Mikrokosmos en makrokosmos

Behalve een fysiek lichaam bestaat de mens ook uit een etherlichaam, een astraallichaam en een Ik, zijn zgz. wezensdelen. Alleen het eerste is tastbaar, materieel, de overige zijn onzichtbaar en dragers van de menselijke ziels- en geesteseigenschappen. Men moet niet denken dat ze daarom hoger te schatten zijn dan het fysieke lichaam, integendeel, het fysieke lichaam is het meest perfecte van de menselijke wezensdelen, want het heeft de langste ontwikkeling achter de rug. Die ontwikkeling begon reeds in een evolutiestadium van de aarde dat we Saturnus noemen (de planeet met dezelfde naam die we heden ten dage aan de hemel zien is een herinnering aan dat stadium). Rudolf Steiner gaat uitgebreid in op deze evolutie, o.m. in "De wetenschap van de geheimen van de ziel".

Nog meer in detail gaat hij in GA 110 :"Geistige Hierarchien und ihre Widerspiegelung in der physischen Welt". Daar heeft hij het ook over het verband tussen de dierenriem en het menselijk lichaam: het menselijk lichaam weerspiegelt de omringende kosmos, we kunnen de mens een mikrokosmos noemen waarin de geheimen van de makrokosmos verborgen zijn. Achter wat we aan de hemel zien als een teken van de dierenriem is een geestelijke macht werkzaam. Deze geestelijke machten, wezens uit de hiërarchieën, werken elk in op een ander aspect van de ontwikkeling van mens en aarde. In astrologische handboeken vindt men voor ieder sterreteken één of enkele organen aangegeven, maar het waarom van dit verband, daar heeft men het raden naar. Daarom dit uittreksel.

We vertaalden een deel van de achtste voordracht, een soort conclusie. De uiteenzettingen die eraan vooraf gaan zijn eerder gecompliceerd en daardoor niet samen te vatten, de liefhebber moet ze zelf maar nalezen.
Nogmaals: met Saturnus wordt een vroeger stadium van onze aarde bedoeld.

[...] "Van wat we vandaag het fysieke lichaam noemen werd de eerste kiem gevormd tijdens de vroegste vorming van Saturnus. Het fysieke lichaam was toen nog niet doortrokken van een etherlichaam, noch van een astraallichaam, maar kreeg toch reeds mee wat later, na vele omvormingen de drager van de huidige mensenwezenheid zou worden. Zeer traag en geleidelijk werd de kiem van het menselijk fysiek lichaam gelegd tijdens de oude Saturnusontwikkeling, en doordat de oude Saturnus zelf gevormd werd, wentelend langs de afzonderlijke tekens van de dierenriem, ontstond telkens de kiem van een ander deel van dat lichaam.

Toen Saturnus in het teken van de Leeuw stond, werd de kiem van het hart gevormd. De aanleg van de ribbenkast: in het teken van de Kreeft. Het plan voor een symmetrische bouw, zodat de mens er langs twee kanten gelijk uitziet, ontstond in het teken van de Tweelingen. En zo kunnen we stuk voor stuk het mensenlichaam nagaan. Kijken we naar dat deel van de dierenriem waar de Ram staat, dan kunnen we zeggen: toen de oude Saturnus op die plaats stond werd het bovendeel van ons hoofd aangelegd. De kiem van ons spraakorgaan kregen we mee toen Saturnus in Stier stond. En als u zich de mens aldus opgedeeld voorstelt, dan kunt u buiten in de dierenriem de scheppende krachten zien die instaan voor de leden van de mens.

In de oude mysteriën heeft men dat voorgesteld zoals hier op het plafond van de zaal. We bevinden ons toevallig, zoals men zegt -toeval bestaat echter niet- in een zaal die met een dierenriem versierd is. Men beeldde de dierenriem vroeger niet af, uiteengelegd in de verschillende dierfiguren, maar men tekende in de betreffende regionen het overeenkomstige deel van het menselijk lichaam: het hoofd in Ram, het strottenhoofd in Stier; dat wat het best de symmetrie uitdrukt, de armen, in Tweelingen; de ribbenkast in Kreeft, het hart in Leeuw; en zo ging men verder tot de onderbenen in Waterman en de voeten in Vissen. Denkt u zich dus zo'n dierenriem als mens in de kosmos getekend, dan hebt u wat uit de kosmos, d.i. uit de betreffende krachten van de hiërarchieën van Thronen, Serafijnen en Cherubijnen de oorspronkelijke aanleg geschapen heeft voor het menselijke fysieke lichaam. Dat is de grote kosmische mens, de mens die door alle wereldsagen en wereldmythen gaat, en waaruit de afzonderlijke mens gevormd werd in de meest verschillende gestalten. Denkt u aan de reus Ymir die uitgebreid is in de grote kosmos, want de mikrokosmische mens wordt gevormd uit de reus. U vindt hem overal, de grote makrokosmische mens, die daar schepper is, die daarbuiten alles bevat wat de mens in zijn binnenste heeft. Want aan de basis van zulke voorstellingen ligt een diepe waarheid, een waarheid die naargelang het helderziend vermogen van de verschillende volkeren min of meer gebroken tevoorschijn treedt. Ze treedt ook tevoorschijn in de wijsheid die in het Oude Testament uitgedrukt wordt. Ze treedt tevoorschijn in de wijsheid die als Oudhebreeuwse geheime leer steunt op de geheime leer die aan de basis ligt van het Oude Testament: in Adam Kadmon van de Kabbala. De makrokosmosche mens is geen andere dan de mens die we hierjuist in de kosmos getekend hebben. we moeten er ons slechts op de juiste manier een voorstelling van maken.

De leer van de makrokosmische mens zoals we die hier nu ontvouwd hebben, is een leer die inderdaad de diepste wereldgeheimen bevat, een leer die beetje bij beetje in de algemene mensencultuur zal instromen. Men is er vandaag nog ver van verwijderd om deze leer te verstaan, want indien iemand die maar een gewone geleerde is, deze voordrachten beluisterd zou hebben, dan zou hij het publiek waarschijnlijk voor iets anders gehouden hebben dan voor snuggere mensen. Men is er tegenwoordig zeer ver van verwijderd, van het begrijpen van zulke zaken. Maar we staan aan het beginpunt van een tijd waar de feiten die niet in overeenstemming te brengen zijn met de theorie-fantasieën van de huidige wetenschap de mensen ertoe zullen aanzetten om de weg te zoeken naar de grote waarheden van de wereldwijsheid.

En men zal nooit achter het geheim van bvb. het conceptiegebeuren komen, waarover de mensen nu zo kinderlijk speculeren, vooraleer men niet kan vruchtbaar maken de leer van de makrokosmische mens. Precies datgene wat zich als een reëel mysterie afspeelt en wat zich als een echt mysterie onttrekt aan instrumenten en werktuigen, dat zal zijn verklaring krijgen als om zo te zeggen het kleinste punt van het onderzoek. Want hoe klein is niet de cel waarin zich de bevruchting voltrekt, vergeleken met de kosmos ! Maar enkel en alleen de geheimen van de grote kosmos zullen openbaar maken wat in de kleinste cel gebeurt. Niets anders kan de geheimen van dit gebeuren in de cel verklaren. In verband met het probleem van de bevruchting zijn de onderzoeken van de uiterlijke wetenschap niet zinloos, ze hebben een bepaalde verdienste. Ze zijn echter allemaal kinderspel, vergeleken met het grote mysterie dat bestaat en alleen kan ontraadseld worden als men zal inzien dat de antwoorden over hetgeen in een punt ligt, op de omtrek moet worden gezocht. Daarom zei de oude mysterieleraar : wilt ge het punt begrijpen, onderzoek de omtrek, want die bevat de oplossing. Dat is het waarop het aankomt: dat men het punt slechts begrijpen kan als men de omtrek begrepen heeft."[...]



Terug naar de inhoudstafel.