Aan de kant van Michaël: antroposofen

In de 19de eeuw begon een grote strijd op geestelijk gebied die nog altijd niet beslecht is: de strijd tussen Michaël en Ahriman om het menselijke bewustzijn, om de menselijke intelligentie. Door de ontwikkeling van de moderne beschaving zijn de mogelijkheden van Ahriman geweldig toegenomen. Michaël kan alleen rekenen op de mensen die zich vanuit een innerlijke drang aan zijn zijde plaatsen door zich open te stellen voor de impulsen van de antroposofie. Dit heeft gevolgen voor het karma, niet alleen van de antroposoof maar ook van de niet-antroposoof in zijn omgeving, en zelfs voor de hiërarchie van de engelen ! Rudolf Steiner in de voordracht van 3 augustus 1924.

[ ... ] "Temidden van dit alles staat tenslotte de antroposofische beweging. Want zij hangt immers samen met deze ganse Michaël-stroming, zoals blijkt uit wat ik tot hiertoe beschreef.

Bekijkt u nu eens, in dit licht, de karmische samenhangen van afzonderlijke persoonlijkheden die vanuit een innerlijke drang in de antroposofische beweging geraken. Vooreerst komen zij uit de wereld, zij staan toch in bepaalde wereldsamenhangen. Welnu, er zijn in de wereld werkelijk al veel gemeenschappen geweest die mensen verenigd hebben, maar nog nooit is de samenvoegende kracht zo specifiek geweest als dewelke die door de michaëlische krachten wordt bewerkstelligd. Daardoor wordt er een bijzondere situatie geschapen voor diegenen die vanuit de wereldsamenhang hun weg naar de Antroposofische Vereniging vinden. Men kan in andere verenigingen geraken, kon daar altijd in geraken: de lotsbestemming wordt er niet al te zeer door beïnvloed. In de Antroposofische Vereniging kan men niet komen, tenminste als deze komst heel eerlijk is en de ziel diep aangrijpt, zonder dat de lotsbestemming wezenlijk en diep beïnvloed wordt. En dat wordt dan zeer bijzonder duidelijk wanneer men de dingen, ik zou zeggen, met het juiste vizier bekijkt.

Neemt u een mens die pas in de Antroposofische Vereniging of antroposofische beweging komt, die voordien ergens op een bepaalde manier samenhing met niet-antroposofen of ook daarna met hen nog blijft samenhangen. Dit verschil tussen hij die erin komt en hij die erbuiten staat of erbuiten blijft is van veel meer betekenis als dat in om 't even welke andere gemeenschap het geval is. Twee soorten van samenhangen zijn er. We leven nu eenmaal, doordat alles wat ik beschreven heb vervuld is, in een tijd van ongelooflijk grote beslissingen, zodat dit naast elkaar staan van antroposofen en niet-antroposofen vandaag iets doorslaggevends is. Ofwel gaat het om de vereffening van oud karma voor diegene die in de Antroposofische Vereniging staat, ofwel gaat het om het vormen van nieuw karma voor diegene die er niet in staat. En dat is een groot onderscheid.

Nemen we aan dat een antroposoof een nauwe band heeft met een niet-antroposoof. Dan kan het dus zijn dat de antroposoof oude karmische banden met de niet-antroposoof moet vereffenen, of het andere kan zich voordoen dat de niet-antroposoof karmische banden voor de toekomst moet smeden met de antroposoof. Tenminste, deze twee situaties zijn de enige -allemaal een beetje verschillend natuurlijk- die ik kon waarnemen. Daarbuiten is er niets, behalve deze twee gevallen is er niets.

Daaruit volgt echter dat het nu werkelijk om een tijd van grote beslissingen gaat: dat ofwel ingewerkt wordt op de niet-antroposofen in de zin dat ze tot de Michaël-gemeenschap komen, ofwel dat er gewerkt wordt om diegenen die niet tot de Michaël-gemeenschap behoren er verre vandaan te houden. Dat is de tijd van de grote tweespalt, de grote crisis, waarvan eigenlijk de heilige boeken van alle tijden spreken en die in de grond bedoeld is voor onze tijd.

Want dat is nu eenmaal het bijzondere van de Michaël-impulsen dat ze bepalend zijn en dat ze precies in onze tijd bepalend zijn. De mensen die in de huidige incarnatie door de antroposofie Michaël-impulsen opnemen, die bereiden daardoor hun ganse wezen voor, -door die Michaël-impulsen op te nemen- zodanig dat dit diep indringt in de krachten die anders alleen door ras- en volksverbanden bepaald worden.

Denkt u eens hoe sterk men kan spreken in de zin van: dat daar is iemand die in een bepaald volksverband staat. Men ziet het hem aan dat hij een Rus, een Fransman, een Engelsman, een Duitser is. Men ziet het de mensen aan en men klasseert de mensen naargelang, men plaatst ze in een vakje als men erover nadenkt wanneer men ze ziet, over waar ze eigenlijk zouden kunnen bijbehoren. Men vindt het beduidend als men aan iemand kan zien of hij een Turk of een Rus is enz.

Bij diegenen die vandaag met werkelijk innerlijke zielekracht, met een hartsimpuls antroposofie opnemen als hun diepste levenskracht, zullen dergelijke verschillen geen zin meer hebben als ze terug op aarde zullen komen.

Men zal zeggen: van waar komt die dan wel ? Die is niet van één volk, niet van één ras, die is a.h.w. boven alle rassen en volkeren uitgegroeid.

Ziet u, ten tijde van de laatste Michaël-heerschappij, in de tijd van Alexander de Grote, ging het erom het Griekse element kosmopolitisch te verspreiden, uit te dragen. Door de tocht van Alexander is toen iets ontzaglijks geschied ter verspreiding van iets gemeenzaams. Maar dat kon nog niet zo diep ingrijpen omdat Michaël nog altijd de kosmische intelligentie beheerde. Nu is de intelligentie op aarde gekomen. Nu wordt zoiets diep ingrijpend, nu grijpt dat ook in in het aardse aspect van de mens. Het geestelijke bereidt zich voor om voor de eerste maal rasvormend te worden. En de tijd zal komen dat men niet meer zal kunnen zeggen: die mens ziet eruit alsof hij daar of daar bijbehoort, dat daar is een Turk, of Arabier, of Engelsman, of Rus of Duitser, maar dan zal men moeten zeggen: die mens heeft in een vroeger leven de drang gevoeld om zich naar het geestelijke in michaëlische zin te richten. Zodat dus rechtstreeks fysiek-scheppend, fysiek-vormend datgene optreedt wat door Michaël beïnvloed is.

Dat is dan echter ook wat zich diep, diep inprent in het karma van de enkeling. Vandaar de lotsbestemming van zij die eerlijke antroposofen zijn: niet echt hun draai kunnen vinden in de wereld en toch de noodzaak om ernstig, in volle ernst de wereld tegemoet te treden.

Ik heb laten verstaan dat de mensen die nu met volle intensiteit actief zijn in de antroposofische beweging, op het einde van de eeuw zullen terugkomen, dat zich dan anderen met hen zullen verenigen, omdat daardoor definitief zal moeten beslist worden over de redding van de aarde, over het redden van de aardebeschaving voor de ondergang. Dat is de missie van de antroposofische beweging die, ik zou zeggen, aan de ene kant het hart zwaar bedrukt, maar van de andere kant het hart verheft en begeestert. Naar deze missie moet uitgekeken worden.
En dan is het zeker noodzakelijk dat men als antroposoof weet dat in deze situatie voor de antroposoof het karma zwaarder te dragen is als voor andere mensen. Vooreerst zijn de mensen die in de Antroposofische Vereniging komen ertoe voorbestemd om het karma zwaarder te beleven als andere mensen. En wil men ontsnappen aan dit zwaarder lot, wil men zijn karma gemakkelijk uitleven, dan wreekt zich dat op een of andere manier. Men moet ook in het karma-beleven kunnen antroposoof zijn; men moet opmerkzaam kunnen kijken naar het karma-beleven om een echte antroposoof te zijn. Het karma gemakkelijk uitleven, de wil om het karma gemakkelijk uit te leven, dat leidt ertoe dat het zich wreekt in een fysisch ziekworden, in fysieke ongevallen enzomeer.

Deze fijnere samenhangen in het leven moet men nu eenmaal in 't oog houden; dan ziet men ook samen met deze intiemere samenhangen vele andere zaken. En het is de beste voorbereiding om werkelijk geestelijk te schouwen, wanneer men op deze intiemere samenhangen in het leven let. Het is niet een juist principe om op een zweverige manier allerlei abnormale visioenachtige toestanden te willen ontwikkelen. Het is integendeel ongemeen belangrijk om zich bezig te houden met wat er intiemer gebeurt in de lotsbeschikkingen die men kan observeren.

Zien wij het dan niet ons karma worden, beste vrienden, dat wij naast mensen leven of geleefd hebben die innerlijk absoluut verhinderd worden om tot de antroposofie te komen, ondanks alles wat wij hen -ik zal niet zeggen tegemoetbrengen, maar- zouden kunnen tegemoetbrengen als ze het maar wilden aannemen ? Dat zien we toch. Dat is iets dat ongetwijfeld bij het grote doorslaggevende van het tegenwoordige leven hoort. En wat zich daar afspeelt zal een karmische betekenis hebben zowel voor wie in de antroposofische beweging komt als voor wie er buiten blijft; het zal buitengewoon beduidend worden.

Want stellen we ons nu voor dat deze mensen zich in een toekomstige incarnatie weer ontmoeten -wat er in een volgende incarnatie gebeurt dat wordt nu reeds in deze incarnatie voorbereid : dan zal deze ontmoeting met mensen waartegenover we nu staan zoals ik hierboven karakteriseerde, van die aard zijn dat het vreemd-zijn dat anders bestaat tussen mensen wezenlijk zal zijn toegenomen. Want Michaël werkt ook tot in fysieke sympathieën en antipathieën. Dit alles speelt zich nu reeds voorbereidend af, het speelt zich voor ieder antroposoof afzonderlijk nu reeds voorbereidend af. Vandaar dat het ongemeen beduidend is voor de antroposoof om juist de karmische verhoudingen in 't oog te houden die zich afspelen tussen hemzelf en niet-antroposofen. Want daar spelen zich namelijk zaken af die reiken tot in het eerstvolgende hiërarchieënrijk.

Want, ziet u, er bestaat een tegenpool voor wat ik geschilderd heb: dat de Michaël-impulsen rasvormend gaan worden, er is daarvan een pendant.

Nemen wij het geval dat het karma beschikt dat een of andere persoonlijkheid op de uitmuntendste wijze aangegrepen wordt door de antroposofische impulsen, met hart en zin, ik zou zeggen, met geest en ziel aangegrepen wordt. Welnu, in dat geval is er iets noodzakelijk dat uitgesproken zonderling, paradox klinkt; maar het is wel noodzakelijk: zijn engel moet iets leren. En dat, ziet u, dat is ontzaglijk veelbetekenend. Het antroposofenlot dat zich afspeelt tussen antroposofen en niet-antroposofen, dat veroorzaakt een golfslag tot in de wereld van de engelen. Dat leidt tot een scheiding van de geesten in de wereld van de engelen. De engel die de antroposoof begeleidt naar zijn volgende incarnaties, die leert om zich nog dieper dan hij dat vroeger kon, in de geestelijke wereld te oriënteren. En de engel die bij de andere hoort die niet tot de antroposofie kon komen, zinkt weg. En het wordt dus eerst aan het lot van de engelen duidelijk hoe de grote scheiding geschiedt. Het is nu zo -en dat, mijn beste vrienden, is iets waarop ik jullie harten zou willen wijzen- dat uit een relatief eendrachtig rijk der engelen een tweedelig rijk ontstaat, een rijk van engelen met een drang naar hogere werelden en één met een drang naar beneden naar lagere werelden. Terwijl zich hier op aarde de vorming van de Michaël-gemeenschap voltrekt, kunnen we boven deze gemeenschap opstijgende engelen en naar beneden gaande engelen waarnemen. Eigenlijk kan men vandaag, als men dieper de wereld beschouwt, voortdurend deze stromingen, die zo iets hartsbeklemmends hebben, observeren." [ ... ]

Terug naar de inhoudstafel I - L.

Terug naar de inhoudstafel M - Q.