De engel in het leven van de mens

Het is nog niet zo lang geleden dat in onze streken het begrip "engelbewaarder" een volkomen vanzelfsprekend gegeven was. Het werd de kinderen bijgebracht door volwassenen die daar zelf in geloofden. Intussen is ieder gevoel voor een geestelijke grondslag van de wereld zo verkommerd dat engelen samen met de kabouters afgedaan worden als voortbrengselen van een achterlijke volksfantasie.

Dat het bestaan van deze wezens een verklaring zou kunnen zijn voor sommige gebeurtenissen in het persoonlijk leven, wordt beschouwd als een bijgeloof, de moderne mens onwaardig.
Nochtans nemen kinderen met de grootste ernst verklaringen aan over de mens en de wereld, waarin engelen en andere onzichtbare wezens een rol spelen. Probeert men hen het waarom van een zaak duidelijk te maken aan de hand van een wetenschappelijke theorie, aangepast aan hun niveau, dan knikken ze in het beste geval instemmend, waarbij men echter onmiddellijk bemerkt dat de zin van deze uitleg hen totaal ontgaat. Men zou kunnen tegenwerpen: het zijn dan ook kinderen ...
Daarom is de volgende passage uit het leven van Richard Wagner zo interessant. Van een kunstenaar van zijn formaat moet men wel aannemen dat hij een fijn gevoel heeft voor wat in de wereld en in het leven van de mens werkzaam is. De ontmoeting met de engel waarover sprake was in het vorige artikel, heeft ook hij meegemaakt, eveneens op een ogenblik waar zijn verdere levensloop op het spel stond. Hij verhaalt hoe er als scholier niets met hem aan te vangen was, en toen hij student werd, geraakte hij al helemaal aan lager wal, tot groot verdriet van zijn moeder en zussen. Op de eerste algemene studentenbijeenkomst die hij bijwoonde kreeg de speelzucht hem te pakken:

[...] "Aanvankelijk begon ik te spelen omdat ik mijn bijdragegeld hoopte te betalen met de winst: dit lukte, en toen begeesterde mij het vooruitzicht alle schulden die ik tot nu toe gemaakt had, op dezelfde manier door speelwinst te kunnen afbetalen. Juist zoals ik gehoopt had heel vlug te leren componeren dankzij Logiers methode en dit door onvoorziene moeilijkheden veel langer bleek te duren, net zo verging het mij met het plan mijn financiële toestand eens vlug in orde te brengen: het winnen ging niet al te snel en drie maand lang was ik zo bezeten door de speelzucht, dat daardoor alle andere passies hun macht over mij verloren. Noch op de worstelvloer, noch in 't café, nach op de duelleerplaats was ik nog te zien. Overdag bedacht ik in mijn beklagenswaardige toestand alle mogelijke manieren om aan het geld te geraken dat ik in de loop van de avond en de nacht verspeelde. Tevergeefs probeerde mijn moeder - die geen idee had van mijn onwaardige ontsporingen- met alle zwakke middelen die zij had, mij van mijn nachtelijk uitzitten te weerhouden : wanneer ik 's namiddags het huis verlaten had, kwam ik nooit weer thuis tenzij bij het krieken van de volgende dag; ik moest dan nog over de poort klimmen waarvan ik geen sleutel kreeg, om tot in mijn kamer te geraken.

De vertwijfeling over het ongeluk in het spel dreef de speelzucht tot waanzin: ik werd ongevoelig voor alles wat mij vroeger zo aantrekkelijk scheen aan het studentenleven, toonde een zinloze onverschilligheid tegenover mijn vroegere kameraden, verdween uit hun leven en begaf mij in de enge speelholen van Leipzig in gezelschap van de meest uitgelezen liederlijke studenten. Ik verdroeg met totale stompzin zelfs de verachting van mijn zuster Rosalie, die samen met mijn moeder de onbegrijpelijke jonge woesteling, die bleek en ontstemd zich zelden vertoonde, nauwelijks een blik waardig keurde.

In mijn groeiende vertwijfeling greep ik eindelijk naar het middel om, door een koene behandeling van het geluk dat mij zo vijandig gezind was, een verbetering te forceren. Ik was de mening toegedaan dat ik slechts winst kon maken door grotere sommen in te zetten, en een relatief grote som geld die mij toevetrouwd was -het pensioen van mijn moeder dat ik moest afhalen- gebruikte ik voor dit doel.

In die bewuste nacht verloor ik alles op een enkele daalder na: de opwinding die zich van mij meester maakte toen ik ook die op één kaart zette, was in mijn jonge leven, nadat ik al zoveel meegemaakt had, toch volledig nieuw: zonder dat ik ook maar iets gegeten had, moest ik mij verschillende keren van de speeltafel verwijderen om over te geven.

Met deze laatste daalder speelde ik mijn leven uit, want van een terugkeer naar mijn familie kon geen sprake zijn. Ik zag mijzelf reeds in de morgenschemering als een verloren zoon over de velden en door de bossen dwalen op weg naar nergens. Deze vertwijfelde stemming bleef duren met zo'n energie dat ik, toen mijn kaart won, de opbrengst opnieuw volledig inzette, en dit deed ik enkele keren na elkaar tot werkelijk de winst enigszins aanzienlijk geworden was. Nu won ik voortdurend. Ik kreeg zo'n vertrouwen dat ik de stoutmoedigste zetten deed: want opeens werd het mij klaar dat ik vandaag voor de laatste maal speelde. Mijn geluk was zo opvallend dat de bankhouder besloot om te sluiten. En werkelijk had ik in die nacht niet alleen alles teruggewonnen wat ik tot dan toe verloren was, maar daarbij nog het bedrag van al mijn overige schulden.

De warmte die ik tijdens gans dit gebeuren in mij voelde opwellen had iets gewijd. Naarmate mijn geluk toenam voelde ik duidelijk alsof God of zijn engel naast mij stond en mij zijn waarschuwing en troost toefluisterde. Nog eenmaal moest ik in de vroege morgen over de poort tot in mijn woning geraken. Daar viel ik in een diepe en krachtige slaap, waaruit ik laat, gesterkt, als herboren ontwaakte. Geen schaamgevoel weerhield mij ervan om mijn moeder, die ik haar geld teruggaf, te vertellen over deze beslissende nacht en haar mijn misbruik van haar geld op te biechten. Zij vouwde de handen en dankte God voor de genade die hij mij bewezen had, verzekerde mij dat ze mij voor gered hield en dat ik in de toekomst onmogelijk nog in dezelfde ondeugden zou kunnen vervallen.

En werkelijk had ook hiermee iedere verlokking voor altijd haar macht over mij verloren. Dezelfde wereld waarin ik mij zo tomeloos begeven had, scheen mij opeens het alleronbegrijpelijkste en onaantrekkelijkste te zijn: de speelzucht had mij reeds tegenover alle andere studentenbeuzelarijen volkomen onverschillig gemaakt; nu ik ook bevrijd was van deze passie stond ik opeens tegenover een volledig nieuwe wereld. Tot deze wereld ging ik behoren door een ijver voor muziekstudie die mij tot nu toe onbekend was en die een nieuwe fase in mijn leven inleidde: die van de waarachtige ernst voor de studie." [...]