Materialistisch denken laat geen juist waarnemen toe

Voor dit artikel kozen wij een voordracht waar Steiner een oproep doet om niet te proberen de nieuwsoortige problemen van onze moderne tijd op te lossen met denkpatronen uit het verleden. Om de gevolgen van het materialistische denken duidelijk te maken begint hij eerst met een feit dat alleen een helderziende kan vaststellen, daarna wijst hij op de intellectuele onmacht niet alleen van de politici maar van gans de bevolking tegenover de gebeurtenissen van 1914. Deze voordracht van 12 juni 1919 blijft actueel in 1995 !
( uit : "GA 193 "Der innere Aspekt des sozialen Rätsels".

[ ... ] "Het is nu ongeveer reeds zeven, acht, tien jaar -het kan paradox klinken, maar het is waar- dat een echte levenskenner kan waarnemen dat de kinderen die nu geboren worden, met een totaal ander gelaat geboren worden dan vroeger. Natuurlijk, men bemerkt het niet, omdat men op zo'n zaken niet let, omdat men tegenwoordig op de belangrijkste zaken hoegenaamd geen acht meer slaat. Maar wie zich voor dergelijke zaken een blik verworven heeft, die weet dat op het gelaat van de vele kinderen die sinds zeven of acht jaar geboren werden, iets zweeft als droefenis, als terughouding tegenover de wereld. Men zou kunnen zeggen dat men het reeds vanaf de eerste dagen, vanaf de eerste weken merkt aan het gezicht van de kinderen: daar is iets anders dan wat er vroeger was. En gaat men dit merkwaardige feit na, dat voor de huidige mens nog paradox klinkt, dan bemerkt men dat de kinderzielen die zich langs geboorte in de wereld zetten, dat ze reeds, door de verwekking en de geboorte mee te maken, iets in zich dragen dat dan hun gezicht bijna vanaf de geboorte een melancholische uitdrukking vertoont, hoewel dat dikwijls misschien verborgen zit achter een glimlachen. Dat was vroeger niet het geval. En in de zielen leeft, volledig onbewust natuurlijk, iets van een stemming van niet-in-het-leven-willen-komen. De zielen die tegenwoordig door de geboorte gaan -zoals gezegd is dat reeds een tiental jaren zo- voelen zoiets als een hindernis en remming om in deze fysieke wereld te komen.

Het is namelijk zo dat de mens, vooraleer hij door verwekking en geboorte in de fysieke wereld komt, een belangrijke belevenis doormaakt in de geestelijke wereld, iets dat dan zijn naglans afwerpt, dat zijn effect heeft op het leven dat gaat komen. De mensen sterven hier op aarde, ze gaan door de poort van de dood, leggen het fysieke lichaam af en brengen hun ziel naar de geestelijke wereld. Deze ziel draagt in zich nog de werking van al wat ze hier in de fysieke wereld doorgemaakt en ervaren heeft. Eens ze door de poort van de dood is gegaan, dan ziet ze er eigenlijk uit als de werking van hetgeen rechtstreeks hier op aarde werd doorgemaakt. De zielen nu die door de poort van de dood gegaan zijn, -dat is nu eenmaal een feit, ik kan het u maar vertellen omdat dergelijke zaken alleen maar door ervaring uit de geestelijke wereld kunnen worden gehaald- dus deze zielen ontmoeten nu de zielen die zich klaarmaken om kortelings in een fysiek lichaam af te dalen. En dat is een belangrijke gebeurtenis, deze ontmoeting tussen zielen die juist door de poort van de dood zijn gegaan, en de zielen die klaar zijn om langs de poort van de geboorte op de wereld te komen. Deze gebeurtenis heeft iets beslissends. In zekere zin vindt dit plaats om de afdalende zielen een soort voorstelling bij te brengen van wat ze hier zullen aantreffen. En aan deze ontmoeting is de impuls te wijten die zo'n eigenaardige melancholie geeft aan de kinderen die tegenwoordig op de wereld komen. Ze willen niet naar zo'n wereld waarvan ze door die ontmoeting al een idee hebben gekregen. Want ze weten hoe in zekere zin hun "geestelijke pluimen" weggeblazen worden door hetgeen op aarde meegemaakt wordt door de in een materialistisch gezindheid en materialistische levensvisie en ook materialistisch handelen ondergedoken mensheid. Dit gebeuren dat natuurlijk alleen geestelijk waarneembaar is, werpt naast andere zaken, een sterk werkende belichting op onze huidige tijd die men alleen kan verstaan vanuit zulke ondergronden, maar dan ook zou moeten verstaan."

Feiten die alleen een helderziende kan waarnemen overtuigen niet vlug de sceptici, dat wist Rudolf Steiner maar al te goed. Daarom wijst hij in het volgende deel ook op zaken die iedereen kan nagaan.

Vóór de eerste wereldoorlog

"Ik ben begonnen met een feit dat vanzelfsprekend alleen door geestelijk schouwen kan worden vastgesteld. Maar andere gebeurtenissen in deze tijd spreken luid en duidelijk tot ons, en die zouden ook zonder helderziendheid onmiddellijk kunnen opvallen voor iedere mens die niet slaperig door het leven gaat. We zien hoe tot groot onheil voor de wereld de oorlogskatastrofe zich heeft uitgebreid tijdens de laatste vier, vijf jaar. We kijken altijd maar weer terug -ik denk dat iedere wakkere ziel dat doet- naar wat uiterlijk zichtbaar tot deze verschrikkelijke mensheidskatastrofe heeft geleid. We bekijken het verloop van die katastrofe en beschouwen tenslotte de gebeurtenissen die zich als gevolg van die katastrofe voordoen in uitgestrekte gebieden van de wereld. Eén ding zou moeten opvallen voor iedere wakkere ziel. Neemt u het merkwaardig feit dat deze oorlogskatastrofe bvb. over Midden-Europa is losgebarsten en dat eigenlijk -zo is het toch- niemand graag wil weten hoe het eigenlijk zover is kunnen komen. De mensen vragen zich af hoe het zover is gekomen, de ene geeft de ander de schuld, maar uiteindelijk, als ze dan menen te hebben doorgrond dat de een of andere in fout was, dan zeggen ze: zo kan het toch niet zijn, daar moet nog iets anders in't spel zijn.

De mensen zeggen: uit deze oorlogskatastrofe is de grote sociale beweging voortgekomen. De mensen -of het nu partijleden zijn of geen partijleden- proberen te verstaan wat er eigenlijk zou moeten gebeuren binnen deze sociale beweging. Maar eigenlijk zijn alle gedachten die de mensen daarover koesteren gedachtenmummies tegenover de gebeurtenissen, het zijn gedachten die niet opgewassen zijn tegen de kracht en het eigenlijk karakter van de gebeurtenissen. En bekijkt men het nog wat preciezer, nu er een ganse rij memoires verschenen zijn van personen die schijnbaar zeer direct betrokken waren bij het ontstaan van die wereldkatastrofe, dan moet men zich naar aanleiding van wat deze mensen schrijven, de vraag stellen: stonden zij werkelijk midden in de gebeurtenissen, vier of vijf jaar geleden ? Wisten ze eigenlijk wel wat ze deden ? Hadden ze een vermoeden van de draagwijdte van wat hun verstand uitbroedde ? Altijd meer zouden die mensen vandaag moeten toegeven wat de Russische minister Soechomlinov voor het gerecht toegaf: in verband met de drie à vier uren waar het op aan kwam, dat hij zijn belangrijkste beslissingen nam, zei hij: daar moet ik mijn verstand niet meer gehad hebben, ik moet toen wel krankzinnig geweest zijn !

Dergelijke voorvallen hebben een diepe betekenis. En ze wijzen erop dat er een geestesverwarring door de kringen van de betrokkenen gewaard heeft."

We reconstrueren even het uitbreken van de eerste wereldoorlog:
Na de moord op aartshertog Fans Ferdinand te Sarajewo stelt Oostenrijk Servië verantwoordelijk en verklaart op 28 juli de oorlog aan Servië.
Rusland twijfelt tussen oorlog en vrede, kondigt algemene mobilisatie af, maar de tsaar zendt een particulier telegram aan de Duise keizer om dit niet als een oorlogsdreiging te beschouwen. De Duitsers doen dit wel, ze voelen zich ingesloten door twee machtige vijanden.
1 augustus: Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland,
Frankrijk mobiliseert.
Engeland verzoekt Duitsland om de Belgische neutraliteit te respecteren.
3 augustus: Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk.
4 augustus: Duitsland verklaart de oorlog aan België, omdat het niet over zijn grondgebied mag passeren.
Engeland verklaart de oorlog aan Duitsland.
5 augustus: Montenegro verklaart de oorlog aan Oostenrijk.
6 augustus: Oostenrijk verklaart de oorlog aan Rusland,
Servië verklaart de oorlog aan Duitsland
12 augustus: Frankrijk verklaart de oorlog aan Oostenrijk,
Engeland verklaart de oorlog aan Oostenrijk.
23 augustus: Japan verklaart de oorlog aan Duitsland.
25 augustus: Japan verklaart de oorlog aan Oostenrijk.
28 augustus: Oostenrijk verklaart de oorlog aan België.

En zo ging het maar verder ! De bal was aan het rollen en niemand kon hem stoppen.

"En wie nu werkelijk het instrument heeft om een blik te werpen in het vreselijke van de huidige wereldgebeurtenissen, die moet besluiten -en die conclusie zullen de mensen meer en meer trekken-: moreel gezien zijn er niet zo'n grote blunders gemaakt, maar des te meer intellectueel, door het onvermogen om de wereldgebeurtenissen te doorgronden. En vandaag de dag is het niet anders. Hoe hulpeloos staat in de grond de grote meerderheid van de mensen tegenover de overweldigende wereldgebeurtenissen. Hier zou men in alle ernst de vraag moeten stellen: wat ligt daar eigenlijk aan de basis ?

Wat daar aan de basis ligt is iets dat voor onze tijd, doordrongen als hij is van een materialistische gezindheid, buitengewoon moeilijk te begrijpen valt: dat precies sedert het wereldhistorisch tijdstip waarop de materialistische wereldvisie haar hoogtepunt beleefde, in waarheid de sterkste geestelijke kracht die ooit vanuit de geestelijke wereld in het mensenleven wil treden, precies nu wil intreden in dat mensenleven. Dat is het karakteristieke van onze tijd. De geest, de geestelijke wereld wil zich sedert het begin van het laatste derde van de negentiende eeuw met alle macht aan de mensen openbaren. [ ... ]

En zo staan we vandaag op dat oneindig belangrijk keerpunt in de ontwikkeling van de mensheid, waar aan de ene kant als een storm de geestelijke wereld zich wil openbaren, en waar aan de andere kant de mens de kracht moet vinden om zich vanuit de cocon van het materiële op te werken tot het opnemen van geestesopenbaringen. De mensheid staat vandaag voor de zwaarste krachtproef, de krachtproef om zich uit vrije wil op te werken tot de geest, die helemaal vanzelf de mens tegemoet komt, als de mens er zich tenminste niet voor afsluit. Maar de tijd is voorbij dat de geest zich kon openbaren aan de mens in allerlei onderbewuste en onbewuste processen. De tijd is gekomen dat de mens het geesteslicht moet ontvangen door een vrije innerlijk daad. En alle verwarring en alle onklaarheid waarin de mensen tegenwoordig leven komt doordat de mensen iets moeten aanvaarden wat ze eigenlijk nog niet willen aanvaarden: een totaal nieuw begrijpen der dingen.

Het oude denken, de oude manier om de wereldgebeurtenissen te overzien is doodgebloed in deze vreselijke, schrikwekkende wereldoorlog, en de oneindig veelbetekenende stormseinen van deze oorlogskatastrofe wijzen alleen maar op de aansporing: probeer anders te denken, probeer een nieuwe manier uit om de wereld te bekijken, want de oude manier zal altijd maar tot chaos en verwarring leiden. Dat moet eindelijk ingezien worden: de leidende persoonlijkheden van 1914 waren op een punt gekomen waar met het oude begrijpen niets meer aan te vangen was. Daardoor leidden zij de mensheid naar het ongeluk. Dit feit moet de huidige mens zich diep in zijn ziel schrijven, anders zal hij niet het sterke, het krachtige besluit nemen om werkelijk uit vrije innerlijkheid de geest en zijn leven tegemoet te treden. Dat is nu het jammerlijke precies in onze directe omgeving, dat we zien dat overal zich dingen openbaren die met de traditionele wereldbeschouwingen en levensvisies te verstaan zijn. Maar de mensen klampen zich vast aan die oude wereldbeschouwingen en levensvisies en willen er niet toe komen om op een nieuwe manier de zaken te bekijken. De antroposofische wereldbeschouwing wou de mensheid voorbereiden om te komen tot die nieuwe manieren om de wereld te bekijken. In de grond had ze eigenlijk geen andere werkelijke tegenstander, de antroposofische wereldbeschouwing, dan enkel maar de gemakzucht, de traagheid van de innerlijke mens, die zich er niet kan toe brengen om de diepste krachten van zijn ziel aan te bieden aan de geestesstroom die nu juist in onze tijd zo machtig doorbreekt." [ ... ]

Reeds in de voordracht van 9 maart 1919 in Zürich had Rudolf Steiner het over het volslagen gebrek aan realiteitszin bij de leidende politici. Door vast te houden aan oude traditionele denkwijzen, door geen nieuw geestelijk element in hun denken op te nemen, lieten ze het sociale organisme verkommeren.

[ ... ] "Wie vanuit een geesteswetenschappelijk uitgangspunt vertrekt, vindt het altijd meer en meer vanzelfsprekend om te streven naar een gezond sociaal organisme dat in drie geledingen is opgedeeld, omdat deze drie geledingen op hun eigen manier een verband hebben met de bovenzinnelijke werkelijkheid, die zoals gezegd, pas samen met de zintuiglijke wereld de ware werkelijkheid vormt.

Maar van een dergelijke samenhang in het uiterlijke fysieke bestaan, zoals zich dat voordoet in geestelijk cultuurleven, in staatsleven, in economisch leven, daar heeft de mensheid de laatste eeuwen niet meer gesproken. Ze bleef maar verder spinnen aan de oude tradities die evenwel onbegrepen bleven. Ze heeft het verleerd om langs een rechtstreeks actief zieleleven de weg naar het geestesland te gaan, om in het geestesland het licht te zoeken dat de fysieke werkelijkheid kan belichten, zodanig dat men deze fysieke werkelijkheid op de juiste manier leert kennen. De leidende kringen van de mensheid, die hebben de toon aangegeven voor dit leven zonder geest. Daardoor is die diepe kloof tussen de mensenklassen ontstaan die vandaag op de ondergrond van alle leven moet gezocht worden, die werkelijk niet mag verslapen worden.

Misschien mag ik er altijd maar weer aan herinneren hoe de mensen vóór juli en augustus 1914, voorzover ze deel uitmaakten van de leidende, de tot dan toe leidende klasse, datgene geprezen hebben waartoe onze beschaving zoals zij dat noemden het eindelijk had gebracht. Ze wezen erop hoe door telegraaf en telefoon een gedachte pijlsnel lange afstanden kan afleggen, hoe andere fabelachtige uitvindingen van de nieuwere techniek het cultuur- en beschavingsleven zo hebben vooruitgebracht. Maar dit cultuur-, dit beschavingsleven, dat rustte nu juist op de ondergrond die ook de tegenwoordige verschrikkelijke katastrofe veroorzaakte.

Vóór juli en augustus 1914 verzekerden de Europese staatsmannen, vooral die van de Middeneuropese staten, ontelbare keren -men kan dat zwart op wit aantonen : zoals de verhoudingen nu liggen is de vrede in Europa voor lange tijd veilig gesteld. Letterlijk met zo'n uitdrukkingen hebben vooral de staatsmannen van Midden-Europa tot hun partijen gesproken. Ik zou u nog zulke redevoeringen van in mei 1914 kunnen tonen waarin gezegd werd: zoals de verhoudingen tussen de staten onderling door onze diplomatieke betrekkingen nu geregeld zijn, is het mogelijk om aan een langdurige vrede te geloven. En dat in mei 1914 !!

Maar wie de verhoudingen toentertijd doorzag moest nu eenmaal anders spreken. Ik heb toen in de voordrachten in Wenen, vóór de oorlog, uitgesproken wat ik de laatste jaren vaker herhaald heb : we leven in iets dat men alleen maar een menselijk sociaal kankergezwel kan noemen, een kanker van de maatschappelijke orde. Deze kanker, dit gezwel is opengebarsten en is dan geworden wat men een wereldoorlog noemt.

Toen was de uitspraak "we leven in een kanker, we leven in een sociaal gezwel", een manier van spreken, een frase, omdat de wereldoorlog pas daarna kwam. Want de mensen vermoedden niet dat ze op een vulkaan dansten. Voor velen is het vandaag terug zo, wanneer men wijst op de andere vulkaan, die er waarachtig ook een is, een die gevormd wordt door wat men sinds lang de sociale vraag noemt. Omdat de mensen zo graag slapen tegenover de werkelijkheid, komen ze er niet op om in deze werkelijkheid de ware krachten die deze werkelijkheid zelf tot een echte realiteit maken, in te zien." [ ... ]

Hiermee maakte Rudolf Steiner al een eerste toespeling op een nakende tweede wereldoorlog. In de volgende voordracht wordt hij explicieter.

Terug naar de inhoudstafel E - H.

Terug naar de inhoudstafel M - Q.

Terug naar de inhoudstafel V - Z.