Het getal van het Beest - 666

door Jan Vermeir

In de Brug 10 werd een artikel overgenomen uit het tijdschrift "Tournant" (nr. 41). Het betreffend artikel verwijst naar het getal 666 -het getal van het Beest- uit de Apocalyps. De auteur ervan schrijft: "Het getal 666 is voortaan geen mysterie meer. We weten dat het de gigantische computer voorstelt die de grote controleur zal zijn van alle mensen ..."

Weliswaar mag aan die bewering een zekere waarheid toegekend worden, maar zij is slechts een allegorische verklaring van het getal 666, en in wezen wordt het getal zelf er niet mee verklaard.

Het getal 666 wordt in de christelijke voorstelling in verband gebracht met het Laatste Oordeel, wanneer de Christus zal komen om "te oordelen over de levenden en de doden". Dat is ook zo, maar hoe dit oordeel zal geschieden en de tijd waarin dat zal gebeuren, daarover heeft men doorgaans een verkeerd begrip. Men stelde zich letterlijk voor dat tijdens het Laatste Oordeel de doden uit hun graven zullen opstaan, en men heeft altijd gedacht dat de wederkomst van de Messias nakend was. Vele religieuze groeperingen -die zonder overdrijving sekten mogen genoemd worden in de slechte betekenis van het woord- hebben in de loop van de recente geschiedenis het nakende einde der tijden voorspeld, en dikwijls stelden zij dit einde precies vast voor een bepaald jaartal. Zo oefent het jaar 2000 op velen een magische werking uit, want dit is een rond getal: dan zou het Laatste Oordeel komen. Dat jaartal heeft echter geen enkele concrete waarde: het is slechts een rond getal uit het tiendelig getallenstelsel en dat werd ingevoerd om het tellen en rekenen te vergemakkelijken. Daarenboven zal het Laatste Oordeel zich niet voltrekken in een welbepaald jaartal, maar in de loop van een grote tijdspanne. In elk geval is het einde der tijden nog niet gekomen, en daarom zijn de sekten momenteel voorzichtiger in hun uitspraken geworden. Zij beweren nu: het einde is voor zeer binnenkort, voor de nabije toekomst.

Zij steunen zich in die overtuiging vooral op de eeste zinnen uit het Boek der Openbaring: "Openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om aan zijn dienaren te tonen hetgeen binnenkort geschieden moet". Hoewel er in iedere Bijbelvertaling nadrukkelijk vermeld is dat de vertalingen op de grondtekst gebaseerd zijn, toch is die vertaling niet juist. In de oorspronkelijke Griekse tekst staat -en dat kan met zekerheid geverifieerd worden: "Openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om te tonen, in het kort, hetgeen geschieden moet". "om te tonen in het kort, hetgeen geschieden moet " betekent waarlijk gans iets anders dan "om te tonen hetgeen binnenkort geschieden moet".

Zeven is het getal van de tijd, van de evolutie, en in het Boek der Openbaring wordt niet in het tientallig maar in het zeventallig stelsel gerekend. Wie het schema bekijkt, kan vaststellen dat wij ons in de 4de vormfase bevinden, in het 5de tijdvak, en in de 5de cultuurperiode.

Er zijn dus al 3 vormfasen, 4 tijdvakken en 4 cultuurperioden volledig tot voleinding gekomen, en zodoende bevinden wij ons in het getal 344 van de evolutie.

Wanneer 6 vormfasen volledig zullen doorlopen zijn en men op het einde van de 7de is, en wanneer in die vormfase 6 tijdvakken verlopen zijn en men op het einde van de 7de is, en wanneer in dat tijdvak 6 cultuurperioden voorbij zijn en men in de 7de cultuurperiode is, pas dan is het getal 666 volkomen. Het einde der tijden is dus zeker nog niet nabij, het ligt integendeel in een zeer verre toekomst, maar wij moeten ons er wel zeer goed van bewust worden dat die tijd ooit eens zal komen.

"Hier is de wijsheid zelf: wie verstand heeft, zoeke de zin van het getal van het dier, want het is het getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zesenzestig". (Openb. 13:18)

"Het getal van het dier is het getal van een mens": dat is een nogal dubbelzinnige omschrijving, in de Openbaring is er immers sprake van verschillende dieren; hoe moeten wij dit verklaren ?

Om enig inzicht te verkrijgen wat betreft het eerste dier, het dier met de "tien hoorns en de zeven koppen"(Openb. 13:1), moeten wij teruggaan in de geschiedenis tot het begin van de Atlantische tijd, toen de mens nog geen eigen persoonlijkheid had opgenomen. Toen behoorde de mens nog tot een soort dierachtige groepsziel, en in de loop dere tijden moest hij zeven verschillende van zulke groepszielen in zijn wezen opnemen. Dit is gebeurd in de zeven cultuurperioden van Atlantis; in elke cultuurperiode heeft de mens zich toen verbonden met steeds een andere groepsziel. Eén daarvan bvb. lijkt op dat wat de leeuw kenmerkt, het leeuwachtige, alles wat te maken heeft met het moedige, het agressieve element. Iedere groepsziel ligt aan de basis van de vorming van een fysiek orgaan; voor het leeuwachtige is dat het hart.

Die zeven dierachtige groepszielen, die nu a.h.w. in de menselijke aard zijn ingeperst, worden in de occulte taal koppen genoemd, omdat de helderziende, wanneer hij zo'n groepsziel als het leeuwachtige schouwt, de indruk heeft een leeuwekop te zien. En een hoorn is iets eeltachtig, een verdikking. Aangezien uit de krachten van elke groepsziel een fysiek orgaan, een verdichting dus, ontstaan is, worden die organen in occulte zin "hoorns" genoemd. Nu wordt er niet over zeven hoorns, maar over tien hoorns gesproken. Hoe komt de schrijver van de Openbaring daaraan ?

In de vijfde periode van Atlantis begon de mens voor het eerst iets als een Ik-besef gewaar te worden, en toen begon hij ook een onderscheid te maken tussen man en vrouw. Daarom worden de "hoorns" die ontstaan zijn in de 5de, 6de en 7de periode van Atlantis dubbel gerekend: in een mannelijke en in een vrouwelijke vorm. Men heeft dus vier hoorns van de vier eerste perioden, en dan de 3 X 2 = 6 hoorns van de drie laatste periode, hetgeen samen tien geeft. Die koppen en hoorns, die vroeger te rechter tijd ontstaan zijn ten behoeve van de menselijke ontwikkeling, moeten mettertijd echter oplossen. De mens moet het dierachtige uit zijn wezen bannen , en hij kan daarin slechts gelukken indien hij het Christusbeginsel in zich opneemt. Doet hij dat, dan wordt bvb. het hierboven vermelde leeuwachtige element tot edelmoedigheid; in het andere geval ontaardt het in heerszucht. Wanneer de fysieke aarde zal overgegaan zijn in een vergeestelijkte toestand (na het zevende tijdvak), zal de mensheid verdeeld zijn in twee groepen: de ene groep zal uit mensen bestaan die "hun gewaden gewassen hebben en stralend wit gemaakt; zij zullen deel uitmaken van de nieuwe wereld, van het "nieuwe Jeruzalem".

En tot de andere groep zullen zij behoren die de Christus niet nagevolgd hebben en daarom het dierachtige in hun aard niet overwonnen hebben, en zij zullen alle kenmerken vertonen van het dier met de 10 hoorns en de 7 koppen. Dat is het ogenblik waarop het tweede dier gewacht heeft om ten tonele te verschijnen in het wereldgebeuren. Het is het dier met de twee hoornen (Openb. 13:11). Dit wezen dat afkomstig is uit andere wereldperioden is de tegenstander van Christus. Het zal een diepe bevrediging voelen als het kan invloed uitoefenen op wezens die tot het boze geneigd zijn. Het tegendeel van de hoogste liefde is het verschrikkelijkste sadisme. En dat laatste is het kenmerk van het dier met de twee hoorns. Het zal proberen om zoveel mogelijk andere wezens in zijn invloedssfeer te krijgen en hen trachten te verleiden tot de meest boosaardige, sadistische daden, om hen tenslotte mee te sleuren in de afgrond. Want dit dier zal samen met hen die het gevolgd hebben, na afloop van de periode 666, definitief uit de wereldontwikkeling gestoten worden.

Terug naar de inhoudstafel .