet zij oude regels in nieuwe vormen; fundamenteel blijven de oude steriele dogma's echter gehandhaafd en de gelovige wordt aangemaand om zich daar aan te houden.

Misschien begint nu wel de tijd te komen om een dieper spiritueel inzicht te verkrijgen, want heeft Christus niet gezegd (Joh. 16,12-13): "Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nog niet dragen. Doch wanneer hij komt, de Geest der waarheid, zal hij u wijzen de weg tot de volle waarheid" ?

Hetgeen de mens onder andere nog niet kan dragen is het bestaan van reïncarnatie, en nochtans spreekt Christus zich daar uitdrukkelijk over uit (in Mat. 16, 10-13 waar Hij Johannes de Doper aanwijst als de teruggekomen Elia). Dat een verstokt atheïst de reïncarnatiegedachte verwerpt is niet meer dan normaal; de atheïst is immers consequent in zichzelf: hij is ervan overtuigd dat er niets anders bestaat dan de materie. Maar met dezelfde consequentie kan de antroposoof evengoed het bestaan van reïncarnatie verklaren, en haar zelfs op grond van logische gedachtengangen aantonen (in de volgende Brug zal daar verder op ingegaan worden).

In de mens zijn potentiële grotere zielekrachten beschikbaar dan men doorgaans denkt, en hij kan die tot een hoger niveau ontwikkelen: geloof kan evolueren naar inzicht. En de traditionele christenmens ontbreekt het aan durf om de stap te zetten -niet eens zo'n grote stap- naar het streven naar een dieper spiritueel inzicht.

Zolang de reïncarnatiegedachte niet betrokken wordt in de echte spiritualiteit, namelijk de wereld- en mensheidsevolutie, kan hierover nooit een fundamenteel inzicht verworven worden, dan kan ook nooit de Bijbel begrepen worden, en zeker niet het laatste deel van de Bijbel: de Apocalyps, het boek dat de toekomst van de mensheid openbaart.

Jan Vermeir

Terug naar de inhoudstafel R - U.